Gemeente Utrecht


2011 SCHRIFTELIJKE VRAGEN
101 Vragen van de heer V. Oldenborg
(ingekomen 31 juli 2011)


Het is inmiddels vijf jaar geleden dat aan de Oudegracht een zeer noodlottig trapongeval heeft plaatsgevonden. Een ongeval waarvan de nabestaanden van het dodelijk slachtoffer en allen die daarbij gewond zijn geraakt, nog altijd de gevolgen met zich meedragen. Sinds die trieste dag in augustus 2006 zijn er veel woorden geschreven en gesproken over hoe het heeft kunnen gebeuren, wat we kunnen doen om zoiets te voorkomen en wat we doen om het leed van de slachtoffers te erkennen en waar mogelijk te verlichten. Op 10 januari hebben we er als raad voor de laatste maal over gedebatteerd en over één ding waren we het als raad volgens mij eens. De conclusie, van het Openbaar Ministerie, dat het ongeval vermijdbaar zou zijn geweest, als er niet een ongelukkige samenloop van miscommunicatie binnen de gemeente zou hebben plaatsgehad, staat niet ter discussie.
Ook over een eerder discussiepunt betreffende het eigendom van de trap bestaat, in ieder geval sinds het raadsdebat in november 2006 geen twijfel meer. De trap was en is eigendom van de gemeente Utrecht.
Vanaf het ongeval heeft de raad voortdurend de aandacht gevestigd op de belangen van de slachtoffers en heeft het college in al haar uitingen ook voortdurend naar buiten gebracht dat die belangen steeds voorop hebben gestaan. In veel gevallen hebben wij ook kunnen constateren dat men die woorden heeft waargemaakt. Helaas blijkt nu uit artikelen in het AD/UN en DNU dat men dat, op een voor een aantal gedupeerden cruciaal punt, tot op heden nog niet volledig gedaan heeft. Namelijk de formeel juridisch erkenning van de aansprakelijkheid. Overigens in tegenspraak met de indruk die het College naar de raad toe, meerdere malen als antwoord op vragen van onze fractie, steeds gewekt heeft. Op 17 januari 2011 heb ik het college, als onderdeel van een reeks schriftelijke vragen, ondermeer het volgende gevraagd:

Is het juist dat er een verschil bestaat tussen het accepteren van de aansprakelijkheid met betrekking tot aantoonbare letselschade en de formeel juridische aansprakelijkheid in relatie tot zogenaamd smartengeld en kosten van derden?

Het moge duidelijk zijn dat deze vraag was ingegeven door mijn zorg over de noodzaak van een formele erkenning van aansprakelijkeheid.

Op deze vraag is uw antwoord helder namelijk Nee

Thans lees ik in het AD/UN van zaterdag 31 juli 2011 en ik citeer de quote van de burgemeester: "Dat willen we juist voorkomen (juridische discussie), Het gaat er om dat alle schade vergoed wordt. Ik weet ook niet of de nabestaanden en slachtoffers zelf zo op die erkenning zitten wachten. Ik heb het van hunzelf nooit gehoord. Het is meer een discussie voor juristen".

Blijkbaar is er dus wel een juridisch verschil en heeft het college mijn vraag destijds onjuist beantwoord.


Bovenstaande leidt onze fractie tot de volgende vragen:

1. Is het juist dat de gemeente Utrecht de aansprakelijkheid voor het trapongeval tot op heden niet formeel juridisch erkent heeft?
2. Zou alleen al uit het feit dat de gemeente Utrecht eigenaar van de trap is en het Openbaar Ministerie heeft vastgesteld dat het ongeluk vermijdbaar zou zijn geweest, niet logisch geweest zijn om die aansprakelijkheid reeds lang geleden formeel te erkennen?
3. Is het college met mijn fractie van mening dat het college voortdurend naar de raad toe, zoals moge blijken uit de beantwoording van onze schriftelijke vragen, de indruk heeft gewekt dat er wel sprake is van een formele erkenning, dan wel dat men in de richting van de raad voortdurend heeft getracht om zoals dat heet "Als een kat om de hete brij heen te draaien"?
4. Mag de fractie van Stadspartij Leefbaar Utrecht er van uitgaan dat de gemeente Utrecht op de korst mogelijke termijn de formeel juridische aansprakelijkheid voor het trapongeval zal erkennen, opdat de nabestaanden en hun vertegenwoordigers, die ons wel op dit punt hebben aangesproken, op een eenvoudige wijze hun recht kunnen halen? Zo nee, waarom niet?


---- --