Vormgeving verder op de kaart. Relatie kunsten - creatieve industrie door
kabinet nadrukkelijk ontkent
maandag 24 oktober 2011
Dinsdag 18 oktober jl. presenteerde TNO het rapport Vormgeving verder
op de kaart (opgesteld in opdracht van Premsela). Het rapport heeft
enige publiciteit gehad, waarbij met name aandacht werd besteed aan het
feit dat de sector Creatieve Industrie (door het kabinet uitgeroepen
tot een van de negen topsectoren), en met name het deel vormgeving
daarvan, zelfs in tijden van economische tegenwind groeit.
Op de website van Premsela staat een enigszins 'juichende' alinea,
waarin staat vermeld dat de conclusies van het rapport duidelijk maken
dat 'het besluit van de Nederlandse regering om de creatieve industrie
tot Topgebied te benoemen niet voor niets is'. Waaraan wordt toegevoegd
dat 'eens te meer duidelijk wordt gemaakt dat het belangrijk en
noodzakelijk is om in de creatieve industrie te investeren'.
Er is echter een andere opmerking in het rapport die minstens zo
opvallend is, en waarover minder wordt gesproken. Al op de eerste
pagina van het rapport in de samenvatting wordt iets opgemerkt dat
opvallend is, en van grote invloed zal blijken te zijn op de mogelijke
toekomstige ontwikkelingen en het innovatieve vermogen van de creatieve
industrie.
Het kabinet Rutte hanteert namelijk een andere definitie voor creatieve
industrie dan internationaal gebruikelijk is. Een definitie die veel
smaller is! Internationaal wordt de creatieve industrie vaak in vier
hoofdgroepen onderscheiden: 1) erfgoed, 2) kunsten, 3) media en 4)
toegepaste kunst (functionele creaties, inclusief vormgeving en nieuwe
media). Nederland zet eenzijdig in op het laatste cluster, en bezuinigt
op de andere drie.
FNV KIEM heeft maanden geleden enkele belangrijke punten geformuleerd.
Een daarvan is:
De creatieve industrie heeft behoefte aan inspiratie.
Een competitieve en dynamische creatieve industrie kan alleen bestaan
in een rijke creatieve omgeving, die uit veel meer bestaat dan het
populaire en alledaagse. Juist het niet doen wat het publiek - op dat
moment - wenst (zelfs het letterlijk bewust `afzetten tegen') levert
vaak waardevolle ideeën/werken/inzichten op die de innovatie
stimuleren. En die elders een positieve bijdrage leveren aan de
(creatieve) economie.
Het is aan de sector (en FNV KIEM zal daarbij een initiërende rol
spelen) om deze dwarsverbanden nogs eens zeer expliciet aan te tonen,
en in het debat het belang van een grote vitaliteit en verscheidenheid
van élk van de delen van de creatieve industrie te onderstrepen. Het
gesubsidieerde deel van de sector staat niet op zichzelf, maar maakt
onderdeel uit van een groter 'creatief' geheel. Waarbij vitaliteit en
verscheidenheid van elk der delen van het grootste belang is.
FNV KIEM