Europees Hof v Justitie


Hof van Justitie van de Europese Unie PERSCOMMUNIQUÉ nr. 84/11 Luxemburg, 8 september 2011

Pers en Voorlichting

Arrest in zaak C-120/10 European Air Transport

De lidstaten kunnen in beginsel aan de grond gemeten maximumgeluidsniveaus vaststellen, die door luchtvaartmaatschappijen moeten worden gerespecteerd tijdens vluchten boven gebieden die dicht bij een luchthaven liggen Indien deze regeling tot gevolg heeft dat luchtvaartmaatschappijen ertoe worden verplicht af te zien van de uitoefening van hun economische activiteit, kan zij echter slechts worden vastgesteld met inachtneming van de in het Unierecht bepaalde voorwaarden Teneinde het vliegtuiglawaai op luchthavens van de Europese Unie te verminderen, biedt richtlijn 2002/301 de lidstaten de mogelijkheid om zogenoemde ,,exploitatiebeperkingen" vast te stellen. Deze exploitatiebeperkingen kunnen slechts worden vastgesteld in geval van overschrijding van de gecertificeerde geluidsniveaus, die aan de bron worden gemeten2 dat wil zeggen aan het vliegtuig zelf. De luchthaven Brussel-Nationaal (België) ligt op het grondgebied van het Vlaams Gewest, maar de hier uitgevoerde vluchten overvliegen ook het Brussels Hoofdstedelijk Gewest op lage hoogte. De onderhavige zaak vindt haar oorsprong in een geding tussen de luchtvaartmaatschappij European Air Transport (EAT), die gespecialiseerd is in luchtvrachtvervoer (DHL-groep), enerzijds, en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (België) en het Milieucollege van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, anderzijds. Op 19 oktober 2007 heeft de bevoegde gewestelijke autoriteit EAT een administratieve geldboete opgelegd van 56 113 EUR voor de overschrijding 's nachts van de in de Brusselse gewestelijke regeling vastgelegde grenswaarden. Volgens deze regeling worden deze grenswaarden aan de grond gemeten. De luchtvaartmaatschappij EAT heeft een beroep tot nietigverklaring van deze beslissing ingesteld. Zij stelt in het bijzonder dat de gewestelijke regeling die ten grondslag wordt gelegd aan de haar verweten inbreuken in strijd is met het Unierecht, aangezien hierin, in strijd met richtlijn 2002/30, wordt uitgegaan van aan de grond (en niet aan de bron) gemeten maximumgeluidsniveaus. In dit verband heeft de Raad van State (België), die het geding moet beslechten, besloten om het Hof om een prejudiciële beslissing te verzoeken. De Belgische rechter verzoekt het Hof om te verduidelijken of de Brusselse gewestelijke regeling, die sancties verbindt aan de door het luchtverkeer veroorzaakte geluidshinder, kan worden beschouwd als een ,,exploitatiebeperking" waarvoor de voorschriften van richtlijn 2002/30 gelden, met name de methode waarbij de geluidsniveaus aan de bron worden gemeten.

Richtlijn 2002/30/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 maart 2002 betreffende de vaststelling van regels en procedures met betrekking tot de invoering van geluidgerelateerde exploitatiebeperkingen op luchthavens in de Gemeenschap (PB L 85, blz. 40). 2 Meer concreet houdt richtlijn 2002/30 in wezen rekening met de gecertificeerde geluidsniveaus van een vliegtuig. Deze geluidscertificering van een vliegtuig gebeurt op basis van een theoretisch referentiesysteem van meteorologische, geofysische en operationele omstandigheden. Dit referentiesysteem houdt rekening met parameters zoals het zeeniveau, de omgevingstemperatuur, de vochtigheidsgraad, de erkende bodemkenmerken, de hoogte van de microfoon, en het traject en de parameters van de vlucht.


1

www.curia.europa.eu



In het heden gewezen arrest brengt het Hof vooraf in herinnering dat de Europese Unie ter bestrijding van vliegtuiglawaai de methode van de evenwichtige aanpak volgt. Deze, door de Internationale burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) vastgestelde, aanpak omvat vier essentiële elementen en vereist een zorgvuldige evaluatie van alle opties voor geluidsbestrijding, inclusief beperking van het vliegtuiglawaai bij de bron, maatregelen in de sfeer van ruimtelijke ordening, operationele procedures voor lawaaibestrijding en exploitatiebeperkingen. Deze evenwichtige aanpak houdt in dat exploitatiebeperkingen slechts aanvaardbaar zijn wanneer alle andere maatregelen voor geluidsbeheer ontoereikend zijn ter bereiking van de doelstellingen van richtlijn 2002/30. Dienaangaande is het Hof van oordeel dat een ,,exploitatiebeperking" in de zin van richtlijn 2002/30 een volledig of tijdelijk verbod is dat de toegang van vliegtuigen tot een luchthaven van een lidstaat van de Europese Unie verbiedt. Een milieuregeling, zoals in casu, die grenswaarden stelt voor geluidsoverlast, gemeten aan de grond, die tijdens vluchten boven gebieden die dicht bij de luchthaven liggen moeten worden gerespecteerd, vormt bijgevolg als zodanig geen ,,exploitatiebeperking", aangezien zij niet de toegang tot de betrokken luchthaven verbiedt. Hoe dan ook preciseert het Hof dat de toepassing van een methode waarbij het door een vliegtuig tijdens de vlucht geproduceerde geluid aan de grond wordt gemeten weliswaar deel kan uitmaken van de evenwichtige aanpak, maar dat het niet is uitgesloten dat een milieuregeling, zoals in casu, vanwege de relevante economische, technische en juridische context dezelfde werking kan hebben als een verbod op toegang tot een luchthaven. Wanneer blijkt dat de in een nationale regeling vastgelegde limieten zo strikt zijn dat zij vliegtuigexploitanten er praktisch toe verplichten af te zien van de uitoefening van hun economische activiteit, zou deze regeling echter neerkomen op een toegangsverbod en dus een ,,exploitatiebeperking" in de zin van richtlijn 2002/30 vormen. Deze regeling zou bijgevolg moeten worden vastgesteld met inachtneming van de in de richtlijn gestelde voorwaarden. Het staat aan de Belgische rechter om na te gaan of de door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest genomen maatregelen dergelijke gevolgen hebben. NOTA BENE: De prejudiciële verwijzing biedt de rechterlijke instanties van de lidstaten de mogelijkheid, in het kader van een bij hen aanhangig geding aan het Hof vragen te stellen over de uitlegging van het Unierecht of over de geldigheid van een handeling van de Unie. Het Hof beslecht het nationale geding niet. De nationale rechterlijke instantie dient het geding af te doen overeenkomstig de beslissing van het Hof. Deze beslissing bindt op dezelfde wijze de andere nationale rechterlijke instanties die kennis dienen te nemen van een soortgelijk probleem. Voor de media bestemd niet-officieel stuk, dat het Hof van Justitie niet bindt. De volledige tekst van het arrest is op de dag van de uitspraak te vinden op de website CURIA. Contactpersoon voor de pers: Stefaan Van der Jeught (+352) 4303 2170

www.curia.europa.eu