Effect innovatiemiljarden niet duidelijk
Coördinatie van innovatiebeleid Rijksoverheid op belangrijke onderdelen
gebrekkig
Persbericht | 28-09-2011
Het is niet duidelijk of de verdubbeling van de rijksuitgaven voor het
innovatiebeleid effect heeft gehad. Dat blijkt uit het rapport
`Innovatiebeleid' dat vandaag verschijnt. Sinds 2003 hebben meerdere
kabinetten geprobeerd innovatie in Nederland te stimuleren. Vanaf 2003
steeg het budget van 1,8 miljard per jaar tot 3,7 miljard in 2010. Het
kabinet-Rutte/Verhagen zet het innovatiebeleid voort onder de naam
`Bedrijvenbeleid' en heeft op Prinsjesdag aangekondigd de uitgaven aan
innovatie te willen verhogen tot
EUR 3,8 miljard in 2015.
De Algemene Rekenkamer vindt dat de minister zich moet inspannen om de
effecten van innovatiebeleid zichtbaar te maken. Op dit moment is niet
openbaar welke bedrijven hoeveel geld krijgen, en wat zij daarmee
precies doen. Wanneer de minister het mogelijk maakt om het
innovatiegeld te volgen tot aan het bedrijf dat het geld ontvangt,
wordt het gemakkelijker om de prestaties en effecten de komende jaren
in kaart te brengen. Een voorbeeld daarbij is de Amerikaanse website
recovery.gov.
Het innovatiebeleid heeft tot doel het innovatief vermogen van de
Nederlandse economie te vergroten. Of dit lukt is niet duidelijk.
Onbekend is of het aantal bedrijven dat innoveert sinds 2003 is
gestegen. Het aandeel investeringen in Research and Development (R&D)
van het totaal aantal private investeringen in het bedrijfsleven is
niet gestegen maar gedaald van 1,01% in 2003 naar 0,88% in 2009. In
2011 stond Nederland 7e in de lijst van economieën met het grootste
concurrentievermogen, het doel was in 2008 om de top-5 te bereiken in
2011.
Rijksoverheid kan maar beperkt leren van evaluaties
Doordat evaluaties nauwelijks inzicht geven in het effect van de
innovatie-investeringen heeft de Rijksoverheid nauwelijks kunnen leren
van de ervaring die sinds 2003 is opgedaan. De evaluaties van het
innovatiebeleid bevatten onvoldoende informatie om te kunnen bepalen
welke instrumenten wel en welke niet werken. Daardoor kan de minister
van Economie, Landbouw en Innovatie (EL&I, voorheen EZ) geen goed
onderbouwde keuze maken over welke instrumenten uit het innovatiebeleid
hij in het bedrijvenbeleid wil voortzetten. Op 13 september jl. heeft
de minister de uitwerking van dit nieuwe beleid in een brief aan de
Tweede Kamer gepresenteerd.
Het `bedrijvenbeleid' van de minister van EL&I lijkt erg op het
innovatiebeleid van zijn voorgangers van Economische Zaken. Zowel het
bedrijvenbeleid als het innovatiebeleid bestaan uit een mix van
specifiek en generiek beleid. Specifiek beleid moet leiden tot
versterking van innovatie in bepaalde gebieden. Deze gebieden
(topsectoren in het bedrijvenbeleid) zijn bijna dezelfde voor zowel
bedrijvenbeleid als innovatiebeleid. Daarnaast zijn alle bedrijven
doelgroep van generiek beleid. Generiek beleid moet leiden tot meer
innovatie bij meer bedrijven. Hiervoor zet de minister van EL&I meer in
op fiscale regelingen in plaats van de subsidies waar zijn voorgangers
de voorkeur aan gaven.
Coördinatie van innovatiebeleid door EL&I noodzakelijk
De minister van EL&I coördineert het Nederlandse innovatiebeleid. Hij
is aanspreekpunt voor het innovatiebeleid en moet zorgen voor
samenhang. Behalve EL&I hebben Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW),
Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en Infrastructuur en Milieu
(I&M) eigen innovatiebeleid met eigen budget. Ook is er een fiscale
faciliteit voor R&D-activiteiten onder verantwoordelijkheid van de
minister van Financiën. Daardoor weet de minister van EL&I niet of alle
inspanningen bijdragen aan het overkoepelde kabinetsdoel, namelijk
versterking van het innovatievermogen. Dat maakt coördineren lastig. De
Algemene Rekenkamer constateert bovendien dat het aantal regelingen en
subsidies om innovatie te bevorderen sinds 2003 sterk is toegenomen,
terwijl het toenmalige ministerie van EZ juist minder en eenvoudigere
regelingen en instrumenten voor innovatiebeleid wilde. Volgens de
Algemene Rekenkamer is een nadrukkelijker invulling van de
systeemverantwoordelijkheid en de coördinerende rol bij het
bedrijvenbeleid noodzakelijk om coördinatie mogelijk te maken.
Reactie minister van EL&I
De minister van EL&I geeft in zijn reactie op het onderzoek van de
Algemene Rekenkamer aan dat hij de hoofdlijnen en conclusies van het
rapport onderschrijft. Hij wil stappen ondernemen om inzicht te krijgen
in het effect van zijn bedrijvenbeleid. Hoe hij dit precies wil doen
wordt niet duidelijk. Opvallend is dat de minister terughoudend is met
het nadrukkelijker invullen van zijn coördinerende rol. In zijn reactie
spreekt hij niet tegen dat de coördinatie van het innovatiebeleid
gebrekkig was, maar hij gaat ook niet in op de aanbeveling van de
Algemene Rekenkamer om de coördinatie nadrukkelijker vorm te geven.
Minimaal zouden volgens de Algemene Rekenkamer de betrokken
departementen op vergelijkbare wijze prestaties en effecten in kaart
moeten brengen. Alleen dan krijgt de coördinerend minister van EL&I een
integraal beeld van de resultaten van het hele innovatiebeleid.
Algemene Rekenkamer