Rijksoverheid
Datum 28 juni 2011
Onderwerp Antwoord op schriftelijke vragen met kenmerk 2011Z09864
Hierbij bied ik u de antwoorden aan op de schriftelijke vragen die zijn gesteld
door het lid Schouw (D66) over homoseksuele asielzoekers uit Oeganda. Deze
vragen werden ingezonden op 13 mei 2011 met kenmerk 2011Z09864.
De minister voor Immigratie en Asiel,
G.B.M. Leers
2011Z09864
Antwoorden van de minister voor Immigratie en Asiel op vragen van het lid
Schouw (D66) aan de minister voor Immigratie en Asiel over homoseksuele
asielzoekers uit Oeganda. (ingezonden 13 mei 2011)
Vraag 1
Kunt u aangeven wat een mogelijke anti-homoseksualiteitwet in Oeganda
betekent voor asielaanvragen van homoseksuele asielzoekers in Nederland?
Antwoord 1:
Het feit dat in Oeganda een wetsvoorstel voorligt om de doodstraf op
homoseksualiteit te zetten is - zelfs nu het voorstel nog niet in stemming is
gebracht - een buitengewoon zorgelijke ontwikkeling die veelzeggend is voor de
maatschappelijke positie waar homoseksuelen in Oeganda zich in bevinden. De
Nederlandse regering veroordeelt, mede op grond van internationale
mensenrechtenverdragen, het standpunt dat homoseksuelen de doodstraf
verdienen. Personen die vervolgd worden op grond van hun seksuele voorkeur
hebben in beginsel recht op bescherming in Nederland. Zoals u door mijn
ambtgenoot van Buitenlandse Zaken in de beantwoording van de schriftelijke
vragen van het lid Pechtold over de mogelijke anti-homoseksualiteitswet in
Oeganda is meegedeeld, is er nog geen duidelijkheid over de verdere behandeling
van het desbetreffende wetsvoorstel. De Oegandese regering heeft reeds
aangegeven dat zij niet achter dit wetsvoorstel staat.
Wat de betekenis van anti-homoseksualiteitwetgeving in landen van herkomst is
voor de uitkomst van asielverzoeken in Nederland, is echter niet in zijn
algemeenheid te zeggen. Naast de wetgeving in landen van herkomst is hiervoor
ook, en vaak nog meer, van belang wat de praktijk in de desbetreffende landen
is. Zelfs wanneer er geen sprake is van anti-homoseksualiteitwetgeving, maar
iemand in de praktijk wel vrees voor vervolging heeft op grond van zijn seksuele
geaardheid, kan dat in individuele gevallen tot vergunningverlening leiden.
Daartoe is vanzelfsprekend ook het individuele asielrelaas van groot belang. Dit is
voor asielverzoeken van homoseksuelen uit Oeganda niet anders.
Vraag 2
Bent u voornemens een ambtsbericht dan wel thematisch ambtsbericht te laten
opstellen waarin de risico's voor deze asielzoekers worden beschreven? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 2:
Nee. Algemene ambtsberichten kan ik aanvragen voor de belangrijkste
herkomstlanden van asielzoekers teneinde landgebonden asielbeleid te kunnen
bepalen. Oeganda behoort daar niet toe. Voor veel landen van herkomst is geen
(thematisch) ambtsbericht beschikbaar. Dat is in veel gevallen ook niet nodig
omdat informatie uit andere openbare bronnen (zoals Human Rights Watch,
Amnesty International en de UNHCR) veelal voldoende is om zorgvuldig op
asielverzoeken te kunnen beslissen. Eerst wanneer specifieke asielvraagstukken
niet kunnen worden beantwoord omdat de desbetreffende informatie onvoldoende
of tegenstrijdig is, bestaat aanleiding een (thematisch) ambtsbericht te vragen.
Het actueel houden van landgebonden asielbeleid is eveneens een reden om een
algemeen ambtsbericht aan te vragen. Daarnaast is zoals ik hierboven heb
vermeld, het desbetreffende wetsvoorstel niet aangenomen en is reeds om die
reden een ambtsbericht gericht op die wetgeving thans niet opportuun. Overigens
bestaat ook de mogelijkheid om in een individuele zaak, als op basis van
beschikbare bronnen geen beslissing kan worden genomen en nader onderzoek in
het herkomstland nodig is, een individueel ambtsbericht aan te vragen.
Vraag 3
Bent u, gezien de mogelijke anti homoseksualiteitwet en de reële risico's voor
LHBTI (lesbische, homoseksuele, biseksuele, transgender en interseksuele
geaardheid) in Oeganda, voornemens LHBTI asielzoekers uit dit land aan te
merken als een risicogroep vergelijkbaar met LHBTI's uit bijvoorbeeld Iran? Zo
nee, waarom niet?
Kunt aangeven hoeveel homoseksuele uitgeprocedeerde asielzoekers uit Oeganda
zich op dit moment in Nederland bevinden?
Bent u bereid de uitzetting van deze LHBTI asielzoekers op te schorten totdat er
duidelijkheid is over de anti-homoseksualiteitswet en risico's in Oeganda?
Antwoord 3:
Voor Oeganda bestaat op dit moment geen apart landgebonden asielbeleid.
Hiertoe is ook geen noodzaak omdat op basis van de beschikbare informatie uit
openbare bronnen en de beleidsregels zoals neergelegd in het algemene deel van
de Vreemdelingencirculaire 2000 er zorgvuldig kan worden beslist op
asielverzoeken van Oegandese vreemdelingen. Homoseksuelen uit Oeganda
waartegen vluchtelingrechtelijke vervolging is ingesteld of die vanwege hun
homoseksualiteit risico lopen op onmenselijke behandeling kunnen aanspraak
maken op bescherming in Nederland. Daarvoor is het vooralsnog niet nodig om
deze groep apart aan te merken als risicogroep.
Ik kan niet aangeven hoeveel uitgeprocedeerde homoseksuele asielzoekers uit
Oeganda zich momenteel in Nederland bevinden. Hoewel er tijdens de
asielprocedure natuurlijk oog is voor het aspect homoseksualiteit, wordt niet
geregistreerd in hoeveel asieldossiers dit aspect een rol speelt. Het registreren
van seksuele geaardheid wordt in beginsel door de Wet bescherming
persoonsgegevens (Wbp) immers verboden. Hierdoor is het niet mogelijk cijfers
te geven van het aantal homoseksuele uitgeprocedeerde asielzoekers uit Oeganda
in Nederland.
Er is thans voor mij geen aanleiding om eventuele uitzettingen op te schorten,
omdat bij elk asielverzoek individueel getoetst wordt of er aanleiding is om
bescherming te bieden of niet. Daarbij wordt ook het aspect vervolging vanwege
seksuele geaardheid zorgvuldig meegewogen. Zoals aangegeven is op dit moment
nog onduidelijk of de desbetreffende wetgeving wordt aangenomen aangezien de
Oegandese regering heeft aangegeven dat zij niet achter het wetsvoorstel staat
en is het bestaan van anti-homoseksualiteitwetgeving op zichzelf niet
doorslaggevend voor de beoordeling van asielverzoeken.
Zoals de minister van Buitenlandse Zaken in de beantwoording van de
schriftelijke vragen van het lid Pechtold heeft aangegeven1, zal Nederland dit
onderwerp uiteraard met grote aandacht blijven volgen.
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Pechtold,
ingezonden 10 mei 2011 (vraagnummer 2011Z09648) en de leden Dikkers,
Timmermans en Marchouch (allen PvdA), ingezonden 13 mei 2011 (vraagnummer
2011Z09847)
1 Aanhangsel Handelingen 2010/11, nr. 2573