Rijksoverheid
Meer innovatieruimte voor verdere kwaliteitsverbetering in het onderwijs
Persbericht | 02-09-2011
Net als voor het hoger onderwijs en het mbo komt er nu ook voor het
primair onderwijs en het voortgezet onderwijs een brede grondslag voor
innovatieve experimenten om de kwaliteit, toegankelijkheid en
doelmatigheid van het onderwijs te verbeteren.
Dat staat in een wetsvoorstel waarmee de ministerraad op voorstel van
minister Van Bijsterveldt van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en
minister Verhagen van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie heeft
ingestemd.
Met het wetsvoorstel wil het kabinet bijdragen aan verdere
kwaliteitsverbetering van het onderwijs, zodat onderwijsdeelnemers het
onderwijs ontvangen dat het beste bij hen past. Experimenteerbepalingen
bieden de mogelijkheid om nieuwe ontwikkelingen te onderzoeken en te
stimuleren door tijdelijk af te kunnen wijken van wet- en regelgeving.
Zij zijn daarom een belangrijk instrument voor vernieuwing. Omdat
afwijken van de wet uiteraard niet zomaar mag, bevat het wetsvoorstel
een aantal waarborgen voor zorgvuldig experimenteren. De spelregels
voor elk experiment, zoals het doel, de duur, de regels en de
evaluatie, worden uitgewerkt in een afzonderlijk besluit.
Het wetsvoorstel biedt een oplossing voor het probleem dat de huidige
wetgeving geen of te weinig ruimte biedt om slagvaardig om te gaan met
initiatieven tot innovatie, die naar verwachting de komende jaren meer
dan ooit aan de orde zullen zijn: er is steeds meer behoefte aan
structurele innovatieruimte. Door bijvoorbeeld verruiming van
samenwerkingsmogelijkheden in krimpgebieden (gebieden met teruglopende
leerlingaantallen) kunnen de toegankelijkheid en doelmatigheid
verbeteren omdat scholen hun middelen doelmatiger kunnen inzetten. Maar
ook biedt het nieuwe wetsvoorstel ruimte voor experimenten tussen
verschillende schoolsoorten.