Rijksoverheid
Opening Veiligheidshuis Amsterdam-Amstelland
Toespraak | 11-10-2011
Toespraak door minister Opstelten ter gelegenheid van de opening van
het Veiligheidshuis Amsterdam-Amstelland. Amsterdam, "De Baarsjes",
maandag 10 oktober 2011.
Dames en heren,
Het doet me deugd hier vandaag voor het eerst aanwezig te kunnen zijn
bij de opening van een Veiligheidshuis. Het overgrote deel van de
Veiligheidshuizen was bij mijn aantreden als minister van Veiligheid en
Justitie al volop in bedrijf. En dat ene "nakomertje" - Alkmaar - werd
koud een week na het aantreden van dit kabinet geopend door mijn
gewaardeerde staatssecretaris, de heer Teeven.
Maar kijk aan: nu ben ik hier dan toch ook bij een opening - en zelfs
een bijzondere opening. Het heeft iets van een goocheltruc, die zelfs
Hans Klok me niet snel zal kunnen nadoen: met de opening van dit
Veiligheidshuis doe ik de vijf bestaande ketenunits - zeg maar: de
Amsterdamse voorlopers van het Veiligheidshuis - in één klap
verdwijnen! Wat resteert is één Veiligheidshuis Amsterdam-Amstelland,
met twee locaties: West, waar we hier vandaag te gast zijn, en Oost.
Die overgang van vijf naar twee acht ik een mooie verbeterstap! Door uw
werkzaamheden te concenteren op slechts twee plaatsen, bent u beter in
staat een continue personele inzet van de verschillende ketenpartners
te garanderen. Bovendien ontstaat er nu een bundeling van kennis,
ervaring en middelen op twee centrale plekken in de stad, wat ook de
regiogemeenten in staat stelt goed aan te sluiten op een meer centrale
locatie.
Maar wat goed is, moet je behouden. Ik vind het dan ook mooi dat
Amsterdam, ook in deze nieuwe constructie, vasthoudt aan het
daadwerkelijk spreken van cliënten in het Veiligheidshuis. Op beide
locaties hebt u beveiligde spreekkamers ingericht, waar ketenpartners
als het Openbaar Ministerie, de reclassering, de jeugdzorg of anderen,
zich rechtstreeks kunnen verstaan met hun cliënten. Zo'n voorziening
maakt het voor die ketenpartners ook aantrekkelijker om op het nieuwe
Veiligheidshuis te werken. Ik ben daar een groot voorstander van. Ik
zou dan ook graag zien dat ook andere Veiligheidshuizen hier een
voorbeeld aan nemen.
Een andere vernieuwing waar Amsterdam mee voorop loopt is de afdoening
van jeugdzaken. Meer in het bijzonder: die zaken waarbij het vermoeden
bestaat dat er méér aan de hand is dan het strafrechtelijke aspect
alleen. Ik heb begrepen dat u informatie wilt gaan uitwisselen tussen
justitie en zorg en dat u met het oog daarop in het Veiligheidshuis een
integraal werkoverleg hebt opgericht. Dat juich ik toe! Uiteraard moet
dit alles zorgvuldig gebeuren, maar wat daarbij voor mij het zwaarste
weegt is dat u de overlast daadwerkelijk aanpakt. Met die integrale
aanpak is zowel de samenleving als de cliënt beter af.
Al deze vernieuwingen stellen het Veiligheidshuis Amsterdam-Amstelland
in staat de hardnekkige problematiek waar de regio voor staat des te
beter en effectiever aan te pakken! Een goed voorbeeld daarvan is de
aanpak van de "Top 600" van criminele en ernstige overlast plegende
jongeren. Amsterdam vervult daarbij een inspirerende voortrekkersrol
voor het landelijk beleid. De staatssecretaris en ik zijn erg ingenomen
met uw voortvarende aanpak en wij willen u daar graag bij helpen:
speciaal voor dit "Top 600"-project hebben wij in de PI Overamstel -
bij u wellicht beter bekend als de "Bijlmerbajes" - 120 cellen
beschikbaar gesteld. Nu de cellen er zijn, zou ik zeggen: ga ze maar
snel vullen! Ze stellen u in staat de opgepakte criminele jongeren snel
en adequaat in te sluiten. Tijdens hun detentie krijgen die jongeren te
maken met passende interventies op maat, uitgevoerd door verschillende
ketenpartners, in goede samenwerking. Ook worden alvast de
nazorgtrajecten uitgezet, voor als de detentie er op zit. We laten ze
niet meer los!
En dat gebeurt niet alleen hier in Amsterdam gebeuren, maar overal in
het land. Zoals u weet, wil ik alle 89 criminele jeugdbendes die nu in
kaart zijn gebracht stevig aanpakken! Dat is een belangrijk onderdeel
van onze ambitie om Nederland veiliger te maken. Als u bedenkt dat
liefst driekwart van alle jeugdcriminaliteit in Nederland wordt
gepleegd in groepsverband, dan zult u begrijpen dat we hiermee een
flinke slag kunnen slaan. Te meer daar het hierbij niet om de geringste
criminaliteit gaat, maar vaak juist om delicten die een grote impact
hebben op de slachtoffers, zoals gewelddadige straatroof, of overvallen
op winkels en woningen. Door een effectieve aanpak van de criminele
jeugdbendes, kunnen we daar paal en perk aan stellen! En dat doen we
dan ook: ik kan u melden dat sinds de start van dit project - medio mei
- al 37 van de 89 criminele jeugdgroepen zijn aangepakt! De vaart zit
er dus goed in! Ik wil de regionale politiekorpsen, het OM en de
gemeenten daarvoor een groot compliment maken!
Veiligheidshuizen spelen bij die - integrale en dadergerichte - aanpak
een belangrijke rol. Juist vanwege de intensieve samenwerking van
partners uit verschillende disciplines: politie, justitie, zorg en
gemeenten, die in het Veiligheidshuis gestalte krijgt. Die intensieve
samenwerking rond complexe dadergroepen - zoals veelplegers,
risicojongeren en huiselijk geweldplegers - leidt tot resultaten! In
Tilburg, die mooie stad waar ik nog enige tijd burgemeester mocht zijn,
nam de recidive bij jongeren en veelplegers met liefst 30 procent af!
En in Ede-Wageningen zagen ze het aantal veelplegers zelfs halveren!
Dat zijn resultaten die er niet om liegen. Ze tonen aan dat we met deze
aanpak op de goede weg zijn - en daar ben ik oprecht blij om. Maar er
is nog een hoop werk te doen. Want al is er dan sinds enige tijd een
kentering zichtbaar in de criminaliteitscijfers: de Veiligheidsmonitor
laat zien dat de mensen in de wijken zich nog steeds niet veel veiliger
voelen. Dat is verklaarbaar en begrijpelijk, want de recidive is nog
steeds hoog - te hoog. Zo'n 27 procent van de volwassen daders komt
binnen twee jaar opnieuw in aanraking met politie en justitie. Bij
jongeren is dat zelfs 37 procent.
Ik wil dan ook volle kracht dóór met deze veelbelovende aanpak, maar
tegelijkertijd werken aan verdere optimalisering en professionalisering
van de Veiligheidshuizen. Dat is voor mij een belangrijk speerpunt uit
het werkprogramma Nederland Veiliger.
Hoe ga ik dat aanpakken?
- In de eerste plaats wil ik dat Veiligheidshuizen blijven
focussen. De Veiligheidshuizen zijn succesvol, maar moeten niet aan hun
eigen succes ten onder gaan. Daarmee bedoel ik het volgende: er bestaat
een beetje de neiging om de Veiligheidshuizen te zien als oplossing
voor elk probleem. We moeten voorkomen dat de Veiligheidshuizen steeds
meer thema's en veiligheidsproblemen op hun bordje krijgen en dat er
ook steeds meer organisaties bij betrokken worden. Dat leidt tot
bureaucratie en ondermijnt de flexibiliteit en slagkracht, die juist zo
kenmerkend is voor dit concept. Dus focus aanbrengen in de doelen, de
functie en de werkwijze van de Veiligheidshuizen.
- Zelf denk ik dat Veiligheidshuizen zich vooral zouden moeten
richten op ernstige overlast en vormen van veelvoorkomende
criminaliteit. En dan in het bijzonder als er sprake is van een
complexe problematiek bij de dader, die het risico op herhaling en
mogelijk verder afglijden in de criminaliteit verhoogt. Dáár komt de
probleem- en dadergerichte, integrale aanpak door het Veiligheidshuis
het beste tot z'n recht. Eenvoudige zaken, of zaken van high impact
crime - zoals kinderporno of gewapende roofovervallen - horen in het
Veiligheidshuis niet thuis.
- Het is daarbij, denk ik, goed om de ontwikkelingen in de
gaten te houden rond de pilots ZSM, die momenteel lopen in de vier
grote steden én Eindhoven. U weet, ZSM staat voor Zo Soepel, simpel,
snel, slim, samen Mogelijk - eigenlijk vijf s'en dus, maar kennelijk
vindt men dat wat lastig om uit te spreken. Helemaal vooraan in die
aanpak zit de zogeheten "selectietafel": daar wordt een scheiding
aangebracht tussen zaken die zich lenen voor een snelle, eenvoudige
afdoening - de bekende lik-op-stuk-aanpak - en meer complexe zaken, die
meer tijd en expertise vergen. Deze vroege selectie maakt het mogelijk
die complexere zaken meteen te agenderen in het Veiligheidshuis.
- Verder - ook heel belangrijk - moet een Veiligheidshuis
vooral geen instituut worden. Het werkt het beste als het een
operationeel netwerk blijft, waar we op casusniveau de verbinding
kunnen leggen tussen straf, civiel bestuur en zorg. Het moet een plek
zijn waar de partners uit die verschillende disciplines elkaar kunnen
ontmoeten, informatie kunnen delen en uitwisselen en in goede
samenwerking kunnen komen tot betekenisvolle, effectieve interventies.
- Ook vind ik - en ik kijk even naar burgemeester Van der Laan,
die dat vast erg prettig zal vinden - dat er bij de doorontwikkeling
van de Veiligheidshuizen een centrale rol is weggelegd voor de
gemeente. Dat is tenslotte de partij die het dichtst bij de burgers
staat en bij de problemen die zij lokaal ervaren. De gemeente voert de
regie waar het gaat om de lokale veiligheid en als de partijen er
onderling niet uitkomen, is de burgemeester degene die de knoop mag
doorhakken. Daarover moeten heldere afspraken komen. Alleen zo
voorkomen we dat zaken verzanden in besluiteloosheid.
- Verder moeten alle Veiligheidshuizen echt een regionale
functie gaan vervullen. Ook de kleinere gemeenten moeten aansluiting
krijgen bij en kunnen profiteren van de kennis en expertise, zoals die
gebundeld zijn in het regionale Veiligheidshuis. Daar zijn inmiddels al
mooie voorbeelden van, bijvoorbeeld op het gebied van nazorg voor
ex-gedetineerden. Bij de VNG en de grote steden is men inmiddels
eensgezind dat we de werkgebieden van de Veiligheidshuizen het beste
kunnen indelen langs de lijnen van de Veiligheidsregio's.
Dames en heren, de doorontwikkeling van de Veiligheidshuizen acht ik
van groot belang. U begrijpt, er is nog heel wat werk aan de winkel.
Daarvoor stel ik dan ook structureel 7,7 miljoen euro per jaar
beschikbaar. En dat is nog niet alles. Mijn ministerie investeert de
komende jaren ook 6 miljoen euro, om te komen tot een goede regionale
coördinatie van de nazorg in de Veiligheidshuizen. En nog eens 3,5
miljoen voor de ontwikkeling van het GCOS - het Generiek Casusoverleg
Ondersteunend Systeem. Ik geef het goede voorbeeld; maar ik ga ervan
uit - en nu kijk ik weer naar de burgemeester - dat ook gemeenten hun
bijdrage zullen blijven leveren aan de Veiligheidshuizen. Ik reken op
u!
Tenslotte is de doorontwikkeling van de Veiligheidshuizen iets wat we
als Rijk niet alléén willen en kunnen doen, maar samen met u: op lokaal
niveau, daar waar de uitvoering plaatsvindt. Als alles goed uitpakt -
en er is veel dat daarop wijst - zal dit leiden tot nog beter en
professioneler functionerende Veiligheidshuizen, met nóg betere -
blijvende - resultaten. Als Minister heb ik een rol om de
justitiepartners bij het Veiligheidshuis te houden en de aansluiting
met gemeente en zorg te faciliteren. En daar plukt u op
lokaal/regionaal niveau de mooiste vruchten van!
Ik wens u dan ook veel succes met een slagvaardige aanpak van overlast
en criminaliteit vanuit deze twee regionale veiligheidshuizen en blijf
uw resultaten nauwgezet volgen.