Rijksoverheid
Beantwoording vragen van de leden Omtzigt en Ormel over een nieuwe Turkse wet inzake teruggave van onteigende bezittingen van Christelijke Kerken en de Joodse gemeenschap.
Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door de leden Omtzigt en Ormel over een nieuwe Turkse wet waarin wordt bepaald dat alle onteigende bezittingen van Christelijke Kerken en de Joodse gemeenschap worden teruggegeven aan de oorspronkelijke eigenaars. Deze vragen werden ingezonden op 12 september met kenmerk 2011Z17412.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Dr. U. Rosenthal
Pagina 1 van 3
Antwoorden van de heer Rosenthal, Minister van Buitenlandse Zaken, op vragen van de leden Omtzigt en Ormel (beiden CDA) over een nieuwe Turkse wet waarin wordt bepaald dat alle onteigende bezittingen van Christelijke Kerken en de Joodse gemeenschap worden teruggegeven aan de oorspronkelijke eigenaars. (Ingezonden 12 september 2011) Vraag 1 Heeft u kennisgenomen van de nieuwe wet in Turkije, waarmee alle onteigende bezittingen van Christelijke Kerken en de Joodse gemeenschap van na 1936 teruggegeven worden aan de oorspronkelijke eigenaren? 1) Antwoord op vraag 1 Ja. Vraag 2 Hoe beoordeelt u deze wet en de reikwijdte daarvan? Zullen er uitzonderingen zijn? Antwoord op vraag 2 Deze wet is een stap in de goede richting. Nu kunnen betreffende religieuze minderheden ook compensatie vragen voor onroerend goed dat inmiddels aan derde partijen is verkocht of gegeven; dit was eerder niet mogelijk. Bezit dat in 1936 niet geregistreerd is, kan niet worden teruggevraagd. Deze nieuwe wet is uitsluitend op niet-islamitische religieuze minderheden van toepassing. Alevieten vallen bijvoorbeeld buiten de reikwijdte van het decreet. Vraag 3 Hoe staat het met de implementatie van de nieuwe Turkse stichtingswet (2008) waar ook al alle onteigende bezittingen van na 1936 aan de eigenaren teruggegeven hadden moeten worden, gezien deze regeling? Deelt u de mening dat in Turkije wetten met betrekking tot bezittingen van minderheden niet consequent geïmplementeerd worden? Antwoord op vraag 3 Het is van belang dat de Turkse regering toeziet op een goede implementatie van deze maatregel. Bij de Stichtingswet uit 2008 schortte het hieraan. Vraag 4 Bent u bereid de consequente implementatie van de nieuwe wet in Europees verband nauwlettend te volgen? Antwoord op vraag 4 Ja. Vraag 5 Klopt het dat de nieuwe wet alleen voor de minderheden geldt die onder de "Lausanne"- clausules vallen? Bent u bereid de Turkse autoriteiten te vragen of de recent door de Turkse staat onteigende gronden van het Syrisch Orthodoxe Mor Gabriël klooster ook onder deze nieuwe regels zullen vallen? Antwoord op vraag 5 Ja, zie voor de reikwijdte het antwoord op vraag 2. De Ambassade in Ankara heeft de Turkse autoriteiten gevraagd of de Mor Gabriël-kwestie onder de nieuwe wet
Directie Europa Onze Referentie DEU-140/11
Pagina 2 van 3
valt. Hierop was het antwoord dat het aan de Turkse rechter is om over deze lopende rechtszaken een definitief oordeel te vellen. Vraag 6 Deelt u de mening dat Turkije ondanks de bindende uitspraken in de Raad van Europa over de erkenning, ondersteuning en bescherming van de Aramese minderheid (resolutie 1704, punt 19.7) haar verplichtingen tot nu toe nog geenszins nagekomen is? Bent u bereid Turkije op te roepen desbetreffend stappen te initiëren? Antwoord op vraag 6 Turkije zal de betreffende resolutie dienen uit te voeren. Nederland zal de Turkse regering in de Raad van Europa hierop blijven aanspreken. 1) http://www.nytimes.com/2011/08/29/world/europe/29turkey.html?_r=1&scp=9& sq=turkey&st=cse
Directie Europa Onze Referentie DEU-140/11
Pagina 3 van 3
---- --