INLIA


Rechtbank Utrecht: opvang voor kwetsbare ongewenstverklaarde (10-10-11)

Vrouwe_justitia-thumb
De Rechtbank Utrecht heeft op 7 oktober 2011 bepaald dat de Gemeente Utrecht noodopvang dient te bieden aan een ongewenstverklaarde, staatloze Palestijnse man met psychische problemen. De rechtbank handhaaft daarmee het eerdere oordeel van 17 februari jl., toen al een voorlopige voorziening werd getroffen.

In februari van dit jaar bepaalde de voorzieningenrechter van deze rechtbank namelijk al dat deze man opvang diende te krijgen hangende de behandeling van het beroep in de bodumprocedure (zie ons bericht van
18-02-11). De rechtbank blijft nu bij haar eerdere oordeel dat art. 8 van het Europese Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM) zogenaamde 'positieve verplichtingen' met zich mee kan brengen voor de overheid, en dat dat in dit geval betekent dat er noodopvang verstrekt dient te worden aan deze ongewenstverklaarde man, zolang niet vaststaat dat hij Nederland daadwerkelijk kan verlaten.

Daar waar de rijksoverheid momenteel veel vreemdelingen op straat zet, ongeacht of ze al dan niet meewerken aan terugkeer, geeft de Rechtbank Utrecht hiermee aan dat opvang van 'kwetsbare' asielzoekers geïndiceerd is zolang niet vaststaat dat zij Nederland daadwerkelijk kunnen verlaten. De bewijslast voor het al dan niet terug kunnen keren wordt hierbij door de rechtbank niet volledig bij de vreemdeling gelegd. Bij de toepassing van het 'buiten-schuld criterium' door de IND wordt de bewijslast ten aanzien van de vaststelling dat iemand buiten zijn schuld om Nederland niet kan verlaten wél volledig bij de asielzoeker gelegd. Bovendien is deze bewijslast erg hoog, en ondertussen is de betreffende asielzoeker dus al vaak door het rijk op straat gezet.

Meer informatie:
De volledige uitspraak van Rechtbank Utrecht d.d. 7 okt 2011 (pdf-bestand, 2,2 MB)

Zie ook:

18-02-11 Rechtbank: opvang voor ongewenstverklaarde met medisch/psychische problemen