Rechtbank Amsterdam
Don Bosco College Volendam mag hoofddoekje verbieden
Amsterdam , 6-9-2011
Het gerechtshof Amsterdam heeft vandaag geoordeeld dat het
hoofddoekjesverbod van het rooms-katholieke Don Bosco College te
Volendam niet onrechtmatig is jegens een leerlinge die een hoofddoek
wil dragen als uiting van haar islamitische geloof.
Volgens de Commissie Gelijke Behandeling maakt de school met het
hoofddoekjesverbod een verboden onderscheid op grond van godsdienst.
De kantonrechter in de rechtbank Haarlem oordeelde anders. De
kantonrechter stelde vast dat het de school vrij stond te beslissen dat
haar katholieke grondslag meebrengt dat uitingen van een ander geloof,
zoals hoofddoekjes, binnen de school niet worden aanvaard.
Het gerechtshof Amsterdam is het eens met de kantonrechter. Het
gerechtshof wijkt uitdrukkelijk af van het toetsingskader van de
Commissie Gelijke Behandeling en oordeelt verder als volgt.
De Algemene wet gelijke behandeling laat aan een school voor bijzonder
onderwijs de vrijheid eisen te stellen die nodig zijn voor de
verwezenlijking van de grondslag van de school. Als het daarbij gaat om
bijzonder onderwijs op een godsdienstige of levensbeschouwelijke
grondslag, moet de rechter zeer terughoudend zijn bij zijn beoordeling
of bepaalde eisen die een school stelt, nodig zijn voor de
verwezenlijking van die grondslag. In beginsel beoordeelt de school dat
zelf. Het is ook de school die in beginsel zo'n eis uitlegt en
beoordeelt of in een concreet geval aan zo'n eis is voldaan. De rechter
moet wél nagaan of een school die bepaalde eisen stelt, die eisen niet
inconsequent toepast.
Van 2002-2004 heeft één leerlinge op het college een hoofddoek
gedragen, als uiting van haar islamitische geloof. De school trad daar
niet tegen op omdat na de Volendamse cafébrand van 1 januari 2001 ook
andere hoofddeksels werden toegestaan wegens hoofdverminkingen van
leerlingen. Van 2004 tot nu toe heeft niemand anders op het college een
hoofddoek als uiting van het islamitische geloof gedragen. Het is dan
niet willekeurig en getuigt niet van een inconsequent beleid als de
school vanaf augustus 2010 uitdrukkelijk ook de hoofddoek verbiedt.
De leerlinge en haar vader waren bekend met de katholieke grondslag van
het college toen het aanmeldingsformulier voor de leerlinge werd
ingevuld. Zij moesten er dan rekening mee houden dat een zichtbare
uiting van het islamitische geloof (zoals het dragen van een hoofddoek)
mogelijk niet toegestaan zou zijn. Of hun door de school medegedeeld is
waarin de katholieke grondslag precies tot uitdrukking kwam, doet niet
ter zake.
Of het college in de praktijk niet strikt katholiek is, staat niet ter
beoordeling van de rechter.
Amsterdam, 6 september 2011
Uitspraken: BR6764