Rijksoverheid
Kabinet zet in op minder voedselhulp en meer zekerheid
Nieuwsbericht | 24-10-2011
Het kabinet trekt de komende jaren meer geld uit voor het verbeteren
van de voedselzekerheid in ontwikkelingslanden. Het bedrag loopt op van
160 in 2011 tot 435 miljoen euro per jaar in 2015. `Eigenlijk zetten we
in op minder voedselhulp, en meer zelfredzaamheid', zegt
staatssecretaris Ben Knapen van Buitenlandse Zaken. Voedselzekerheid is
een van de vier speerpunten van het nieuwe ontwikkelingsbeleid van het
kabinet. In een brief aan de Tweede Kamer zet hij samen met zijn
collega Henk Bleker van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie uiteen
hoe dit punt de komende jaren wordt uitgevoerd.
In 2050 moeten 9 miljard mensen op de planeet gevoed worden. Op dit
moment zijn er meer dan 900 miljoen mensen met honger, ruim 2 miljard
mensen heeft verborgen honger doordat ze slechte voeding krijgen,
benadrukken de bewindslieden. `Wie de beelden van de afgelopen
zomermaanden ziet over de nood in de Hoorn van Afrika, krijgt ten
onrechte het idee dat er de afgelopen 25 jaar niets is veranderd. Dat
is een misverstand', stelt Knapen. `De ramp komt bijvoorbeeld in
Ethiopië veel minder hard aan dan toen. Het is dus mogelijk om de
voedselzekerheid in de wereld te verbeteren en wij gaan daar meer op
inzetten.'
In de brief beschrijven de bewindslieden de kansen om dit te doen: er
is vraag naar grondstoffen, ontwikkelingslanden investeren zelf ook in
voedselzekerheid en het bedrijfsleven is er bij gebaat en er in
geïnteresseerd een bijdrage te leveren. Knapen: `Nederland kan juist op
dit terrein met de specifieke kennis en expertise verschil uitmaken.'
Bleker: `Verbetering van de landbouw, investeren in bedrijven en handel
helpen ontwikkelingslanden vooruit.' De staatssecretaris ziet daarbij
een belangrijke rol en kansen voor de Nederlandse topsectoren landbouw
en water. `Grote en kleine Nederlandse bedrijven,
Wageningenuniversiteit en andere kennisinstellingen zijn belangrijke
spelers voor ontwikkelingslanden.' Het kabinet zet het extra geld in
via ambassades, internationale organisaties, partnerschappen met het
bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties. Het moet leiden tot
meer duurzame productie, verbeterde toegang tot kwalitatief goede
voeding, een betere toegang tot markten voor boeren in
ontwikkelingslanden en een beter ondernemersklimaat.
Zo wordt meer ingezet op het vergroten van de productie door de komende
jaren in totaal 200 miljoen euro extra uit te trekken voor leningen,
investeringen of kredieten voor kleine ondernemers en boeren via de
Wereldbank en de Nederlandse ontwikkelingsbank FMO, maar bijvoorbeeld
ook door samen met de Rabobank bankieren en geld ophalen op het
platteland mogelijk te maken.
Via publiek private samenwerking draagt het kabinet bij aan het
verbeteren van de kwaliteit van voedsel en de kennis van boeren. Dat
gebeurt bijvoorbeeld samen met DSM en Unilever. Daarnaast steekt het
kabinet geld in de verbetering van het investeringsklimaat in
ontwikkelingslanden, ondersteuning van samenwerkende boeren en meer
rechtszekerheid voor boeren als het gaat om bijvoorbeeld landrechten.