Rechtbank 's-Hertogenbosch
Eindhoven handelde onrechtmatig met gebiedsverbod
's-Hertogenbosch , 2-11-2011
De gemeente Eindhoven heeft onrechtmatig gehandeld tegen een
veroordeelde Eindhovense zedendelinquent door hem een gebiedsverbod op
te leggen. De gemeente hoeft de man echter geen schadevergoeding te
betalen, aldus de rechtbank 's-Hertogenbosch.
De zedendelinquent werd veroordeeld tot 36 maanden celstraf waarvan 9
maanden voorwaardelijk. Op 20 september 2009 kwam de man vrij. Omdat de
straf nog niet onherroepelijk was (de man was in cassatie gegaan bij de
Hoge Raad) kon nog niet worden begonnen met het verplichte
reclasseringstoezicht. De burgemeester van Eindhoven vaardigde daarom
tegen de man een verbod uit om zich te begeven in de gemeente
Eindhoven. De rechtbank 's-Hertogenbosch heeft dat gebiedsverbod op 27
oktober 2009 voorlopig geschorst. Op 5 augustus 2010 oordeelde de
Bossche rechtbank dat het gebiedsverbod definitief van tafel moest. Het
verbod ging volgens de bestuursrechter te ver omdat het gold voor de
hele gemeente en voor onbepaalde tijd.
De rechtbank oordeelt nu in een civiele zaak dat de gemeente Eindhoven
door het geven van dat gebiedsverbod onrechtmatig heeft gehandeld tegen
de zedendelinquent. De zedendelinquent eiste een schadevergoeding van
twintigduizend euro voor alle extra kosten die hij heeft moeten maken
door het gebiedsverbod, zoals huisvesting en reiskosten. Volgens de
rechtbank is die schade echter niet het gevolg van het gebiedsverbod.
Als er al schade is, is die ontstaan doordat de man geen huis had. De
gemeente Eindhoven was echter niet verplicht om voor een woning te
zorgen. Dat die plicht wel zou bestaan en dat de gemeente in die plicht
tekort is geschoten, is niet aan de eis ten grondslag gelegd. Om die
reden wijst de rechtbank het verzoek om materiële schadevergoeding af.
Ook eiste de man een immateriële schadevergoeding (smartengeld) van
tweehonderdduizend euro. De man stelt dat hij emotioneel geschaad is
door alle publiciteit rond zijn persoon. Volgens de rechtbank zou de
man inderdaad niet aan deze mate van media-aandacht zijn blootgesteld
zonder het gebiedsverbod. De rechtbank oordeelt echter dat de
media-aandacht en de gestelde schade in een te ver verwijderd verband
staan van het gebiedsverbod. Dat media-aandacht een persoon aantast, is
geen voorzienbaar gevolg van een (te ver gaande) inperking van de
bewegingsvrijheid, zo stelt de rechter. De schade die de man heeft
geleden kan dus niet aan de gemeente worden toegerekend.
Uitspraken: BU2968
Zie het origineel