Prijs oudejaarsloterij belast in box 3
Den Haag , 28-10-2011
De kern van de uitspraak is dat de prijs in de oudejaarsloterij, die op
31 december 2004 kort voor 24.00 uur is gevallen, tot de
rendementsgrondslag per 31 december 2004 van box 3 moet worden
gerekend.
Achtergrond
Deze zaak betreft de berekening van het inkomen uit sparen en beleggen
(box 3) voor het jaar 2004. Belanghebbende heeft deelgenomen aan de
oudejaarsloterij van de Staatsloterij. De uitslag van de trekking is op
31 december 2004 enkele minuten vóór 24.00 uur op de televisie
bekendgemaakt. Op een van de loten van de belanghebbende is de
hoofdprijs van 20 miljoen euro gevallen. De prijs is op 4 januari 2005
op diens bankrekening gestort.
Het gaat om de vraag of de prijs al op 31 december 2004 tot de
rendementsgrondslag van box 3 moet worden gerekend.
In box 3 werd uitgegaan van een rendement van 4% over het gemiddelde
van het vermogen per 1 januari 2004 en dat per 31 december 2004.
Daardoor heeft het meetellen van de prijs op 31 december 2004 in feite
tot gevolg dat belanghebbende geacht wordt gedurende een half jaar
rendement van dat geld te hebben gehad. Dat heeft tot gevolg dat
belanghebbende over het jaar 2004 daarover bijna 120.000 euro belasting
moet betalen in box 3.
Procedure bij rechtbank en gerechtshof
Zowel de rechtbank in Breda (BF0049) als het hof in Den Bosch (LJN :
BO3295) heeft beslist dat het winnende lot al meteen na de trekking een
waarde had van 20 miljoen euro, en dat dit bedrag bij het einde van het
jaar 2004 tot de rendementsgrondslag van box 3 moet worden gerekend.
Dat de prijs zelf pas op 4 januari 2005 is uitbetaald, is niet van
belang.
Procedure Hoge Raad
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het hof beroep in cassatie
ingesteld bij de Hoge Raad. Hij is van mening dat het lot pas in
januari 2005 bij de erkenning door de Staatsloterij waarde heeft
gekregen. Voorts vindt hij het onrechtvaardig dat ervan wordt uitgegaan
dat het gewonnen bedrag al in 2004 rendement heeft opgebracht.
Op 14 juni 2011 heeft advocaat-generaal mr. R.E.C.M. Niessen zijn
conclusie uitgebracht. Hij adviseert de Hoge Raad om het cassatieberoep
te verwerpen.
Uitspraak Hoge Raad
De Hoge Raad heeft overeenkomstig dat advies beslist dat het lot al bij
het einde van het jaar 2004 20 miljoen waard was. Het systeem van box 3
gaat uit van een gemiddeld rendement gedurende het gehele jaar. Dat
pakt soms gunstig en soms ongunstig uit, maar dat is nu eenmaal het
gevolg van dat `forfaitaire' systeem waarin wordt gewerkt met vaste
termijnen.
Gevolg van de uitspraak
De uitspraak van het hof blijft in deze zaak in stand.
Met ingang van 2011 is de wet gewijzigd. Voortaan wordt enkel rekening
gehouden met het vermogen op 1 januari 00.00 uur van een kalenderjaar
en wordt een geschat rendement van 4% over dat vermogen als opbrengst
van het kalenderjaar in aanmerking genomen.
Dit is een samenvatting van de uitspraak van de Hoge Raad van 28
oktober 2011. Bij verschil tussen deze samenvatting en de volledige
uitspraak is laatstgenoemde beslissend.
Den Haag, 28 oktober 2011
Mireille Beentjes, communicatieadviseur
Tel. 070 -3611237
Uitspraken: BR0664
Zie het origineel
Hoge Raad der Nederlanden