UMC Utrecht
Meer kans hartziekte door hongerwinter
Vrouwen die jong en ernstig ondervoed waren tijdens de hongerwinter
hebben later in hun leven meer kans op hart- en vaatziekten. Dat blijkt
uit onderzoek van het UMC Utrecht en het AMC in Amsterdam. Het
verschijnt donderdag online in het tijdschrift European Heart Journal.
Epidemioloog Annet van Abeelen onderzocht bijna achtduizend vrouwen die
tijdens de hongerwinterHongerwinter van 1944-45 in meer of mindere mate
honger hebben geleden. Deze vrouwen deden mee aan het
Prospect-EPIC-cohort toen ze vijftig tot zeventig jaar oud waren.
Daarin zijn ze ondervraagd over hun voedingstoestand tijdens de
hongerwinter. Daarnaast beschikt Van Abeelen over informatie over de
latere gezondheid van de vrouwen.
De onderzoekers maakten een onderverdeling op basis van leeftijd
tijdens de hongerwinter en mate van ondervoeding. De meest ernstig
ondervoede vrouwen gaven aan tijdens de hongerwinter veel honger te
hebben geleden en sterk te zijn afgevallen. Als deze vrouwen tijdens de
hongerwinter tussen de 10 en de 17 jaar waren, bleken ze ruim vijftig
jaar later meer kans te hebben op hart- en vaatziekten. Hun kans op
kransslagaderziekte was 38 procent hoger dan leeftijdsgenoten die geen
honger hadden gekend.
Waarom deze vrouwen meer kans hebben op kransslagaderziekte is niet
precies bekend. Waarschijnlijk leidt extreme honger tot een verstoring
van de hormoon- en energiehuishouding tijdens de groei. Op latere
leeftijd zou dat de kans op hart- en vaatziekten vergroten. De
onderzochte vrouwen hadden bijvoorbeeld een afwijkende vetverdeling, ze
hadden in verhouding veel buikvet.
"Het betekent dat kortdurende extreme honger tijdens perioden van groei
nadelige effecten op de gezondheid later in het leven kan hebben",
concludeert eerste auteur Annet van Abeelen. Zij promoveert op dit
onderzoek. "We wisten al dat omstandigheden in de baarmoeder lang
doorwerken. Wij laten nu voor het eerst zien dat ook extreme honger op
jonge leeftijd nog lang effect kan hebben. Honger is dus niet alleen
een acuut probleem, het heeft langdurige gevolgen."
Overigens vonden de onderzoekers ook een klein onverwacht effect.
Vrouwen die in de hongerwinter sterk ondervoed waren bleken een iets
kleinere kans te hebben op een herseninfarct. Hiervoor ontbreekt een
verklaring. Het zou op toeval kunnen berusten omdat het slechts om een
kleine groep vrouwen gaat. Vervolgonderzoek moet dat uitwijzen.
Tijdens de hongerwinter tussen december 1944 en april 1945 was in
westelijk Nederland heel weinig voedsel beschikbaar. Op het hoogtepunt
van de hongersnood schommelden rantsoenen tussen 400 en 800
kilocalorieën per dag (volwassenen kregen slechts een kwart van de
benodigde kilocalorieën). Een half procent van de mensen overleed. Na
de bevrijding eindigde de hongersnood abrupt. Die kenmerken maken het
mogelijk om langetermijneffecten van kortdurende extreme honger te
bestuderen.
Het onderzoek is een samenwerking tussen het UMC Utrecht en AMC in
Amsterdam.
woensdag 24 augustus 2011