Rijksoverheid
1
a
1 november 2011
Kamervragen van het lid Marcouch (PvdA) over het dreigende ontslag
van een homoseksuele leraar
Hierbij zend ik u, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties, de antwoorden op de vragen van het lid Marcouch van uw
Kamer inzake het dreigende ontslag van een homoseksuele docent op een
vrijgemaakt gereformeerde school.
De vragen werden mij toegezonden bij uw bovenaangehaalde brief met
kenmerk 2011Z19023.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart
Antwoorden op de schriftelijke vragen van het Kamerlid Marcouch van
de Tweede Kamer der Staten-Generaal aan de minister van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap (ingezonden d.d. 30 september
2011 kenmerk 2011Z19023)
1. Vraag: Bent u bekend met het bericht over het dreigende ontslag van een
homoseksuele docent op een gereformeerde school?
Antwoord:
Ja.
2. Vraag: Is het waar dat deze docent geschorst is en ontslagen dreigt te worden
vanwege zijn relatie met iemand van hetzelfde geslacht? Zo ja, wat is uw mening
daarover? Zo nee, wat is er dan niet waar?
Antwoord:
Het is waar dat deze leerkracht door het schoolbestuur is geschorst. Voor het
overige kan ik hierover geen uitspraken doen omdat dit aan de rechter is.
3. Vraag: Deelt u de mening dat mensen homoseksueel mogen 'zijn' en mogen
'doen'? Zo ja, hoe legt u dit uitgangspunt uit ten aanzien van de schorsing en het
dreigende ontslag van een homodocent op een gereformeerde school?
Antwoord:
Ja, die mening deel ik. Wat betreft uw tweede vraag merk ik op dat ik hierover
geen uitspraak kan doen, aangezien het aan de rechter is om te oordelen over het
besluit tot schorsing.
4. Vraag: Is het voor u ook niet een doorn in het oog dat bijzondere scholen
homoseksuelen mogen weigeren of ontslaan, terwijl iedereen gelijk behandeld
dient te worden krachtens artikel 1 van de Grondwet? Zo ja, waarom? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord:
Er is sprake van een hardnekkig misverstand aangezien noch op een openbare
school noch op een bijzondere school leraren of ander personeel geweerd of
ontslagen mogen worden vanwege homoseksuele geaardheid of een
homoseksuele relatie. Artikel 1 van de Grondwet is onder andere uitgewerkt in de
Algemene wet gelijke behandeling (Awgb). De in artikel 5, tweede lid, onder c,
van de Awgb opgenomen uitzondering laat niet toe dat onderscheid wordt
gemaakt op grond van het 'enkele feit' van homoseksueel zijn. Daaronder valt
ook het hebben van een homoseksuele relatie en het samenwonen met iemand
van hetzelfde geslacht.
5. Vraag: Deelt u de mening dat van het ontslaan van een homodocent vanwege
zijn homoseksuele geaardheid en relatie ook een verkeerd signaal uitgaat voor
leerlingen die nog uit de kast moeten komen? Zo ja, welke conclusie trekt u
hieruit? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Ik ben van mening dat op elke school in Nederland leerlingen uit de kast moeten
kunnen komen en zichzelf moeten kunnen zijn. Daarbij wil ik nogmaals
benadrukken dat het ingevolge de Awgb niet is toegestaan aan scholen om een
homoseksuele leerkracht of leerling te weren vanwege het enkele feit van zijn
homoseksuele geaardheid of het hebben van een homoseksuele relatie. Minstens
even belangrijk is dat pesten en discriminatie van leerlingen op welke grond dan
ook onacceptabel is en dat geldt ook voor leerlingen die lesbisch, homoseksueel,
biseksueel of transgender zijn (LHBT-leerlingen). Om die reden investeert het
ministerie van OCW stevig in de sociale veiligheid op scholen, zoals beschreven in
de brief 'Veiligheid in en rond het onderwijs' van 28 februari 2011 (Kamerstukken
II, 2010/11, 29 240, nr. 44).
6. Vraag: Deelt u de mening dat gezien de hoge suïcidecijfers onder
homojongeren (die vijf keer hoger liggen dan de cijfers van heterojongeren) het
onwenselijk is dat er signalen worden afgegeven waaruit blijkt dat men beter niet
voor zijn homoseksuele geaardheid kan uitkomen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Ik deel de mening dat suïcide onder homojongeren een serieus probleem is, dat
de volle aandacht verdient van dit kabinet. Vanuit VWS is er vanuit de
beleidsverantwoordelijkheid voor het bevorderen van de seksuele gezondheid veel
aandacht voor seksuele weerbaarheid, zeker waar het gaat om jongeren. Doel
hiervan is onder andere dat jongeren hun wensen en grenzen op het terrein van
seksualiteit durven aangeven - dat gaat dus ook om het uitkomen voor
bijvoorbeeld homoseksualiteit - en dat anderen dat respecteren. Het ministerie
van VWS voert daarnaast suïcidepreventiebeleid uit en brengt jaarlijks verslag uit
aan de Tweede Kamer over de uitvoering van dit beleid door middel van de
zogeheten Jaarrapportage Vermindering suïcidaliteit. In aanvulling op dit beleid
van VWS heb ik recent besloten om een subsidie te verlenen aan Movisie, het
COC en Schorer om de weerbaarheid van LHBT-jongeren te vergroten en zo
suïcidaal gedrag te voorkomen.
7. Vraag: Deelt u de mening dat het ontslaan van een homodocent op basis van
seksuele geaardheid een verkeerd signaal is naar homoseksuele leerlingen die
acceptatie zoeken in hun omgeving en met name op school? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 5.
8. Vraag: Hoe veilig zullen homojongeren zich op school voelen, indien
homoseksuele docenten niet worden geaccepteerd op bijzondere scholen?
Antwoord:
Uiteraard is het belangrijk dat ook homoseksuele jongeren het gevoel hebben dat
zij zichzelf kunnen zijn. In dat licht bezien biedt de enkele feit-constructie ook hen
rechtsbescherming. Daarnaast vind ik het belangrijk dat schoolbesturen ook actief
uitdragen en bevorderen dat docenten veilig hun werk kunnen doen en niet
gepest of geïntimideerd worden op welke grond dan ook. Dit geldt zeker ook voor
LHBT-docenten en jongeren. Zie in dat kader ook het antwoord op vraag 5.
9. Vraag: Gaat het kabinet prioriteit geven aan de acceptatie en veiligheid van
homoseksuelen of aan het tegengaan van de mogelijkheid van het bijzonder
onderwijs om homodocenten te discrimineren?
Antwoord:
Ook in het bijzonder onderwijs mogen homoseksuele leerkrachten niet