Rijksoverheid


Monitoring eigen bijdrage GGZ

Geachte voorzitter, Op 30 juni jongstleden heb ik u tijdens een Algemeen Overleg over de Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) toegezegd de effecten van de invoering van de eigen bijdrage op zorgmijding in de tweedelijns GGZ te monitoren. Ik heb u toegezegd u in oktober te informeren over de reikwijdte van de opdracht die ik voornemens ben hierover uit te zetten. Daarbij is te uwer informatie ook de uitwerking van de motie Van der Staaij / Bruins Slot (TK 25 424, nr. 123) relevant. In deze motie is de regering verzocht om in 2012, bij het introduceren van de eigen bijdragen in de tweedelijns GGZ, het risico op zorgmijding in te perken door de meest kwetsbare doelgroepen te ontzien. Hetzij via een verlaging van de eigen bijdrage, hetzij via een gerichte uitzondering van de meest kwetsbare doelgroepen. Met de sector is toen de mogelijkheid verkend de meest kwetsbare doelgroepen te ontzien via een gerichte uitzondering. Daarbij is zowel een uitzondering op basis van aandoening als wel op basis van inkomen onderzocht. Geconcludeerd werd op basis van deze eerste verkenning dat het uitsluiten van patiënten met bepaalde psychische aandoeningen moeilijk objectiveerbaar te maken is. Een helder criterium welke aandoeningen wel of juist niet in aanmerking zouden moeten komen voor uitsluiting leek niet of nauwelijks te maken. Het ontzien van mensen onder een bepaalde inkomensgrens was een andere mogelijkheid die wij bekeken hebben. Daarbij is geconcludeerd dat ook deze route niet vrij is van bezwaren, zoals privacy-gevoeligheid vanwege inzage in inkomensgegevens bij andere partijen en de vergroting van de armoedeval.1 Daarnaast zou het inrichten van een dergelijk systeem (zowel voor zorgverzekeraars, zorgaanbieders als andere uitvoeringsorganisaties, die daarmee zouden worden belast) op zodanige uitvoeringstechnische problemen stuiten dat is
1