Universiteit van Amsterdam

Aegeïsche stenen mallen verwant aan Kretenzische gietmallen
Promotie Archeologie

dinsdag 6 september, 14.00 uur
Jan Velsink bestudeerde de Aegeïsche stenen mallen uit de periode van de Minoïsche en Myceense paleizen in Griekenland (ca. 2000-1200 v. Chr.), bestemd voor de productie van kleine reliëfornamenten en cultusvoorwerpen van goudblik, glas en faience. In deze studie worden de 28 mallen in kwestie voor het eerst gedetailleerd en gezamenlijk behandeld, en in hun archeologische en artistieke samenhang beschouwd. De productie en het gebruik van de mallen waren hoogstwaarschijnlijk verbonden met het centrale gezag dat in de Aegeïsche paleizen zetelde. Het gebruik van mallen voor kleine reliëfornamenten is ontstaan op Kreta en later, in de tijd van de Schachtgraven in Mycene (ca. 1600-1500 v. Chr.), of niet lang daarna (ca. 1450 v. Chr.), overgenomen op het Griekse vasteland. De vervaardiging en het gebruik van de mallen eindigden met de verwoesting van de paleizen op het Griekse vasteland (ca. 1200 v. Chr.). Twee Oost-Kretenzische mallen met matrijzen voor kleine cultusvoorwerpen zijn reeds te dateren in de Midden Bronstijd (ca. 2000-1600). Velsink toont aan dat beide mallen verwant zijn aan Kretenzische gietmallen voor gebruiksvoorwerpen en wapens. Bovendien maakt hij aannemelijk dat de mallen voor kleine reliëfornamenten zich uit deze vroege mallen voor kleine cultusvoorwerpen hebben ontwikkeld. Op twee Aegeïsche sieraadmallen die zich in Berlijn bevinden, is de aanwezigheid van sporen goud en restjes faience vastgesteld. Dhr. J.G. Velsink: Minoïsche en Myceense stenen mallen voor reliëfornamenten en cultusvoorwerpen. Promotor is dhr. prof. dr. J.H. Crouwel.
Locatie: Agnietenkapel, Oudezijds Voorburgwal 231, Amsterdam.