Rijksoverheid
Toespraak minister Leers bij bijeenkomst Hongaarse ambassade op 27 juni
Toespraak | 29-06-2011
Allereerst hartelijk dank aan de Hongaarse ambassadeur voor de
uitnodiging om in dit selecte gezelschap de Nederlandse ideeën over het
Europese migratiebeleid te mogen toelichten. We doen dit aan het eind
van het Hongaars voorzitterschap. U verdient alle respect voor de inzet
waarmee u dit heeft gedaan in bijzonder lastige omstandigheden. Het is
- in deze overgangsfase van het voorzitterschap - een goed moment voor
reflectie op waar we staan in Europa.
Doen we de goede dingen. Doen we de goede dingen op de juiste manier?
Als iets duidelijk is geworden tijdens het Hongaarse voorzitterschap,
dan is het wel dat we de antwoorden op de grote vraagstukken niet
alleen op nationaal niveau kunnen vinden. Dat is duidelijk op het
financieel-economisch vlak. Maar ook op het gebied van migratie. Ik
denk bijvoorbeeld aan de recente problematiek aan de Zuidelijke
buitengrenzen van de Unie. Het is ook duidelijk geworden dat de
antwoorden op Europees en internationaal niveau niet vanzelf ontstaan.
De verhoudingen binnen de EU worden op de proef gesteld door de
financiële crisis; door de ontwikkelingen in noordelijk Afrika en de
migratiedruk die dat met zich meebrengt. Deze elementen vormen een
flinke test voor de solidariteit, het onderlinge vertrouwen in elkaars
stelsels en de onderlinge verhoudingen. Dat maakt dat de EU nog niet
eerder in haar bestaan zo onder spanning stond. Daar komt bij dat veel
lidstaten een opkomst zien van politieke partijen die een meer
nationale benadering van problemen voorstaan.
Voor wie wat verder terugkijkt: Europese samenwerking en eenwording
zijn nooit een rustig bezit geweest. Het is nooit vanzelf gegaan. Het
was vaak 2 stappen vooruit, 1 stap achteruit. Maar daarmee werd wel
vooruitgang geboekt.
Cruciaal is dat er gedeelde uitgangspunten ontstonden. Gedeelde
opvattingen over de weg die we gezamenlijk inslaan en de manier waarop
we die weg verder aflopen. Wat doen we nationaal en wat doen we in
EU-verband? Waar staan we op het gebied van Europees asiel en
immigratiebeleid?
De Europees-politieke samenwerking is nog jong, Tampere vond plaats in
1999. De Europese samenwerking op asiel bevindt zich in de tweede
generatie richtlijnen, legale migratie slechts in de eerste. Ik
vergelijk het altijd met de euro: tijdens de eerste monetaire
gedachtewisselingen hierover begin jaren 50, kon niemand zich
voorstellen dat we afscheid zouden nemen van de gulden. 50 jaar later
op 1 januari 2002 was het zover. Dankzij veel doorzettingsvermogen en
een gezamenlijk vertrouwen. Vertrouwen dat zeker nú nodig is, nu we
elkaar ook moeten aanspreken op het nemen van verantwoordelijkheid.
Doorzettingsvermogen en vertrouwen zijn ook nodig op het gebied van een
gezamenlijk migratiebeleid. Er is een breed gedeelde opvatting dat een
effectief migratiebeleid een Europees migratiebeleid is. Maar ik vind
dat we op dat gebied echt nog stappen kunnen en moeten zetten om de
kansen volop te benutten en de risico's in te dammen. Er zijn veel
migranten die slagen, die meedoen en die de kansen pakken. Maar er zijn
nog te veel immigranten die aan de kant blijven staan, die het niet
lukt zich een zelfstandige positie te verwerven, die afhankelijk
blijven van bijvoorbeeld hun echtgenoot, zowel in economische als in
maatschappelijke zin.
Dit is vooral zichtbaar in de grote steden, waar migrantenpopulaties
zich concentreren. Ik weet dat in de meeste Europese landen
soortgelijke problematiek speelt als in Nederland. Sterker nog, ik
ontdek steeds meer overeenkomsten. Er is behoefte aan duidelijke
keuzes. De Europese regelgeving zou die behoefte op nationaal niveau
moeten onderkennen en ondersteunen.
Ik denk bijvoorbeeld aan het intrekken van tijdelijke
verblijfsvergunningen wanneer een migrant niet voldoet aan de
inburgeringsvoorwaarden die in die lidstaat gelden. De huidige
nationale en Europese wetgeving geeft nu wat mij betreft onvoldoende
ruimte om deze ambitie ten volle te kunnen realiseren. Voor zover mijn
ambities wijziging van nationale wetgeving vergen, heb ik dat al in
gang gezet. Ik zoek hierbij nadrukkelijk de grenzen op van wat binnen
de huidige Europese regelgeving al mogelijk is.
Maar ik ben van mening dat ook de Europese wetgeving op sommige punten
onvoldoende aansluit bij de problemen die in de aangesloten lidstaten
leven. Ik heb heel concrete voorstellen voor wijziging van een aantal
Europese richtlijnen. Deze voorstellen zijn naast voorstellen, ook
uitdrukkelijk uitnodigingen naar uw hoofdsteden, Commissie en Europees
Parlement om de discussie met elkaar aan te gaan.
Een uitwerking van deze voorstellen treft u in het position paper dat
het uitgangspunt vormt van de Nederlandse inzet op het Europese
migratiebeleid in de komende maanden en jaren. Dit position paper heb
ik in verschillende talen vandaag voor u meegenomen.Het uitgangspunt is
een streng en rechtvaardig immigratiebeleid.
Wij stellen strenge eisen aan migranten die binnenkomen, maar als we ze
dan hebben toegelaten moeten we de mogelijkheid bieden om mee te doen,
om zich te laten opnemen in de maatschappij. Daar is iedereen bij
gebaat. Laat ik een enkel element toelichten, waar ik bijzonder belang
aan hecht.
Het betreft gezinsmigratie die is uitgewerkt in de richtlijn
gezinshereniging voor onderdanen van derde landen en in de richtlijn
vrij verkeer voor EU-burgers en hun gezinsleden. Ik denk dat de
achterblijvende integratie van sommige immigranten verklaard kan worden
door het feit dat onvoldoende verantwoordelijkheid voor bijvoorbeeld
een goede opleiding en voldoende economische draagkracht bij de
immigranten zelf wordt gelegd. Om mensen te stimuleren - en desnoods te
verplichten - om mee te doen in de samenleving moeten ze de taal
spreken van het land waar ze wonen, een goede opleiding hebben gevolgd
en werk hebben.
Waarom zouden we geen instrumenten invoeren om de integratie van
nieuwkomers te stimuleren, ook op het gebied van toelatingsvoorwaarden?
- Denk aan de invoering van een borgsom, opdat eventuele kosten voor
sociale bijstand op de betrokkenen zelf kan worden verhaald.
- Een verhoging van de leeftijdseis voor beide partners naar 24 jaar om
zo de kans op gedwongen huwelijken te verkleinen en betrokkenen de kans
te geven hun opleiding af te ronden en zich een stabiele positie op de
arbeidsmarkt te verwerven.
- Ook wil ik inzetten op scholing van zowel de referent, als het
overkomende gezinslid. Iedereen moet zich immers in de huidige
samenleving een zelfstandige positie kunnen verwerven.
Het is nodig gebleken sommige mensen daartoe te verplichten, al was het
maar om te voorkomen dat bijvoorbeeld vrouwen door hun echtgenoot bij
de samenleving vandaan worden gehouden.
Dàt is nu dan ook mijn belangrijkste boodschap: zorg voor goede
inburgering en integratie. En om dat te bereiken moeten we ervoor
zorgen dat de binnenkomende immigrant zelf voldoende kwaliteit heeft om
zich te handhaven en mee te kunnen doen. Daar heeft de immigrant zelf
baat bij, maar ook de ontvangende samenleving. We moeten wat mij
betreft af van het beeld dat immigranten alleen maar een belasting zijn
voor de samenleving en voor sociale problematiek zorgen.
Een migratiemodel, waarbij integratie een voorwaarde voor toelating en
een plicht bij verblijf is, kan zorgen voor een kentering van dit beeld
van de immigrant. De Europese Commissie is voornemens in november het
groenboek gezinshereniging te publiceren. Via dit groenboek consulteert
de Commissie via vragen de lidstaten over de toekomst van deze
richtlijn.
Ik ben van plan binnen 2 weken na het verschijnen van het groenboek een
bijeenkomst voor de geïnteresseerde lidstaten in Nederland te beleggen
op hoogambtelijk niveau. Ik ben zeer geïnteresseerd in de reacties van
de verschillende lidstaten op het groenboek. En daarbij lijkt het me
goed om tijdens deze bijeenkomst te streven naar wat meer eenduidigheid
in onze reacties. Dat helpt ook de Europese Commissie met haar verdere
besluitvorming.
Verder ga ik binnenkort zelf op pad in Europa, om met uw hoofdsteden
van gedachten te wisselen over de koers van het Europese migratie- en
asielbeleid. Mijn inzet is daarbij de onderlinge samenwerking te
versterken en te bezien op welke dossiers we gezamenlijk kunnen
optrekken in Brussel. Want één ding is duidelijk: de lidstaten kunnen
het niet alleen. Het signaal van commissaris Malmström tijdens haar
recente bezoek aan Nederland, oog te hebben voor de Europese zorgen op
de verschillende migratiedossiers, zie ik als een bemoedigend signaal
en ik kijk dan ook met vertrouwen uit naar een verdere Europese
samenwerking, straks onder het Poolse voorzitterschap.
Ik dank u wel.