Universiteit Leiden

Katholieken kwamen laat in actie in Opstand in de Nederlanden

Dat katholieken veel hebben betekend voor de Opstand in de Nederlanden (1520-1635) wisten historici al. Maar wat deed de Opstand met de katholieken? Judith Pollmann, hoogleraar vroegmoderne Nederlandse geschiedenis, schreef er een boek over.

Dagboeken

In haar onlangs uitgekomen boek Catholic Identity and the Revolt of the Netherlands (1520-1635) probeert ze in het hoofd van de 16e en 17e eeuwse katholiek te kruipen. Daartoe heeft ze niet de geijkte kerkelijke geschriften gebruikt, maar bestudeerde ze originelere bronnen: dagboeken, memoires, pamfletten en gedichten van katholieken uit alle lagen van de bevolking, van bierdrager tot advocaat. Er kwamen zelfs een paar vrouwen aan te pas.

Nieuw elan

'De vraag die me bezighoudt is: hoe is het mogelijk dat katholieken aanvankelijk zo passief waren ten opzichte van de religieuze en politieke agressie van de protestanten, terwijl ze een paar decennia later, rond 1585, vol enthousiasme de opleving van hun geloof steunden. Rond die tijd werden er in de Zuidelijke Nederlanden namelijk overal kerken en heiligdommen uit de grond gestampt, en leek het katholicisme met nieuw elan te worden omarmd.'

Priesterprobleem

De sleutel zit volgens Pollmann in de relatie tussen de geestelijkheid en de leken. 'Toen het calvinisme zijn intrede deed in Nederland, zagen priesters dat als een probleem dat alleen priesters aanging. De crisis werd weliswaar als een straf van god gezien, maar iedereen moest maar gewoon naar huis gaan om zijn eigen zonden te overdenken. Ze zeiden dus niet: mobiliseer je en doe er wat tegen. Ook kregen leken geen uitleg over het nieuwe geloof.'

Doodsbang

Het ging de katholieken echter wel degelijk aan het hart dat hun geloof bedreigd werd. De Gentse dagboekschrijver Marcus van Vaernewijck beschrijft hoe mensen zich na de Beeldenstorm doodsbang in bed lagen af te vragen waarom God niet ingreep. De overheid deed niks, de koning was ver weg, de kerk radeloos. Maar katholieken hadden geen idee wat ze er zelf aan konden doen. Terwijl de mensen thuis zaten te bidden, veranderde de wereld om hen heen. De Opstand radicaliseerde; rond 1580 kwamen calvinistische stadstaten op en werd de protestantisering agressiever. De ketterij was niet langer een priesterprobleem, maar een probleem dat iedereen aanging.

Clubjes

'Het gevolg was dat er flinke vluchtelingenstromen op gang kwamen', zegt Pollmann. 'Ballingen uit steden als Gent, Antwerpen en Brussel vonden steun bij een nieuwe katholieke orde, die van de Jezuïeten. Die zagen het als hun taak om leken activistisch te maken. Ze richten clubjes op waarin ze mensen leerden hoe ze ketters moesten bestrijden. "Zeg dat je huisbaas die heidense prentjes van de muur moet halen", zo luidde bijvoorbeeld een instructie.

Geen hereniging

Toen die ballingen na 1585 naar huis konden kregen ze veel politieke invloed. Hun activisme vermengde zich met de Habsburgse politiek. De oorlog, zo was de lezing, is een straf van God die we met devotie kunnen afwenden.' Die boodschap kwam over. De Zuidelijke Nederlanden, ooit een echt ketternest, werden uiteindelijk een bolwerk van de contrareformatie. Het betekende dat een hereniging van de Nederlanden al snel niet meer denkbaar was.