Rijksoverheid
5 september 2011
Reactie op vragen aangaande olie- en gaslekkages op de Noordzee
Geachte Voorzitter,
Hierbij zend ik u, mede namens de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, de antwoorden op de vragen die zijn gesteld door de leden Van Tongeren (GroenLinks), Samsom (PvdA) op 8 juli 2011 en van Van der Werf (CDA) op 11 juli 2011 over olie- en gaslekkages op de Noordzee.
1 Heeft u kennis kunnen nemen van het bericht `oil and gas spills in North Sea every week, papers reveal'? (GL) 2 Kent u het bericht: `Iedere week ernstige lekkages olie en gas in de Noordzee'? (PvdA) 3 Heeft u kennisgenomen van het bericht in The Guardian waaruit blijk dat in het Britse deel van de Noordzee regelmatig olie- en gaslekkages vanaf olieplatforms optreden? Was alle informatie die daarin wordt genoemd u vóór publicatie via de reguliere kanalen reeds bekend? Zo nee, welk deel niet? Gaat u actie ondernemen richting betreffende buitenlandse autoriteiten om te voorkomen dat u vaker verrast wordt? (CDA) Antwoord op vragen 1, 2 en 3 Ja, ik heb kennisgenomen van de artikelen. De informatie is voor mij niet nieuw en ik ben er dan ook niet door verrast. Als samenwerkende toezichthouders spreekt Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) al jaren met buitenlandse collega-toezichthouders over het terugdringen van olieen gaslekkages. Dit overleg vindt plaats binnen het North Sea Offshore
Authorities Forum (NSOAF) en het International Regulators Forum. In 2003 hebben de Britse bevoegde autoriteiten, de Health & Safety Executive (HSE), een (openbare) database opgezet, de Hydrocarbon Releases System. In dit systeem melden mijnbouwmaatschappijen olie- en gaslekkages en oorzaken daarvan. De getallen zijn afkomstig uit deze database.
Zij worden door de HSE geverifieerd en maandelijks op de website van de HSE gepubliceerd (https://www.hse.gov.uk/hcr3/report/public_tables_display.asp). Specifieke acties richting buitenlandse autoriteiten acht ik niet noodzakelijk. 4 Klopt het dat er in 2009 en 2010 meer dan honderd ongepubliceerde olie- en gaslekkages hebben plaatsgevonden op boorplatforms in de Noordzee? Zo ja, bent u bereid om u in Europees verband in te zetten voor het verplicht investeren in de nieuwste en veiligste technologieën door olie- en gasbedrijven? (GL) 5 Klopt het dat er regelmatig ernstige lekkages van olie en gas plaatsvinden in de Noordzee? Zo ja, wat zijn de risico's op het Nederlands continentaal plat voor mens en milieu? (PvdA) 6 Wat zijn volgens u de gevolgen van in het artikel aangehaalde incidenten voor veiligheid, gezondheid en milieu? Waar baseert u dat op? (CDA) 7 Is de visstand bedreigd door een of meer van de aangehaalde incidenten? (CDA) Antwoord op vragen 4, 5, 6 en 7 Het klopt dat
er olie- en gaslekkages voorkomen in de Noordzee. De cijfers van The Guardian hebben echter alleen betrekking op de Britse sector van de Noordzee. De getallen zijn niet nieuw. Ze zijn afkomstig uit het bovengenoemde Hydrocarbon Releases System van de HSE. Voor het Nederlandse deel van de Noordzee geldt dat olie- en gaslekkages altijd behoren te worden gemeld aan SodM op grond van het Mijnbouwbesluit (t.a.v. olielozingen) en de Arbeidsomstandighedenwet (t.a.v. gaslekkages). Deze meldingen worden geregistreerd en in geaggregeerde vorm weergegeven in het jaarverslag van SodM, dat jaarlijks aan de Tweede Kamer wordt toegezonden1 en op de website van SodM wordt gepubliceerd. Olie De meeste oliemorsingen zijn gering van omvang. In Nederland wordt een oliemorsing van meer dan 300 liter als "groot" geclassificeerd. Voor grote oliemorsingen wordt in beginsel altijd proces-verbaal opgemaakt. In verreweg de meeste gevallen gaat het om morsingen, van minder dan 10 liter. In 2009 waren er zes
oliemorsingen van meer dan 100 liter, in 2010 één. In de eerste helft van 2011 is een oliemorsingen van 80 liter de hoogste die is gemeld. Het aantal oliemorsingen op het Nederlandse deel van de Noordzee is de laatste 10 jaar sterk afgenomen.
Omdat de oliemorsingen op het Nederlandse deel van het continentaal plat gering zijn, zijn ook de milieueffecten gering. De meeste olie die offshore in Nederland wordt geproduceerd (meestal een lichte benzinefractie die condensaat genoemd wordt) bestaat uit vluchtige koolwaterstofverbindingen die niet lang in/op zeewater achter blijven. Er is geen blijvende, significante milieuschade bekend welke direct is terug te voeren op olielekkages vanaf platforms op het Nederlands deel van de Noordzee. In internationaal verband zijn er meerdere initiatieven om lozingen van stoffen in de Noordzee verder terug te brengen. Van belang is de samenwerking in het kader van het OSPAR-verdrag2 en de Bonn-overeenkomst van 1969 herzien in 19833 en 2001. Het Offshore Industry Committee (OIC) van OSPAR heeft aanbevelingen geformuleerd om het aantal olielekkages in 2020 tot nul terug te brengen. In het antwoord op de vragen 14 en 15 zal verder worden ingegaan op de huidige Europese samenwerking. Gas In 2
009 waren er 2 grote en 25 significante gasontsnappingen op Nederlandse platforms in de Noordzee4. In 2010 was dat aantal aanzienlijk minder: 1 grote en 14 significante gasontsnappingen. Gaslekkages zijn minder schadelijk voor het milieu dan olielekkages, maar kunnen gevaar opleveren voor het personeel op productieplatforms. 8 Bent u bereid om in Europees verband te pleiten voor een strenge sanctionering, waarbij een platform na de derde lekkage gesloten wordt? (GL) Antwoord De toepasselijke wetgeving voorziet reeds in sancties. Alle gasontsnappingen en olielekkages dienen te worden gemeld en bij de grotere lekkages wordt een proces-verbaal opgemaakt en boetes opgelegd. Regulering en bestraffing van verontreiniging van het zeewater vloeit voort uit het MARPOL5-verdrag, het OSPAR-verdrag en de Bonn-overeenkomst. Deze verdragen zijn door alle Noordzee-staten geratificeerd en de relevante verdragsbepalingen zijn in wetgeving, zoals de Mijnbouwwet en de Waterwet, opgenomen.
2 3
Oslo/Parijs-verdrag ter bescherming van de Noordzee en het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan. Het Bonn-agreement is een samenwerkingsovereenkomst tussen Het Verenigd Koninkrijk, Noorwegen, Zweden,
Denemarken, Duitsland, Nederland, België, Frankrijk, Ierland en de Europese Commissie, betreffende bestrijding van vervuiling van de Noordzee door olie en gevaarlijke stoffen.
4
een gasontsnapping is groot als er een ontsnappingssnelheid is van meer dan 1 kg per seconde gedurende meer
dan 5 minuten, of als de totaal ontsnapte hoeveelheid meer bedraagt dan 300 kg. Significant zijn gasontsnappingen met een ontsnappingssnelheid tussen 0,1 kg en 1 kg gedurende 2 tot 5 minuten, of als de totaal ontsnapte hoeveelheid tussen 1 en 300 kg ligt
5
Daarnaast valt op Europees niveau de bescherming van het mariene milieu binnen de reikwijdte van o.a. de Habitatrichtlijn en de Kaderrichtlijn mariene strategie. De in bovengenoemde regelingen vastgelegde uitgangspunten en bepalingen bieden naar mijn mening een toereikend kader voor het bestrijden van verontreinigingen vanaf platforms. Het stilleggen van een platform na drie oliemorsing of gaslekkages is naar mijn mening niet opportuun. Lekkages kunnen immers qua grootte, ernst en verontreinigingsgraad zeer verschillend zijn en bovendien zou een dergelijke aanpak de huidige, goed functionerende meldingspraktijk negatief kunnen beïnvloeden. Ik ben derhalve niet van zins in Europees verband te pleiten voor een dergelijke aanpak. 9 Klopt het dat Shell behoort tot de bedrijven die verantwoordelijk zijn voor de meeste lekkages? Zo ja, wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat Shell de veiligheid op haar boorplatforms zo snel mogelijk op orde krijgt? (GL) Antwoord Hoeveel oliemorsingen en
gaslekkages in de wereld toe te rekenen zijn aan Shell en hoe die getallen zich verhouden tot andere bedrijven, is mij niet bekend. In het Nederlandse deel van de Noordzee bevinden zich geen productieplatforms die exclusief eigendom zijn van Shell. Wel is er een onderneming actief, de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM), waarin Shell voor 50% participeert. NAM exploiteert 20% van de platforms op het Nederlandse deel van de Noordzee en heeft naar verhouding niet meer lekkages dan andere ondernemingen die in Nederland actief zijn. Ik zie dan ook geen reden om ten aanzien van deze maatschappij een specifiek andere aanpak te volgen dan de aanpak ten aanzien van platforms in het algemeen. 10 Klopt het dat de oudste platforms, uit de jaren '70, de meeste risico veroorzaken? Hoeveel van deze platforms liggen in of nabij de Nederlandse wateren? Hoe groot is het risico dat deze platforms momenteel veroorzaken? (PvdA) Antwoord Aangezien ik geen uitspraken kan doen over platforms die on
der een buitenlands bevoegd gezag vallen, kan ik uw vraag slechts beantwoorden voor zover deze betrekking heeft op het Nederlandse deel van de Noordzee. In Nederland staan 19 platforms die in de jaren 70 gebouwd zijn. Het beeld dat oudere platforms meer risico's veroorzaken, klopt in zijn algemeenheid niet. Er is geen directe relatie tussen het aantal oliemorsingen en gaslekkages en de leeftijd van een platform. Wel kan worden gezegd dat de staat van onderhoud een belangrijke rol speelt. SodM ziet er onder meer op toe dat op Nederlandse platforms het onderhoud volgens planning en noodzaak wordt uitgevoerd.
11 Op welke manier worden deze oude platforms en andere platforms momenteel onderhouden? Is er bij inspecties de afgelopen periode gebleken dat het onderhoud, met name bij de oudste platforms, te wensen over laat? (PvdA) Antwoord Ten aanzien van Nederlandse platforms kan worden gesteld dat het onderhoud, zoals dat door SodM wordt waargenomen, op een adequaat niveau is. Er zijn geen aanwijzingen dat het onderhoudsmanagement tekort schiet, ook niet bij oudere platforms. Planmatig onderhoud wordt tijdig uitgevoerd en aan SodM gerapporteerd. In het kader van de OSPAR OIC bestaat de verplichting voor alle aangesloten landen om elkaar te informeren over de staat van onderhoud van de platforms. Daar kan ik aan toevoegen dat in 2010 door inspecteurs van SodM het project "onderhoud installaties" is uitgevoerd. Daarbij is vastgesteld, dat het onderhoudsniveau in het algemeen is verbeterd ten opzichte van 2005. 12 Kunt u bevestigen dat bij de 46 inspecties die zijn uitgevoerd in de drie jaar
voorafgaand aan juli 2010, zoals uw ambtsvoorganger in antwoorden op vragen aangaf, geen lekkages zoals genoemd in bovenstaand artikel zijn geconstateerd? Zo nee, waarom is daar dan destijds geen melding van gemaakt? (PvdA) Antwoord Bij de reguliere inspecties zijn geen lekkages geconstateerd. Gaslekkages en oliemorsingen zijn incidentele gebeurtenissen, die onverwacht plaatsvinden. Incidentele lekkages worden, conform de geldende wetgeving, door de mijnbouwondernemingen aan SodM gemeld. Controlevluchten met het Kustwachtvliegtuig waarborgen een goede meldingdiscipline. Van iedere geconstateerde verontreiniging afkomstig een olieplatform wordt door de luchtwaarnemer melding gemaakt, waarna SodM een onderzoek instelt. 13 Kunt u ervoor zorgen dat werknemers die ernstige incidenten willen melden, afdoende beschermd worden? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet? (PvdA) Antwoord Werknemers die ernstige incidenten willen melden kunnen dit desgewenst anoniem doen bij SodM. SodM waa
rborgt hierbij de geheimhouding van de identiteit van de melder. Zorgvuldigheid is het uitgangspunt. Alleen indien het onderzoek dit vereist, met name in verband met de bewijsvoering, kan de geheimhouding, na raadpleging van de melder, worden opgeheven. SodM heeft een stakeholdersonderzoek gepolst of er een behoefte bij de werknemers was aan een andere klachtenprocedure. Die behoefte bleek er niet te zijn.
Daarnaast is van belang dat de Inspecteur-generaal der Mijnen regulier overleg voert met de vakbonden, waarbij werknemers in de olie-industrie zijn aangesloten. Daarbij zijn tot nu toe geen specifieke wensen naar voren gekomen voor aanpassing van meldingsregelingen. 14 Geldt er een meldplicht voor incidenten op boorplatforms in de Noordzee? Bent u bekend met `incidentmeldingen burgerluchtvaart', een registratiesysteem waarmee de veiligheid wordt verhoogd doordat piloten zelf registreren zodat ook anderen daarvan kunnen leren (Wijziging van de Wet Luchtvaart ter implementatie van de Europese richtlijn Incidentmeldingen in de burgerluchtvaart)? Bent u van mening dat een dergelijk systeem ook in de olie- en gassector een bijdrage zou kunnen leveren aan grotere veiligheid? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid om op Europees niveau hiervoor te ijveren? (CDA) 15 Op welke wijze worden meldingen van incidenten rond de Noordzee door de omringende landen met elkaar gedeeld? (CDA) Antwo
ord op vragen 14 en 15 Voor het Nederlandse deel van de Noordzee geldt dat olie- en gaslekkages altijd behoren te worden gemeld aan SodM op grond van het Mijnbouwbesluit (t.a.v. olielozingen) en de Arbeidsomstandighedenwet (t.a.v. gaslekkages). Ik ben bekend met "incidentmeldingen burgerluchtvaart". Vergelijkbare initiatieven voor de olie-industrie zijn in Nederland reeds ingevoerd. Zo hebben de in Nederland actieve mijnbouwondernemingen, die samenwerken binnen de NOGEPA6, een gemeenschappelijke gaslekkage-database ingericht om inzicht in de oorzaken van gaslekkages te verkrijgen én om van elkaar te leren. Daarnaast voert SodM jaarlijks een inspectieproject uit op het gebied van gaslekkages en bespreekt de resultaten daarvan met NOGEPA. Dit alles met als doel het aantal gaslekkages verder terug te dringen. Deze samenwerking heeft inmiddels goede resultaten opgeleverd, die tot uiting komen in het teruglopend aantal gasontsnappingen. Er is derhalve reeds zeer veel aandacht voor het
bevorderen van de veiligheid, zowel vanuit de overheid als de mijnbouwindustrie. Zoals ook is toegelicht op het antwoord op de vragen 1 3, worden in het NSOAF eveneens de geleerde lessen op het gebied van lekkages met elkaar gedeeld. Tevens is gewezen op de intensieve samenwerking in het kader van het OSPAR-verdrag en de Bonn-overeenkomst van 1983. Alle NSOAF-landen zijn bij het OSPAR-verdrag aangesloten. Ik acht het dan ook niet opportuun op dit moment het initiatief te nemen om te komen tot een Europese richtlijn die een soortgelijk systeem als de incidentmeldingen burgerluchtvaart voorschrijft. Melding en registratie vindt binnen de Noordzeelanden reeds in voldoende mate plaats.
16 Bent u bereid om alle informatie over olie- en gaslekkages openbaar te maken? Zo nee, waarom niet? (GL) 17 Bent u bekend met het feit dat de Kamer de afgelopen jaren niet is geïnformeerd over incidenten in de olie- en gaswinning op de Noordzee? Bent u bekend met het feit dat ook het Staatstoezicht op de Mijnen via zijn website geen informatie beschikbaar stelt over incidenten? Mag de Kamer hieruit afleiden dat zich de afgelopen jaren geen incidenten hebben voorgedaan bij de olie- en gaswinning in het Nederlandse deel van de Noordzee? (CDA) Antwoord op de vragen 16 en 17 De statistieken ten aanzien van incidenten in de olie- en gaswinning hierover zijn al jaren openbaar. In het jaarverslag van SodM wordt uitgebreid aandacht besteed aan olie- en gaslekkages, maar ook aan andere gevaren, arbeidsongevallen, aanvaringsrisico's, overige ongewenste gebeurtenissen en eventuele gevolgen. Deze (gevalideerde) informatie wordt jaarlijks aan de Kamer gestuurd en is op de website van SodM vo
or iedereen te raadplegen. Grote incidenten, waarbij gevaar voor mens en milieu te duchten zijn, worden mochten deze zich voordoen - eveneens gepubliceerd op de website van SodM. Niet iedere gebeurtenis is echter van zodanig belang dat hierover alle informatie op de website moet zijn te vinden, in zulke gevallen acht ik vermelding achteraf in het jaarverslag voldoende. Het tweede deel van vraag 17 is gegeven in het antwoord op de vragen 4 - 7. 18 Zijn de aanbevelingen naar aanleiding van de ramp op platform Piper Alpha ten aanzien van veiligheidsvoorschriften, vergunningverlening en inspectie, opgevolgd? Zijn er sindsdien nieuwe dergelijke aanbevelingen gedaan? (CDA) Antwoord De aanbevelingen van het rapport over de Piper Alpha ramp zijn, voorzover relevant voor Nederland, opgevolgd en vormen nog altijd de basis voor de aanpak van SodM en de prioritering met betrekking tot het (systeem)toezicht; de aanbevelingen uit het rapport zijn ook nu nog altijd actueel. Over de opvolging van
deze aanbevelingen is de Kamer in de jaren 1992-1994 drie keer geïnformeerd. Verder wordt er bij grote incidenten elders in de wereld, zoals Texas City in de Verenigde Staten en Montara in Australië, geevalueerd welke `geleerde lessen' hieruit kunnen worden getrokken voor de olie- en gasindustrie in Nederland. Daarnaast is het volgende aan de orde. Na de ramp met de "Deepwater Horizon" in de Golf van Mexico in april 2010 heeft SodM aan alle mijnbouwondernemingen gevraagd hun veiligheidssystemen tegen het licht te houden en hierover te rapporteren. Deze actie is voortvarend uitgevoerd en heeft geen ernstige tekortkomingen aan het licht gebracht.
Wel is vastgesteld dat verdere verbeteringen mogelijk zijn in zowel de preventieve als de repressieve sfeer. Daarvoor heeft SodM een actieprogramma opgesteld, dat momenteel door de betrokken ondernemingen wordt uitgevoerd. 19 Bent u van mening dat er in de sector momenteel een adequaat veiligheidsniveau wordt bereikt? Zo ja, waarop baseert u dat? (CDA) Antwoord Hoewel er veel tijd, geld en energie wordt gestoken in het terugdringen van gaslekkages, kan er, mede door het aantal grote gasontsnappingen in 2009 (2) en in 2010 (1) en significante gasontsnappingen (respectievelijk 25 en 14), nog vooruitgang geboekt worden. Zoals reeds vermeld zijn er veel acties gaande om dit aantal terug te dringen, hetgeen reeds heeft geresulteerd in een aanzienlijke afname in 2010 en tot nu toe in 2011. Een veiligheidsniveau van 100% is weliswaar niet haalbaar, maar verdere optimalisering van de veiligheid wordt uiteraard nagestreefd. Ten aanzien van oliemorsingen kunnen we constateren dat er in
2009, naast 23 kleinere oliemorsingen, 3 grote oliemorsingen zijn geweest. Over 2010 is er sprake van 1 grote oliemorsing en 23 kleinere oliemorsingen. Het aantal oliemorsingen over 2011 is verder beperkt, grote oliemorsingen zijn er nog niet geweest. Het gaat dus de goede kant op, maar in OSPAR-verband wordt gestreefd naar een aantal van nul incidentele lozingen van olie- en gasplatforms in 2020. In dat licht beschouwd zijn er nog verbeteringen mogelijk.
(w.g.)
drs. M.J.M. Verhagen Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie