Rijksoverheid
Jubileumcongres van de Academy of Technology and Innovation (AcTI)
Toespraak | 27-10-2011
Speech Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, Maxime
Verhagen, op het jubileumcongres van de Academy of Technology and
Innovation (AcTI), op 27 oktober 2012 in Den Haag
- Alleen het gesproken woord geldt -
Intro -rol van onderzoekers
`De droom van gisteren is de hoop van vandaag en de werkelijkheid van
morgen,' zei de Amerikaanse ruimtevaart pionier Robert Goddard. Maar
zonder wetenschappers en onderzoekers als u zouden die dromen ook
dromen blijven.
En hadden we vandaag geen GPS, nanotechnologie, precisie landbouw,
duurzame energie of geavanceerde medische zorg.
U kunt oplossingen aandragen voor vraagstukken als klimaatverandering,
vergrijzing, energiezekerheid en grondstoffen-schaarste. Dat u juist
deze grote thema's vandaag op uw jubileumcongres centraal stelt, is
veelzeggend. U weet dat de oplossingen waar wij vandaag nog van dromen,
morgen mede dankzij uw inspanningen werkelijkheid kunnen worden.
Tegelijkertijd beseft u ook dat de wetenschap niet bij machte is om in
haar eentje die dromen waar te maken. Want hoe zet je nieuwe
uitvindingen om in nieuwe producten en concrete toepassingen? Daar zijn
ook ondernemers voor nodig!
Daarom, dames en heren, wil ik met het nieuwe topsectorenbeleid de
verbindingen tussen wetenschap en bedrijfsleven versterken. En die
tussen maatschappelijke opgaven en economische kansen. Door nauwere
samenwerking kunnen onderzoekers en ondernemers méér bijdragen aan een
sterke, concurrerende economie. En nieuwe oplossingen ontwikkelen voor
de maatschappelijke uitdagingen van vandaag en morgen.
Dames en heren, de Nederlandse wetenschap behoort tot de absolute
wereldtop. Daar sta ik voor! En daar staat dit kabinet voor! Daarom
blijft de eerste geldstroom voor onderzoek naar de universiteiten in de
bezuinigingen grosso modo buiten schot.
Ik weet dat sommigen van u zich desondanks zorgen maken over de
toekomst van de wetenschap in Nederland. Blijft er wel voldoende ruimte
en geld voor fundamenteel en ongebonden onderzoek -- over de hele
breedte van de wetenschap, dus alpha, beta én gamma? Gaat de wetenschap
aan de leiband lopen van het bedrijfsleven? Verdwijnen de
Technologische Topinstituten? En profiteren innovatieve starters en
MKB'ers wel van het nieuwe innovatiebeleid?
Uw voorzitter Emmo Meijer heeft mij in de eerste helft van dit jaar
namens u allen twee brieven gestuurd waarin hij die zorgen uitte. Het
zijn zorgen die ik begrijp. En waarmee ik bij de uitwerking van mijn
beleid rekening heb gehouden. Maar het zijn zorgen die ik niet deel. En
ik wil u vertellen waarom.
Ruimte en geld voor ongebonden onderzoek
Dames en heren,
Ik hoor de laatste tijd veel metaforen over het nieuwe innovatiebeleid
van het kabinet. Zoals deze : innovatie is als een fiets. Het ene wiel
zijn de kennisinstellingen, het andere de bedrijven. De fiets rijdt pas
goed als de banden van beide wielen stevig zijn opgepompt.
In die metafoor kan ik me helemaal vinden. Maar nu zeggen critici dat
het kabinet de band van de kennisinstellingen laat leeglopen, omdat
alle lucht wordt gepompt in die van het bedrijfsleven. Luidt het
topsectorenbeleid nu werkelijk het einde van de ongebonden wetenschap
waar Nederland internationaal zo goed mee scoort?
Ik durf de stelling aan dat dit ab-so-luut niet het geval zal zijn.
Allereerst gaat er de komende jaren per saldo niet minder, maar méér
overheidsgeld naar kennis en innovatie in Nederland.
In totaal investeert het kabinet in 2015 bijna 4 miljard euro in kennis
en innovatie. Dat is 700 miljoen euro meer dan in 2008, de laatste
begroting vóór de crisis. Oftewel een stijging ruim 20 procent!
Zeker, in 2010 was er nóg meer geld voor kennis en innovatie. Want toen
is de overheid ingesprongen om te zorgen dat bedrijven hun onderzoekers
in dienst konden houden, en ze konden blijven investeren in innovatie
en onderzoek. Maar even voor de duidelijkheid: dat waren
crisismaatregelen! Dus per definitie tijdelijk! De 4 miljard euro die
het kabinet nu uittrekt voor kennis en innovatie, zijn structurele
maatregelen.
En ik kan u verzekeren: deze rekensom klopt. Ik heb hem vorige week ook
aan de Kamer gestuurd: we geven in 2015 3,955 miljard euro uit aan
kennis en innovatie.
En dat ondanks het schrappen van 300 miljoen euro aan
innovatiesubsidies. En ondanks het afbouwen van de FES-bijdragen. Merkt
u daar dan helemaal niks van bij kennisinstellingen als de
universiteiten? Natuurlijk wel. [Maar wel veel minder dan de Vereniging
van Universiteiten VSNU bijvoorbeeld stelt. Door het afbouwen van het
FES gaat er de komende jaren gemiddeld niet 500 maar 150 miljoen per
jaar minder naar kennis.
En] laten we vooral niet vergeten dat álle politieke partijen het FES
stil wilden leggen. Dat stond in alle verkiezingsprogramma's. Het zijn
nu eenmaal economisch zware tijden. Ook voor de Rijksbegroting. Nog
altijd geven we als land 60 miljoen euro per dag meer uit dan we
binnenkrijgen.
En toch lukt het ons om 4 miljard euro aan kennis en innovatie te
besteden.
Er is dus aan de ene kant méér geld. Aan de andere kant gaan we dat
geld anders inzetten. De financiering van innovatie gaat op de schop.
We richten ons heel bewust op het stimuleren van private R&D en
publiek-private samenwerking.
Waarom? Omdat de band van het bedrijvenwiel veel te zacht is! Daarom
rijdt de Nederlandse innovatiefiets niet lekker! We hebben fantastische
kennis, maar we doen daar te weinig mee. En bedrijven dragen er te
weinig aan bij.
Het nieuwe innovatiebeleid moet er toe leiden dat bedrijven veel meer
gaan investeren in onderzoek over de gehele keten, van fundamenteel tot
toegepast.
Nu investeert het bedrijfsleven niet meer dan 0,8% van ons BBP in R&D
-- veel minder dan in andere Europese landen. Dat percentage moet fors
omhoog . Zodat we onze ambitie waar kunnen maken om de totale
investeringen in R&D op te stuwen naar 2,5% van het BBP.
Die hogere private R&D-uitgaven kunnen ook ten goede komen aan publieke
kennisinstellingen. Maar zij moeten de bakens dan wel verzetten!
Bedrijven opzoeken! Nieuwe bronnen van financiering aanboren.
Daar zijn genoeg succesvolle voorbeelden van. Kijk naar het
Massachussets Institute of Technology, waar 20% van het civiele
onderzoek gefinancierd wordt door bedrijven. Zou iemand in deze zaal
betwisten dat het MIT beantwoordt aan de hoogste standaarden van
wetenschappelijke excellentie en onafhankelijkheid?
En kijk naar Wageningen Universiteit en Research Centre, ons eigen
Cambridge voor de land- en tuinbouw. Dat haalt de helft van zijn
onderzoeksbudget uit de markt. Ik ben er van overtuigd dat ook andere
Nederlandse universiteiten en kennisinstellingen meer private
financiering kunnen aantrekken. Zeker als ze volop meedoen in de
topsectoren, zoals ik verwacht!
En vergeet u ook Europa niet! Ook dáár kunnen we meer geld vandaan
halen. En ook daar gaat het kabinet zich voor inzetten.
De afgelopen vier jaar hebben Nederlandse bedrijven en instellingen
maar liefst 1,6 miljard euro ontvangen uit het Zevende Kaderprogramma
voor Onderzoek; ruim de helft hiervan ging naar onderzoek in de
topsectoren. Daarmee is Nederland een grote netto-ontvanger van
Europees onderzoeksgeld. Maar waarom halen publieke instellingen ruim
drie keer zoveel geld uit Brussel als de private sector? Hier kunnen
bedrijven en publiek-private consortia zoals de Technologische
Topinstituten nog veel winst behalen!
[Om in Brussel succes te hebben, moet u uw onderzoek koppelen aan
maatschappelijke uitdagingen, zoals u vandaag doet. Dat sluit ook mooi
aan bij de topsectorenaanpak.] Van mijn kant wil ik bereiken dat het
nieuwe Kaderprogramma voor de periode 2014 tot 2020 beter wordt dan het
oude: effectiever, minder bureaucratisch en beter toegankelijk voor het
MKB.
Geld voor onderzoek in de nieuwe topsectorenaanpak
Dames en heren,
Met de topsectorenaanpak introduceren we een stevig pakket aan nieuwe
maatregelen. Geen tijdelijke, maar structurele maatregelen waar u op
kunt bouwen.
Zodat onze innovatie-toerfiets een racefiets wordt.
Wat zijn die maatregelen? Hoe kom ik aan die verhoging tot vier miljard
voor kennis en innovatie?
Ten eerste is er het nieuwe Innovatiefonds. 500 miljoen euro aan
durfkapitaal voor onderzoek en innovatie. Dit fonds is met name bedoeld
voor het vernieuwende MKB, zowel starters als snelle groeiers, en voor
bedrijven die net ietsje groter zijn dan MKB. Ik ga erop toezien dat
vooral het MKB ervan profiteert.
Ten tweede komt er een uitgebreid fiscaal pakket van twee miljard euro
om de R&D-uitgaven in Nederland aan te jagen [en ons vestigingsklimaat
te versterken]. Nieuw daarin is dat bedrijven vanaf januari via de
Research en Development Aftrek, de RDA, hun investeringen in eigen
onderzoek en ontwikkeling kunnen aftrekken van de winstbelasting.
Ook nieuw is dat bedrijven vanaf 2013 via de RDA+ ook investeringen
kunnen aftrekken in onderzoeks- en innovatieprojecten die ze samen met
andere bedrijven en instellingen uitvoeren via de publiek-private
Topconsortia.
Terecht stelde AcTI dat juist het MKB betere toegang nodig heeft tot
excellent onderzoek. Via de RDA+ en de Innovatie Prestatie Contracten
is die toegang er.
De RDA+ is ook een antwoord op de vraag of de Technologische
Topinstituten kunnen voortbestaan. Ik had al geld vrijgemaakt om hun
voortbestaan in 2012 te garanderen. Ik verwacht dat programma's als
Wetsus of Holst dankzij de RDA+ en de nieuwe Innovatiecontracten ook ná
2012 voldoende middelen zullen hebben.
Dit betekent niet dat alles bij het oude zal blijven. De nieuwe
Topconsortia voor Kennis en Innovatie gaan zeker een deel van de
programma's van de oude TTI's voortzetten. Maar ze moeten hun
bestaansrecht wel bewijzen. Hun onderzoek moet zó goed zijn dat
bedrijven er méér aan willen meebetalen. Want ik help bedrijven met de
RDA en RDA+, maar verwacht daar wel wat voor terug! Er gaan mogelijk
wel programma's verdwijnen, en nieuwe bijkomen. Daar heb ik geen moeite
mee. Dat hangt af van de afspraken die binnen elk van de topsectoren
worden gemaakt.
Want, dames en heren, niet in Den Haag gaan we bepalen wat er moet
gebeuren om onze economie te vernieuwen en te versterken, en
maatschappelijke uitdagingen effectief aan te gaan. Maar u in het veld.
Onderzoekers en ondernemers. Dat is de kern van de topsectorenaanpak.
Voor het einde van dit jaar wordt in elk van de negen topsectoren een
Innovatiecontract uitgewerkt. Daarin staat zwart op wit waarop een
topsector zich richt; wie daarvoor welk onderzoek gaat doen; en wie dat
betaalt. Het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie
voert de regie vanuit de Rijksoverheid.
Ik wil wel benadrukken dat de innovatiecontracten niet in beton gegoten
zijn. Op 31 december zetten we de eerste stap. De precieze invulling
van de contracten komt gaandeweg. Je kan bijvoorbeeld niet binnen een
paar maanden de aio's meer onderzoek in de topsectoren laten doen. Daar
heeft u bij kennisinstellingen en bedrijven tijd voor nodig. En die
tijd heeft u, want innovatie is een zaak van de lange adem. Maar het is
wel zaak om nú aan die omslag te beginnen!
Dames en heren,
Voor al het onderzoek handhaven we de procedures die excellentie en
wetenschappelijke onafhankelijkheid garanderen. Dat willen bedrijven in
de topsectoren zelf ook. Tegelijkertijd zal de focus op de topsectoren
van onze economie zeker gevolgen hebben voor het onderzoek in
Nederland. En dat is ook de bedoeling!
De innovatiecontracten in de topsectoren gaan voor een groot deel
bepalen waar het onderzoek in Nederland zich op richt.
Maar, laat ik dat nog maar eens duidelijk maken, voor een heel groot
deel ook niet! Bij NWO bijvoorbeeld verschuift het zwaartepunt naar
fundamenteel onderzoek dat aansluit op de topsectoren. Nog steeds is in
2015 zo'n 40% van het NWO budget gereserveerd voor onderzoek buiten de
topsectoren!
De verschuiving naar de topsectoren is een bewuste keuze. Die sectoren,
van energie en water tot life sciences en agrofood, zijn allemaal
kennisintensieve sectoren waarmee Nederland zich onderscheidt op de
wereldmarkt. Sectoren waarin onze wetenschappers en onderzoekers het
verschil maken en waarvoor de overheid echt iets kan betekenen.
Sectoren waarvan we zowel groei verwachten als oplossingen voor
maatschappelijke uitdagingen.
Slot
Dames en heren,
Ik hoop dat ik u heb kunnen overtuigen dat de ontwikkeling en het
gebruik van kennis bovenaan de agenda van het kabinet staan. Niet voor
niets ben ik minister van het nieuwe departement van Economische Zaken,
Landbouw en Innovatie. Het kabinet investeert de komende jaren niet
minder, maar méér in kennis en innovatie. Dat loopt op tot bijna 4
miljard euro in 2015. Een vijfde méér dan in het laatste jaar voor de
crisis!
De keuzes van dit kabinet zullen gevolgen hebben. Maar ik ben ervan
overtuigd dat zowel het fundamenteel als het toegepast onderzoek er
uiteindelijk beter van zullen worden.
Ons beleid moet er toe leiden dat bedrijven veel meer gaan investeren
in zowel fundamenteel als toegepast onderzoek. Daarom introduceren we
de RDA, de RDA+, het Innovatiefonds en de Innovatiecontracten voor de
topsectoren.
Gaan wetenschappers daarmee aan de leiband van het bedrijfsleven lopen?
Nee! En we doen geen concessies aan de kwaliteit van ons onderzoek.
Alle topsectoren benadrukken het belang van ongebonden fundamenteel
onderzoek. Als ú als onderzoekers en wetenschappers laat zien dat u
toponderzoek levert, en daarbij aansluit bij de vraag van bedrijven en
maatschappij, kunt u de toekomst met vertrouwen tegemoet treden. En
racen we samen met twee goed opgepompte banden naar de top-5
kenniseconomieën van de wereld.
Dames en heren, angst voor verandering past wetenschappers en
onderzoekers niet. Laat u dan ook inspireren door de maatschappelijke
uitdagingen die vandaag aan bod komen. Durf te dromen, zoek partners om
die dromen waar te maken, en geef gestalte aan de werkelijkheid van
morgen. Dan zult u mij aan uw zijde vinden.
Dank u wel.