Ontruiming kraakpand pas na kort geding
Den Haag , 28-10-2011
Korte samenvatting van de uitspraak
Strafrechtelijke ontruiming van een gekraakt pand mag in beginsel pas
plaatsvinden als de krakers in kort geding de zaak hebben kunnen
voorleggen aan de rechter. Het OM moet tijdig aankondigen dat
ontruiming zal plaatsvinden en moet de uitkomst van een kort geding
afwachten, maar hoeft niet te wachten op een eventueel hoger beroep.
Het OM zal beleidsregels moeten hanteren over hoe om te gaan met
strafrechtelijke ontruimingen. De inmiddels opgestelde beleidsregels
van het OM voldoen aan de eisen.
Achtergrond
Met ingang van 1 oktober 2010 is kraken algeheel strafbaar (art. 138a
van het Wetboek van Strafrecht). Voor die tijd was kraken alleen
strafbaar als een gebouw in gebruik was of het ging om een woning die
korter dan een jaar leegstond. Bij verdenking van kraken is de politie
onder leiding van het openbaar ministerie (OM) volgens het nieuwe art.
551a van het Wetboek van Strafvordering bevoegd een gekraakt pand
strafrechtelijk te ontruimen. Krakers kunnen zich op de bescherming van
hun huisrecht beroepen, ook al hebben zij geen recht om in het pand te
verblijven. Strafrechtelijke ontruiming maakt een inbreuk op het
huisrecht van de krakers. De vraag is of bij verdenking van kraken het
pand direct kan worden ontruimd of dat een kraker eerst de
rechtmatigheid van de strafrechtelijke ontruiming door de rechter moet
kunnen laten toetsen.
Nadere informatie over het huisrecht en ontruiming van gekraakte panden
Het huisrecht is beschermd in art. 12 van de Grondwet en in art. 8 van
het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Volgens de Grondwet
is binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner alleen
geoorloofd in de gevallen waarin dit in een wettelijke regeling is
bepaald, door hen die daartoe in de wet zijn aangewezen. Dit huisrecht
beschermt iedere feitelijke bewoner tegen huisvredebreuk. Het maakt dus
niet uit of bewoners een pand rechtmatig bewonen of niet. Dat had de
Hoge Raad al eerder uitgemaakt (HR 4 september 2007, LJN BA4934). In
deze zaak kunnen, ook volgens de staat, de krakers zich op dit
huisrecht beroepen omdat zij het pand feitelijk bewoonden.
Het kraken van een pand is naar burgerlijk recht een onrechtmatige daad
tegenover de eigenaar, ongeacht hoe lang het pand al leeg staat. De
eigenaar kan bij de burgerlijke rechter een vordering tot ontruiming
tegen de krakers instellen. Het ontruimingsvonnis wordt door de
deurwaarder ten uitvoer gelegd, zo nodig met assistentie van de
politie. Zo'n civiele ontruiming is in deze zaak niet aan de orde.
Als de openbare orde door krakers wordt verstoord, kan dit voor de
burgemeester aanleiding zijn om opdracht te geven aan de politie om het
kraakpand te ontruimen. In deze zaak gaat het niet om verstoring van de
openbare orde. Ook zo'n bestuurlijke ontruiming is hier dus niet aan de
orde.
In deze zaak gaat het niet om ontruiming via de burgerlijke rechter of
op last van de burgemeester, maar over ontruiming langs
strafrechtelijke weg. De politie is op last van de officier van
justitie wettelijk bevoegd een gekraakt pand te ontruimen (art. 551a
van het Wetboek van Strafvordering) omdat de krakers het algemene
kraakverbod van art. 138a van het Wetboek van Strafrecht hebben
overtreden. Bij overtreding van dit kraakverbod mag de politie de
krakers aanhouden en kunnen zij door het openbaar ministerie worden
vervolgd omdat zij het pand niet direct hebben ontruimd. Maar de vraag
in deze zaak is of de politie bij verdenking van overtreding van het
kraakverbod het pand direct definitief mag ontruimen en mag verhinderen
dat de krakers terugkeren in het pand dat zij feitelijk bewoonden of
dat de krakers daarover eerst een kort geding moeten kunnen aanspannen.
De procedure bij rechtbank en hof
De krakers hebben in deze civiele procedure in kort geding gevorderd
dat het de staat wordt verboden het door hen gekraakte pand
strafrechtelijk te ontruimen.
De voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag heeft op 29 oktober
2010 de vorderingen afgewezen (LJN BO2919 en LJN BO2936)
In hoger beroep heeft het hof te Den Haag op 8 november 2010 de
ontruiming verboden (LJN BO3682). Het hof heeft beslist dat
strafrechtelijke ontruiming in beginsel pas kan plaatsvinden nadat de
krakers in kort geding de rechtmatigheid van de ontruiming hebben
kunnen laten toetsen. Zo'n kort geding was er nog niet geweest.
De procedure bij de Hoge Raad
Tegen de uitspraak van het hof Den Haag hebben zowel de staat als de
krakers beroep in cassatie ingesteld. Zij zijn het beide niet eens met
de beslissing van het hof dat de krakers in kort geding de ontruiming
moeten kunnen laten toetsen.
Volgens de staat is de beslissing van het hof onjuist, onder meer omdat
de wet al meebrengt dat het belang van de eigenaar van het gekraakte
pand altijd voorgaat boven het huisrecht van de krakers: als sprake is
van kraken, is ontruiming steeds gerechtvaardigd. Een belangenafweging
in kort geding is dus volgens de staat niet meer nodig.
De advocaten van de staat in cassatie zijn mr. M.W. Scheltema en mr. K.
Teuben in Den Haag.
Volgens de krakers is de beslissing van het hof onjuist, onder meer
omdat altijd eerst door de strafrechter onherroepelijk moet zijn
bewezen dat sprake is van kraken voordat ontruimd kan worden. Een kort
geding geeft dus volgens de krakers nog niet voldoende bescherming van
hun huisrecht.
De advocaten van de krakers in cassatie zijn mr. M.A.R. Schuckink Kool,
mr. M.F. van Hulst, mr. C.J.M. van den Brûle en mr. J.M.G. Hulsman in
Den Haag.
De advocaat-generaal mr. J.L.R.A. Huydecoper heeft op 24 juni 2011 de
Hoge Raad geadviseerd het beroep van de krakers te verwerpen, maar dat
van de staat gegrond te verklaren. Een kort geding is volgens de
advocaat-generaal niet nodig, maar het OM moet de krakers wel vooraf
aankondigen dat ontruiming zal plaatsvinden.
Uitspraak van de Hoge Raad
De Hoge Raad laat de uitspraak van het hof in stand. Het beroep van
zowel de staat als de krakers wordt verworpen.
Strafrechtelijke ontruiming maakt een ernstige inbreuk op het huisrecht
van de krakers en de gevolgen van ontruiming zijn onomkeerbaar, want
zij zullen niet meer in het pand kunnen terugkeren. De rechter zal
daarom moet kunnen toetsen of de in abstracto door de wet gegeven
voorrang aan het belang van de eigenaar in het concrete geval
gerechtvaardigd is. Meestal zal het belang van de eigenaar wel het
zwaarst wegen, maar het kan zijn dat het belang van de kraker,
bijvoorbeeld voor beperkte tijd, toch het zwaarst weegt. De rechter
moet dus in beginsel vooraf kunnen toetsen of het gekraakte pand mag
worden ontruimd. De krakers moeten aannemelijk maken dat zij een
zwaarder belang hebben dan de eigenaar.
Dat betekent dat in beginsel alleen ontruimd mag worden als de krakers
eerst in kort geding de zaak hebben kunnen voorleggen aan de rechter.
Het OM moet tijdig aankondigen dat ontruiming zal plaatsvinden en moet
de uitkomst van een kort geding afwachten, maar hoeft niet te wachten
op een eventueel hoger beroep. Het OM zal beleidsregels moeten hanteren
over hoe om te gaan met strafrechtelijke ontruimingen. De inmiddels
opgestelde beleidsregels van het OM voldoen aan de vereisten.
Bij bijzondere omstandigheden, zoals wanneer de openbare veiligheid in
het geding is, kan er direct worden ontruimd.
Gevolgen van deze uitspraak
Dit is een samenvatting van de uitspraak van de Hoge Raad van 28
oktober 2011. Bij verschil tussen deze samenvatting en de volledige
uitspraak is laatstgenoemde bindend.
Persraadsheer mr. W.A.M. van Schendel zal op 28 oktober 2011 van 11.00
- 13.00 uur (via onderstaand telefoonnummer) bereikbaar zijn voor het
geven van een toelichting.
Den Haag, 28 oktober 2011,
Mireille Beentjes, communicatieadviseur
tel 070-3611237
Uitspraken: BQ9880
Zie het origineel
Hoge Raad der Nederlanden