Grafische Bedrijfsfondsen
Uitwerking pensioenakkoord niet voor 2014 verwacht (okt 2011)
Het veelbesproken Pensioenakkoord over de toekomstige ontwikkeling van
de AOW en aanvullende pensioenen is goedgekeurd door de sociale
partners en de Tweede Kamer. Wetgeving wordt nu voorbereid. Dat gaat
nog even duren. Minister Kamp verwacht de invoering niet voor 2014.
Hij heeft aangegeven in ieder geval ook te gaan praten met
jongerenorganisaties.
De studiecommissie pensioenen grafimedia werkte aan een advies voor een
toe- komstbestendige pensioenregeling voor deze sector bij PGB. De
commissie zou bij haar werkzaamheden rekening houden met de afspraken
die in het Pensioenakkoord zouden worden gemaakt. Omdat de uitwerking
opschuift, zal ook de studiecommissie later advies uitbrengen.
Afspraken over de AOW
In het Pensioenakkoord is afgesproken dat de AOW-leeftijd in 2020 van
65 naar 66 jaar gaat. En in 2025 waarschijnlijk naar 67 jaar. De
beslissing daarover valt in 2015. De AOW-uitkering wordt aangepast aan
de stijging van de cao-lonen. Daarnaast wordt de uitkering vanaf 2013
jaarlijks extra verhoogd met 0,6%.
Wie met 65 jaar stopt en een latere AOW-ingangsleeftijd heeft, ontvangt
6,5% minder AOW-pensioen per eerder gestopt jaar. Door de extra
verhoging van 0,6% kunnen werknemers desgewenst met 65 jaar stoppen met
werken zonder daar financieel al te veel bij in te schieten. Wie langer
doorwerkt krijgt per jaar 6,5% meer.
Er komt verder een fiscale regeling (de werkbonus) waardoor mensen met
lagere inkomens en zware beroepen eerder kunnen stoppen met werken.
Afspraken over het aanvullend pensioen
De opgebouwde pensioenen bij aanvullende pensioenregelingen zoals PGB
die verzorgt, moeten toekomstbestendiger worden. Dat kan door de
uitkering en de pensioenleeftijd te koppelen aan de (stijgende)
levensverwachting en door een goede balans te kiezen tussen de risicoâs
in de beleggingen en het behouden van de mogelijkheid om de pensioenen
te kunnen verhogen in verband met de stijging van de prijzen.
Afweging rendement en risico
In de praktijk betekent dit dat pensioenfondsen die een hoge mate van
zekerheid aan hun deelnemers willen geven, minder ruimte hebben om de
pensioenen jaarlijks te verhogen. Fondsen die meer risico nemen, hebben
op de lange duur meer ruimte voor toeslagverlening maar ook meer kans
om tussentijds te moeten korten. Werkgevers en werknemers in het
bestuur van pensioenfondsen gaan over deze afweging. In het akkoord
wordt aangegeven dat over de gekozen balans tussen rendement en risico
duidelijk moet worden gecommuniceerd.
Vaste rekenrente in plaats van dagrente
De dagrente die nu wordt gebruikt om de waarde van de
pensioenverplichtingen te berekenen wordt mogelijk vervangen door een
meer vaste rekenrente. De rekenrente moet meer stabiliteit opleveren
voor de dekkingsgraad. Nu moeten pensioenfondsen de waarde van de
pensioenen berekenen aan de hand van een door De Nederlandsche Bank
voorgeschreven rente. Deze rente schommelt sterk. Als de rente even
laag staat, heeft dat grote gevolgen. In het derde kwartaal van 2011 is
de dekkingsgraad bij PGB bijvoorbeeld gedaald met ongeveer 17
procentpunt. Terwijl er door het rendement op de beleggingen meer geld
in kas was. De rente wordt door de overheden kunstmatig laag gehouden
om de kans op economische groei niet de frustreren.
Stabiele premie
In het Pensioenakkoord is afgesproken om de pensioenpremie zoveel
mogelijk stabiel te houden. Zou de levensverwachting bijvoorbeeld
verder stijgen, dan gaat niet de premie omhoog maar wordt de uitkering
verlaagd of de pensioenleeftijd verschoven. Onder bepaalde
omstandigheden kunnen cao-partijen met betrekking tot de risicoâs op de
financiële markten een uitzondering maken en overeen komen om
tijdelijk een hogere of lagere premie te vragen.
Evenwichtige verdeling lusten en lasten
Het blijft belangrijk om de lusten van een pensioenregeling (de opbouw,
de uitkering en de verhoging voor gestegen prijzen) en de lasten (de
premie en eventuele kortingen) eerlijk over de generatieste verdelen.
Pensioenfondsen mogen de risicoâs niet doorschuiven naar toekomstige
generaties.
Afspraken over spaarregelingen
Wie op 31 december 2011 meer dan ⬠3.000 op zijn levenslooprekening
heeft staan, mag op dezelfde voorwaarden doorsparen. Alleen de opbouw
van de levensloopverlofkorting van ongeveer ⬠200 per jaar vervalt
vanaf 2012 (dit is de extra korting op de te betalen belasting). Eerder
stond in het akkoord dat de levensloopregeling alleen open zou blijven
staan voor deelnemers van 58 jaar en ouder. De overheid heeft deze
leeftijdsgrens losgelaten.
Het levensloopsaldo kan in 2013 mogelijk ook worden doorgestort naar
vitaliteitssparen. Vitaliteitssparen moet nog door de beide Kamers
worden behandeld en goedgekeurd. Zoals het er nu uitziet, kan met deze
nieuwe spaarregeling per jaar maximaal ⬠5.000 fiscaal voordelig
worden gespaard en in totaal maximaal ⬠20.000. De besteding is vrij.
Vanaf het jaar dat een deelnemer op 1 januari 62 jaar is, geldt echter
een beperking van het maximaal jaarlijks op de nemen bedrag van â¬
10.000. Hiermee wordt deeltijdpensioen bevorderd en voltijdspensioen
beperkt.
Wie minder dan ⬠3.000 op de levenslooprekening heeft staan, kan het
tegoed in 2012 opnemen of in 2013 onbelast doorstorten naar
vitaliteitssparen.
Voor spaarloon is het einde oefening. De regeling stopt met ingang van
2012. Bij de komende Cao-onderhandelingen in de grafimedia zal worden
afgesproken hoe met de afwikkeling van het fonds en de
spaarloonregeling bij het SGB zal worden omgegaan. Deelnemers aan het
spaarloonfonds SGB worden over de opnamemogelijkheden in december
geïnformeerd.