Rijksoverheid
Terroristen doorgronden met wiskunde
Nieuwsbericht | 24-10-2011
De structuur van terroristische netwerken kan met behulp van
computermodellen beter worden voorspeld en geanalyseerd. Dat
concludeert voormalig Apache-vlieger Roy Lindelauf in zijn proefschrift
`Design and analysis of covert networks, affiliations and projects',
waarop hij vandaag promoveert op de Universiteit van Tilburg.
In zijn proefschrift ontwikkelde hij nieuwe technieken waarmee
essentiële vragen over ondergrondse netwerken en in het bijzonder
terroristische netwerken worden blootgelegd. Hoe kunnen we hun
organisatiestructuur voorspellen? Welke rol vervullen terroristen
binnen de organisatie? En wat is het effect van het uitschakelen van de
veronderstelde leiders?
Informatie toepassen
Lindelauf onderzocht gegevens van de casussen van terroristische
aanslagen van de Jemaah Islamiyah op Bali en van Al Qa'ida in de VS op
11 september. Hij verzamelde informatie op basis van andere,
kwalitatieve informatie over de verdachten: zoals of en hoe vaak zij
bepaalde bijeenkomsten of plaatsen bezochten en hoe zij
radicaliseerden. De terroristische netwerken zijn onderzocht aan de
hand van de zogenoemde spel- en grafentheorie uit de wiskunde. Met
behulp hiervan kunnen de relaties tussen `spelers' in kaart worden
gebracht.
Eerdere onderzoeken naar terroristische netwerken zijn vaak gericht op
theorieën van charismatisch leiderschap, rapportages en
veldonderzoeken. Het onderzoek onderscheidt zich door de wiskundige
modellen die hij ontwikkelde. Daarmee valt verzamelde informatie, zoals
taken die opstandelingen uitvoeren in het plegen van een aanslag, te
implementeren in software.
Onderzoeker en docent
Roy Lindelauf (1976, Heerlen), onderzoeker en docent aan de Nederlandse
Defensie Academie, werkte na zijn opleiding aan de Koninklijke
Militaire Academie als vlieger op de Apache gevechtshelikopter bij de
Koninklijke Luchtmacht. Daarna studeerde hij gelijktijdig Applied
Mathematics met een specialisatie in Probability and Statistics en
Aerospace Engineering met een specialisatie in Engineering Mechanics.
Het onderzoek kwam tot stand in samenwerking met de NLDA en werd
begeleid door professor Herbert Hamers en professor Peter Borm van de
Universiteit van Tilburg.