INLIA
Van de Raad van State mogen kinderen toch weer langer in de cel
(04-11-11)
Kind_achter_tralies_met_ballon-thumb
De Raad van State heeft op 6 oktober 2011 uitgesproken dat `in het
belang van een effectieve grensbewaking' een gezin met drie
minderjarige kinderen langer dan twee weken in bewaring mag worden
genomen. Het gaat om een gezin dat aan de Nederlandse grens te kennen
heeft gegeven asiel te willen aanvragen, en waarvan de aanvraag dus nog
behandeld moet worden.
De Raad van State geeft aan dat het beleid zoals vermeld in de
Vreemdelingencirculaire in de paragraaf A6/1.6 en A6/2.7 van toepassing
is, en dat hierin rekening gehouden is met de bijzondere positie van
minderjarige kinderen enerzijds en het belang van grensbewaking
anderzijds. De Raad overweegt dat "het beleid van de minister om aan
aan asielzoekers aan wie de toegang is geweigerd in beginsel een
vrijheidsontnemende maatregel op te leggen, niet onredelijk (is)." en
"het beleid om ook aan een gezin met minderjarige kinderen een
dergelijke maatregel op te leggen (...) is dat evenmin".
Om deze reden mag de Dienst Terugkeer & Vertrek betrokkenen tot twee
weken nadat er uitspraak is gedaan op het beroep in de asielprocedure,
in bewaring houden. Dit betekent dat gezinnen met minderjarige kinderen
in dit soort gevallen tot bijna twee maand lang mogen worden
opgesloten!
Ten aanzien van gezinnen met minderjarige kinderen die uitgeprocedeerd
zijn en op korte termijn uitzetbaar zijn, hanteert de DT&V de lijn dat
één ouder in bewaring wordt genomen, en de andere ouder met de
minderjarige kinderen in bijvoorbeeld de Vrijheidsbeperkende Locatie
(VBL) in Ter Apel of Vught worden opgevangen. Dit om te voorkomen dat
minderjarige kinderen onnodige schade oplopen als gevolg van een
verblijf in bewaring.
Het is volstrekt onduidelijk waarom de DT&V deze lijn niet zou kunnen
hanteren voor gezinnen met minderjarige kinderen die aan de grens asiel
aanvragen, en waarvan de asielaanvraag nog moet worden behandeld.
Indien ook in dergelijke gevallen slechts één ouder in bewaring genomen
wordt en de andere familieleden opvang krijgen in een VBL, bestaat er
namelijk ook een minimaal gevaar dat de andere familieleden zullen gaan
onderduiken, en wordt onnodige schade voor de kinderen voorkomen.
Het lijkt er in dit geval sterk op dat met twee maten wordt gemeten en
er een kunstmatig onderscheid wordt gemaakt tussen detentie aan het
begin en aan het eind van de procedure, alsof er niet in beide gevallen
sprake is van minderjarige vreemdelingkinderen, die zowel volgens het
Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind als de EU
definitierichtlijn als kwetsbare personen recht hebben op bijzondere
aandacht en bescherming.
Meer informatie:
De volledige tekst van de uitspraak van de Raad van State, d.d. 6
oktober 2011.