Koloniaal erfgoed Paramaribo brengt geen eenheid, wel financiële zorgen
Datum: 22 juni 2011
Dat de binnenstad van Paramaribo is opgenomen op de werelderfgoedlijst
van UNESCO, draagt niet bij aan de binding tussen de etnische
bevolkingsgroepen. De claim van de VN-organisatie dat het gebouwde
koloniale erfgoed in de Surinaamse hoofdstad van `outstanding universal
value' zou zijn, is ongegrond. Verschillende bevolkingsgroepen voelen
zich nauwelijks betrokken bij de oude koloniale gebouwen. Ondertussen
laat de overheid een groot deel van de panden verkrotten. Dat blijkt
uit onderzoek van sociaal geograaf Eugenio van Maanen. Hij promoveert
op 30 juni aan de Rijksuniversiteit Groningen.
In het centrum van Paramaribo staan tal van historische panden,
ontworpen naar Nederlandse, Engelse en Franse architectonische
tradities. Sociaal geograaf Eugenio van Maanen onderzocht in hoeverre
dit gebouwde koloniale erfgoed de verschillende etnische
bevolkingsgroepen in Paramaribo aan elkaar bindt. Dit mede omdat de
UNESCO het centrum van de stad op haar werelderfgoedlijst heeft
opgenomen. Uit het onderzoek blijkt dat deze `erkenning' voor de
Surinaamse overheid grote problemen met zich meebrengt en de
verschillende etnische bevolkingsgroepen niet dichter bij elkaar
brengt.
Wat de overheid wil
Voor zijn onderzoek analyseerde Van Maanen het cultuurbeleid van de
Surinaamse overheid, interviewde hij experts en bracht hij de houding
van de verschillende etnische bevolkingsgroepen ten opzichte van het
gebouwde erfgoed in kaart. Het cultuurbeleid hinkt op verschillende
gedachten, zo blijkt. Enerzijds is het gericht op de instandhouding van
culturele diversiteit - onder meer door subsidies aan tentoonstellingen
en culturele bijeenkomsten van de verschillende etnische groepen.
Anderzijds lijkt de overheid een `Surinaamse identiteit' te willen
creëren. Het besluit de binnenstad van Paramaribo te nomineren voor de
UNESCO-werelderfgoedlijst past bij dit beleidsvoornemen.
Wat de bevolking vindt
De verschillende bevolkingsgroepen - Van Maanen onderscheidt Creolen,
Marrons, Hindoestanen, Javanen en een gemixte groep - hebben elk een
eigen kijk op het gebouwd koloniaal erfgoed, zo blijkt uit een enquête
onder vijftienhonderd inwoners van Paramaribo. Creolen en Marrons zijn
relatief het meest betrokken bij de gebouwen. Van Maanen suggereert dat
dit komt doordat deze groepen afstammen van de slaven die de panden
ooit bouwden. De Hindoestanen en Javanen hebben amper een band met het
gebouwde koloniale erfgoed. Opmerkelijk is dat van de 244 panden met
monumentenstatus geen enkele van Hindoestaanse of Javaanse oorsprong
is.
Erfgoed altijd omstreden
De onderzoeker heeft principiële bezwaren tegen de claim van de UNESCO
dat erfgoed universele waarde zou hebben. Van Maanen: `Erfgoed is
altijd omstreden, overal ter wereld. Wie de macht heeft, bepaalt wat
tot het erfgoed gerekend wordt. In Suriname, waar geen enkele
bevolkingsgroep getalsmatig dominant is, geldt dat misschien nog meer
dan elders. Noch de bevolking, noch de beleidsmakers zijn betrokken bij
de vraag wat hét Surinaamse erfgoed zou zijn. Om die reden hebben
pogingen tot `nation building', zoals door UNESCO-nominatie, amper kans
van slagen.'
Financiële zorgen
Ondertussen levert de erkenning door de UNESCO vooral problemen op. De
Surinaamse overheid is nu verplicht de vele houten gebouwen, die door
het tropisch klimaat snel achteruit gaan, op te knappen en te
onderhouden. Hiervoor ontbreekt het de overheid aan middelen. Sterker
nog: de historische panden in bezit van de overheid verkeren veelal in
slechtere staat dan die in private handen. Van Maanen: `De overheid
heeft geen geld en lijkt vaak zelfs geen belangstelling voor het
onderhoud van de panden te hebben.' Als men het koloniaal erfgoed wil
behouden - dat is de meest wezenlijke vraag - dan zouden de panden een
economische en sociale functie moeten krijgen, aldus Van Maanen.
Curriculum vitae
Eugenio van Maanen (Zeist, 1963) studeerde Sociale Geografie te
Utrecht. Hij verrichtte zijn onderzoek aan de Faculteit Ruimtelijke
Wetenschappen van de Rijksuniversiteit Groningen. Promotores zijn prof.
dr. G.J. Ashworth en dr. P.D. Groote. Het onderzoek werd mede
gefinancierd door NHTV Internationale Hogeschool Breda, waar Van Maanen
sinds 2001 werkt als docent. De titel van het proefschrift luidt:
`Colonial heritage and ethnic pluralism: its socio-psychological
meaning in a multiethnic community.'
Rijksuniversiteit Groningen