Rijksoverheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag
23 september 2011 Inburgering
Mede namens de minister voor Immigratie en Asiel informeer ik u over de gevolgen van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 16 augustus 2011 (LJN: BR4959). De CRvB oordeelde dat het opleggen van de inburgeringsplicht aan Turkse onderdanen en hun gezinsleden die onder het Associatieverdrag vallen op grond van de Wet inburgering in strijd is met het associatierecht EU-Turkije. Beheersing van de Nederlandse taal en kennis van de samenleving zijn wezenlijke voorwaarden om actief deel te kunnen nemen aan de samenleving. Ik bezie dan ook, in samenspraak met onder andere Turkse organisaties, op welke wijze de inburgering van Turkse onderdanen die naar Nederland komen en reeds in Nederland zijn, kan worden geborgd. Tevens wordt bezien of en op welke wijze het concept van de leeftijdsonafhankelijke leerplicht kan worden ingevoerd. De uitspraak van de CRvB heeft op grond van artikel 16, eerste lid, onder h van de Vreemdelingenwet evenwel tot gevolg dat het afleggen van het basisexamen inburgering in het buitenland door Turkse onderdanen (en hun gezinsleden) die een machtiging tot voorlopig verblijf (MVV) voor toelating tot Nederland aanvragen, niet kan worden verplicht. De ambassades zijn dienovereenkomstig ingelicht.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
J.P.H. Donner
Pagina 1 van 1
---- --