Rijksoverheid
13 september 2011
Antwoord op schriftelijke kamervragen met kenmerk 2011Z17198
Hierbij bied ik u de antwoorden aan op de schriftelijke vragen die zijn gesteld
door de kamerleden Dibi (GroenLinks), Gesthuizen (SP) en Spekman (PvdA) over
de steun van overige lidstaten voor de kabinetsplannen om EU-regelgeving op het
gebied van asiel en immigratie te wijzigen. Deze vragen werden ingezonden op
8 september 2011 met kenmerk 2011Z17198.
De minister voor Immigratie en Asiel,
G.B.M. Leers
Vraag 1
Kunt u precies aangeven welke lidstaten de plannen van het kabinet, om EUregelgeving
op het gebied van asiel en immigratie restrictiever te maken,
steunen?
Vraag 2
Kunt u precies aangeven op welke wijze de verschillende lidstaten de vermeende
steun voor deze plannen van het kabinet hebben geuit?
Vraag 3
Kunt u aangeven, met inachtname van de besluitvormingprocessen in de
Europese Unie, binnen welk tijdsbestek u de voorgenomen kabinetsplannen, om
EU regelgeving op het gebied van asiel en immigratie te wijzigen, doorgevoerd en
geïmplementeerd denkt te zullen krijgen?
Antwoord op vragen 1, 2 en 3
Ik sta voor een steng maar rechtvaardig asielbeleid en een regulier
toelatingsbeleid, dat kansen biedt aan migranten die een positieve bijdrage
kunnen leveren aan de maatschappij en nieuwkomers stimuleert om mee te doen.
Zoals ik aan de Kamer heb gemeld tijdens het debat op 29 juni 2011, spreek ik
zowel met mijn collega's als met de ambassadeurs van EU-lidstaten om steun te
verwerven voor de maatregelen die in het position paper worden genoemd. Ook
mijn collega's in het kabinet pakken deze punten op in de gesprekken die zij
voeren met Europese partners. Daarnaast zijn er op ambtelijk niveau contacten
die ertoe leiden dat Nederland duidelijk kan maken wat zijn positie is. In deze
gesprekken wordt door lidstaten op verschillende punten aangegeven dat ze de
Nederlandse positie steunen.
Zoals ik aan de Kamer heb gecommuniceerd tijdens het debat op 29 juni 2011 zal
ik met de andere lidstaten moeten proberen consensus te bereiken over de
diverse maatregelen. Dat is een weg van lange adem.
Over de voorstellen van de Commissie ten aanzien van de Dublin-verordening
wordt op dit moment op ambtelijk niveau onderhandeld.
Wat betreft de wijziging van de kwalificatierichtlijn die door Nederland is
voorgesteld, geldt dat deze positie grotendeels is overgenomen en dat de
compromistekst zoals bereikt met de Commissie en het Europees Parlement nog
ter besluitvorming aan de JBZ-Raad moet worden voorgelegd.
Met betrekking tot de richtlijn gezinshereniging is de verwachting dat in november
2011 het Groenboek zal worden gepubliceerd waarna de lidstaten binnen drie
maanden hierop schriftelijk kunnen reageren.
Dit najaar wordt een verslag verwacht over het functioneren van de richtlijn
langdurig ingezetenen waarna Nederland zijn standpunt zal bepleiten.
Over de wijzigingen met betrekking tot de richtlijn vrij verkeer van personen is
het, gezien het ontbreken van een Commissieplanning, lastig om hierover
uitspraken te doen.
Inachtnemend de Europese besluitvormingsprocessen kan ik, zoals aan de Kamer
gecommuniceerd tijdens het debat op 29 juni 2011, niet verder op het proces
vooruitlopen. De behandelingsprocedure en behandelingsduur van een
richtlijnwijziging verschillen per dossier. Een en ander is afhankelijk van de
snelheid van het moment waarop de Commissie een voorstel indient bij de Raad
en het Europees Parlement en het bereiken van overeenkomsten binnen de Raad
en het Europees Parlement en vervolgens tussen de Raad en het Europees
Parlement.
Vraag 4
Kunt u in uw antwoord specifiek voor elk EU richtlijn aangeven welke individuele
lidstaten de kabinetsplannen tot op welke hoogte steunen?
Antwoord op vraag 4
Zoals ik aan de Kamer heb gecommuniceerd tijdens het debat op 29 juni 2011
gaat het om een totaalpakket: ten eerste wordt het Nederlandse initiatief
gewaardeerd, ten tweede bestaat erkenning van de problematiek en ten derde
bestaat interesse in de voorgestelde maatregelen. Ik ondervind een positieve
ondersteuning voor het debat dat ik wil initiëren zoals bijvoorbeeld bij mijn
Tsjechische collega waar ik op woensdag 7 september jl. mee heb gesproken. Tot
slot wil ik u er op wijzen dat het vanuit onderhandelingsoogpunt onverstandig is al
op voorhand breed met de buitenwereld te delen wie, hoeveel steun, waarvoor
kenbaar heeft gemaakt.
Vraag 5
Bent u bereid om bovengenoemde vragen te beantwoorden voor het AO van 14
september 2011?
Antwoord op vraag 5
Ja.