Grafische Bedrijfsfondsen
Herstel dekkingsgraad blijft achter door verslechterend economisch klimaat
(okt 2011)
In het derde kwartaal van 2011 is de dekkingsgraad van PGB gedaald van
112,6% naar 95,5%. De dekkingsgraad zou eind 2011 minimaal 98,1% moeten
zijn om nog tijdig (uiterlijk eind 2013) de wettelijk verplichte grens
van 105% te kunnen bereiken. De schuldencrisis binnen de Europese Unie
veroorzaakt op de financiële markten veel onrust. De rente die al laag
was, is nog verder gedaald. Een fonds moet daardoor meer geld opzij
zetten om bij een lagere rente in de toekomst toch genoeg in kas te
hebben voor de uitbetaling van de pensioenen.
De laatste maanden zijn door het negatieve sentiment ook de koersen op
de aandelenmarkten gedaald. Het rendement op de totale
beleggingsportefeuille van PGB was tot en met het derde kwartaal
desondanks met 1,8% licht positief. Hoewel het belegd vermogen is
gestegen van ⬠10,9 miljard (eind juni) naar ⬠11,0 miljard (eind
september) daalde de dekkingsgraad fors.
Bij een verdere verslechtering van de economie en achterblijvend
herstel van de dekkingsgraad zal het bestuur aanvullende maatregelen
moeten nemen. Daarbij is het verlagen van de pensioenen niet
uitgesloten.
Het fonds heeft in het derde kwartaal het risicoprofiel en het
financieel beleid opnieuw vastgesteld. Het koos ervoor om minder risico
te nemen in het beleggingsbeleid.
Ruud Degenhardt, bestuursvoorzitter van PGB: âDe financiële crisis
komt nu dichtbij. De economie raakt geïnfecteerd, de banken spelen op
safe en via de pensioenfondsen merken veel pensioengerechtigden het al
in hun portemonnee. Hoewel de beslissing formeel nog niet is genomen,
ga ik ervan uit dat PGB dit jaar de pensioenen niet kan compenseren
voor de prijsontwikkeling. Dat is uiterst vervelend voor onze
deelnemers. De koopkracht loopt immers al een aantal jaren op rij
terug. In vergelijking met de grootste pensioenfondsen van Nederland
waarvan de dekkingsgraad tussen de 80 en 91% ligt, staat PGB er
relatief beter voor. Toch is ook de situatie bij PGB niet zonder
gevaar. In het eerste kwartaal van 2012 zullen we beoordelen of het
herstel naar 105% (eind 2013) nog volgens plan verloopt. Is dat niet
het geval, dan komt het verlagen van de pensioenen dichterbij. We
kunnen deze rekening niet doorschuiven naar de jongere generaties.â
Financieel beleid en risicoprofiel opnieuw vastgesteld
PGB heeft in de eerste helft van 2011 aan de hand van een studie zijn
risicoprofiel en het financieel beleid opnieuw vastgesteld en afgestemd
op het draagvlak en de doelstellingen van het fonds. De verhouding
tussen pensioengerechtigden en premiebetalende deelnemers verschuift.
Inmiddels telt het fonds meer pensioengerechtigden dan deelnemers. Het
fonds wordt daardoor nog afhankelijker van het beleggingsrendement.
Degenhardt: âPGB heeft de ambitie om een pensioenregeling te verzorgen
waarbij de pensioenrechten van deelnemers en pensioengerechtigden, nu
en in de toekomst, kunnen worden uitbetaald en waarbij de koopkracht
zoveel mogelijk door middel van jaarlijkse verhogingen op peil wordt
gehouden. We streven enerzijds naar een redelijke kans om de pensioenen
de prijsontwikkeling te kunnen laten volgen. Dit brengt echter met zich
mee dat er beleggingsrisicoâs moeten worden genomen. Het nemen van
risicoâs wordt beloond met kansen op een hoger rendement. Anderzijds
mogen de risicoâs weer niet zo groot zijn dat het fonds in slechte
tijden in problemen raakt waarbij zijn financiële buffers verdwijnen.
Het fonds wil er voor zorgen dat de kans op korting van de pensioenen
relatief laag is.
Koopkrachtverwachting
Als uitgangspunt voor het beleggingsbeleid heeft het bestuur op basis
van de financiële positie van eind 2010 gesteld, dat de koopkracht van
de pensioenen bij een normale ontwikkeling van de financiële markten
over 15 jaar gemeten minimaal zou moeten uitkomen op ongeveer 90%. Per
jaar loopt de koopkracht dan gemiddeld toch al terug met ongeveer 0,70%
bij een gemiddelde veronderstelde prijsstijging van 2%. Jaarlijks
worden de pensioenen dus gemiddeld met 1,3% verhoogd als dit scenario
zich voordoet. Voor deze langetermijn ambitie moet het fonds
beleggingsrisico nemen. Zonder het rendement uit de beleggingen zou het
pensioen veel lager zijn en de premie aanzienlijk hoger. (Het gemiddeld
rendement van PGB vanaf 1970 tot en met 2010 bedroeg 6,6%.) Risico
nemen betekent echter ook onzekerheid over de uitkomst van het pensioen
en zelfs een kans op een korting.
Risicobeperkend beleid
In het beleggingsbeleid is nu een mix gekozen, die iets minder risico
met zich meebrengt, maar ook naar verwachting een lager gemiddeld
rendement op de lange termijn (5,8% versus 6,0%).
Rekening houdend met de samenstelling van het deelnemersbestand en het
vastgestelde risicokader wordt 50% van de beleggingen voortaan
aangehouden in een zgn. matching portefeuille bestaande uit
staatsobligaties met triple AAA status (32%) en bedrijfsobligaties met
de gemiddelde status A+ (18%). De matchingportefeuille heeft als
primair doel om de toekomstige inkomsten van de beleggingen zoveel
mogelijk gelijk te laten lopen met de toekomstige uitgaven aan de uit
te keren pensioenen.
De andere 50% van het vermogen wordt in een âreturnportefeuilleâ
belegd, bestaande uit aandelen (30%) en alternatieve beleggingen (20%).
Tot die laatste behoren onroerend goed (6%), infrastructuur (5%),
grondstoffen (4%) en inflatie gelinkte obligaties (5%). De
returnportefeuille moet een hoger rendement opleveren op de lange
termijn, waardoor bovenop de pensioenen toeslagen mogelijk zijn om ze
min of meer waardevast te houden.
Overleg met deelnemersraad en verantwoordingsorgaan
Over de uitkomsten van de studie en de herijking van het risico- en
beleggingsbeleid heeft het bestuur overleg gevoerd met deelnemersraad
en verantwoordingsorgaan.
Verlagen van pensioenen en toeslagverlening
In overleg met de deelnemersraad heeft het bestuur besloten dat
kortingen op de pensioenen als uiterste redmiddel kunnen worden ingezet
om de dekkingsgraad tijdig op het minimum vereiste niveau te krijgen.
Als een kortingsmaatregel wordt genomen, geldt die voor alle deelnemers
van het pensioenfonds, dus ook de gewezen deelnemers en de
pensioengerechtigden. De opgebouwde aanspraken van deelnemers en
gewezen deelnemers en de uitkeringen van pensioenontvangers gaan dan
allemaal omlaag. Voorgenomen kortingsbesluiten worden op basis van de
stand van de dekkingsgraad aan het einde van een jaar ter advisering
voorgelegd aan de deelnemersraad. De maatregel wordt eerst aangekondigd
en een jaar later, als de omstandigheden niet verbeteren, doorgevoerd.
Als PGB begin 2012 een kortingswaarschuwing zou afgeven, wordt de
verlaging in de maand april 2013 voor het eerst doorgevoerd. De termijn
van een jaar tussen het moment van aankondigen en het moment van
uitvoeren van een maatregel kan op grond van het
kortetermijnherstelplan moeten worden verkort.
Een eventuele korting kan bij een dekkingsgraad tussen de 105 en 115%
weer ongedaan worden gemaakt voor zover het herstelplan dat toestaat.
Om voor compensatie van een korting in aanmerking te komen moet de
(gewezen) deelnemer of de pensioengerechtigde op het moment dat de
korting wordt doorgevoerd en ook als ze ongedaan wordt gemaakt bij het
fonds ingeschreven zijn.
Degenhardt: âWe hebben eerst beoordeeld of er andere middelen waren om
ons financiële probleem op te lossen, zoals verhoging van de premie of
door aanpassing van het beleggingsbeleid. Maar dat bleek in sommige
scenarioâs niet het geval. Een andere keus is er in zoân situatie dus
niet. Wellicht dat op termijn het verschuiven van de pensioenleeftijd
van 65 naar 66 jaar nog enige ruimte kan creëren. Tegelijkertijd is
wel besloten om de Richtlijn dekkingsgraad en ontwikkeling pensioen aan
te passen. Deze richtlijn geeft als advies aan het bestuur om de
toeslagverlening te hervatten als de dekkingsgraad het niveau bereikt
van 115%. Tot nu toe was dat 120%. Door deze verschuiving is de
koopkrachtverwachting voor onze deelnemers op de langere termijn iets
verbeterd.â
Naar de richtlijn