Rijksoverheid
28 juni 2011
Vragen over de oprichting van de Stichting Wetenschappelijk Onderwijs en Onderzoek NLDA
Bij beantwoording datum, onze referentie en betreft vermelden.
Hierbij zend ik u de antwoorden op de feitelijke vragen van de vaste commissie voor Defensie over mijn voornemen de Stichting Wetenschappelijk Onderwijs en Onderzoek NLDA op te richten. Deze vragen werden tot slot van de voorhangprocedure van art. 34 Cw ingezonden op 15 juni jl. met kenmerk 327751/2011D31685. Om de accreditatie van de bacheloropleidingen te kunnen verzilveren, zal de stichting mede ter uitvoering van de motie van lid Hachchi van 22 november 2010 - op 30 juni aanstaande worden opgericht.
DE MINISTER VAN DEFENSIE
drs. J.S.J. Hillen
Antwoorden op de feitelijke vragen van de vaste commissie voor Defensie over de oprichting van de Stichting Wetenschappelijk Onderwijs en Onderzoek NLDA. Deze vragen werden ingezonden op 15 juni jl. met kenmerk 32775-1/2011D31685.
1. Voldoet de Stichting Wetenschappelijk Onderwijs en Onderzoek Nederlandse Defensie Academie (NLDA; hierna: de Stichting) aan de eisen en regels die gesteld worden in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW)? Kunt u uiteenzetten op welke punten en welke wijze dit wel c.q. niet het geval is? De stichting voldoet volledig aan de eisen en regels die gesteld worden in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW). 2. Is er voldoende toezicht belegd op de kwaliteit van het onderwijs, zowel extern (Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie en Inspectie van het Onderwijs) als intern (opleidingscommissie, medezeggenschapsraden etc.)? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet en hoe wordt hier verandering in gebracht? 3. Is er met betrekking tot de kwaliteitsborging een opleidingscommissie opgericht? Zo nee, waarom niet en wordt deze commissie op korte termijn wel opgericht? 4. Kunt u het verantwoordings- en toezichtsmodel dat rondom de Stich
ting wordt opgezet en de werking hiervan omschrijven? 7. Hoe is de kwaliteit van onderwijs gewaarborgd? Wie is uiteindelijk verantwoordelijk voor de borging van het niveau van de opleiding? Is de kwaliteit van de docenten geborgd (niet alleen qua vakkennis maar ook didactisch)? Zo ja, op welke wijze en aan welke (aanvullende) eisen moeten de docenten voldoen? Wat is hun achtergrond en opleidingsniveau? 13. Houdt u bevoegdheden om in te grijpen als er zich misstanden zouden voordoen bij de Stichting? Zo ja, welke bevoegdheden en waar is dit vastgelegd? 16. Hoe gaat u borgen en controleren dat de kwaliteit van de academische opleiding voldoende blijft nu de verantwoordelijkheid hiervoor over gaat naar een stichting? Welke mogelijkheden heeft u om de stichting zo nodig bij te sturen? Kunt u duidelijk maken of, en zo ja, op welke punten de ministeriële verantwoordelijkheid ten aanzien van het academisch militair wetenschappelijk onderwijs verandert door de voorgenomen oprichting van e
en stichting ? 17. Wordt een accountantsverklaring afgegeven voor de rechtmatigheid van de bestedingen van de Stichting? Zo ja, waar is dat vastgelegd? 18. Is het door de Algemene Rekenkamer gevraagde controleprotocol inmiddels opgesteld?
31. Kunt u aangeven wat de risico's zijn van de zeer ruime vrijheidsmarge van het stichtingsbestuur in het kader van de wetenschappelijke kwaliteit van de opleiding? Is de controle op de kwaliteit van de academische opleiding adequaat gewaarborgd volgens u? Welke rol heeft u hier nog in als minister van Defensie? De kwaliteit van het geboden onderwijs wordt bewaakt door een aantal instanties. Conform de aanwijzingen daartoe in de WHW zijn de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) en de Inspectie van het Hoger Onderwijs volledig betrokken bij de kwaliteitsbewaking van het onderwijs. De Wetenschappelijke Adviesraad (WAR) van de stichting houdt toezicht op de wetenschappelijke kwaliteit van het onderwijs en onderzoek en de daarvoor benodigde organisatorische voorwaarden. De leden van de WAR beschikken over aantoonbare ervaring en kennis van het wetenschappelijk onderwijs en onderzoek en zijn bij voorkeur aangesteld als hoogleraar bij een universiteit. Daarnaast hebben de
faculteitsraad en het -bestuur ook verantwoordelijkheden op het gebied van de onderwijskwaliteit. Ook beschikt elke bachelorrichting over een opleidingsbestuur en een opleidings- en examencommissie. Conform de beoordelingen van de NVAO en de Inspectie van het Hoger Onderwijs voldoet de faculteit aan alle eisen die zijn gesteld voor de basiskwaliteit. De wetenschappelijke staf van de faculteit voldoet aan de kwantitatieve, inhoudelijke en didactische eisen die worden gesteld aan wetenschappelijk bacheloronderwijs. De voorgestelde inrichting van de stichting garandeert voorts een passend financieel toezichts- en verantwoordingsmodel. De subsidieverstrekking aan de stichting maakt deel uit van de jaarlijkse Defensie plannings- en begrotingsprocedure. Daarbinnen wordt ook besloten over de toewijzing van de personele en infrastructurele middelen die Defensie om niet beschikbaar stelt aan de stichting. De Tweede Kamer kan op deze budgettoekenning haar budgetrecht uitoefenen. De stichtin
g stelt jaarlijks een begroting op en biedt deze Defensie aan. Hiermee wordt de allocatie van het subsidiebedrag geregeld. Ter verantwoording is de stichting gehouden binnen zes maanden na het einde van het boekjaar de balans en de staat van baten en lasten op te maken. Deze staat wordt getoetst door een deskundige in de zin van artikel 393 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Daarenboven wordt in 2011 een controleprotocol ontwikkeld en vastgesteld, op basis waarvan de Algemene Rekenkamer haar controletaak kan uitvoeren. Een separate accountantsverklaring is vanwege het geringe subsidiebedrag niet noodzakelijk. Het toezicht is zeker gesteld door de statutaire bevoegdheid van de minister van Defensie om op ieder moment een onderzoek in te stellen naar het functioneren van de stichting en de toepassing van de Regeling defensiesubsidies. Deze regeling schrijft voor dat elke twee jaar een evaluatie wordt gehouden van subsidies die langer dan twee jaar worden verstrekt. Deze evaluati
e komt tot stand onder regie van de beleidsverantwoordelijke directie daarbij ondersteund door de Auditdienst Defensie. Daarenboven bieden de statuten een beperkt aantal belangrijke controlemogelijkheden. De goedkeuring van de minister van Defensie is vereist voor de benoeming van opvolgers van het stichtingsbestuur, de wijziging van de statuten, de jaarlijkse begroting en eventuele ontbinding van de stichting.
De verantwoordelijkheid van de stichting voor het geaccrediteerd wetenschappelijk onderwijs en onderzoek doet er ten slotte niet aan af dat de minister van Defensie verantwoordelijk blijft voor de integrale opleiding en vorming van officieren. 5. Op welke wijze is de invloed van de student op het onderwijstraject geregeld? Studenten hebben zowel zitting in het faculteitsbestuur en de faculteitsraad als in de respectieve opleidingsbesturen en commissies. 6. Kunt u uiteenzetten wat de ratio tussen student en staf zal zijn? De ratio tussen student en staf is door NVAO en de Inspectie van het Hoger Onderwijs getoetst en positief beoordeeld. De verhouding tussen student en staf is momenteel vijf op één. Het streven is dat er minder staf per student komt. 8. Waar kunnen studenten en docenten hun klachten met betrekking tot het onderwijs indienen en door wie of welke instelling worden deze klachten behandeld? 9. Welke waarborgen zijn er ingebouwd ten aanzien van de examinering en exame
ns? De opleidings en examencommissies zijn verantwoordelijk voor de behandeling van klachten over het onderwijs en de tentamens. Daarnaast is er het onafhankelijk College van Beroep voor de Examens waar beroep kan worden ingesteld tegen beslissingen over academische examens. 10. Hoeveel contacturen zijn er per student belegd? Hoeveel uur hoorcolleges, werkcolleges en hoeveel uur scriptiebegeleiding is er beschikbaar per student? De exacte verdeling verschilt per bachelorrichting, maar bestaat voor bijna de helft uit contactonderwijs. Gemiddeld bestaat dat contactonderwijs uit een derde deel hoorcollege en tweederde werkcollege. Voor de scriptiebegeleiding is 80 uur per student beschikbaar. 11. Kunt u uiteenzetten op welke wijze voor de individuele student de studiebegeleiding is geregeld? De faculteit heeft een systeem van studiementoraat waarin elke student door een mentor (een docent uit de bacheloropleiding) individueel wordt begeleid. De (militaire en persoons)vorming en bege
leiding die studenten vanuit de KMA en het KIM ontvangen kent een grote verwevenheid met de studiebegeleiding aan de faculteit. Deze verwevenheid is mede een reden geweest voor het feit dat de NVAO de studiebegeleiding met goed en excellent heeft beoordeeld.
12. Heeft u gekeken naar de situaties omtrent officiersopleidingen in het buitenland? Zo ja, welke lessen vallen daaruit te trekken? Hoe zijn de officiersopleidingen in het buitenland academisch geaccrediteerd? Officiersopleidingen in het buitenland en de accreditatie daarvan zijn geënt op de specifieke (wettelijke) situatie in de betreffende landen. Bij de totstandkoming van het Nederlandse model is rekening gehouden met de ervaringen die in het buitenland zijn opgedaan. Het belang van verwevenheid tussen initiële militaire en wetenschappelijke vorming en de opleiding en het belang van defensie relevant onderwijs zijn aandachtpunten die ter harte zijn genomen. 14. Kunt u in een duidelijk overzicht uiteenzetten welke alternatieven voor een stichtingsvorm denkbaar zijn en wat de argumenten pro en contra daar voor zijn? 15. Zijn andere instellingen die academisch onderwijs verzorgen en vallen onder de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) ook allemaal een s
tichting? Zo nee, welke rechtspersonen komen er nog meer in het academische onderwijs voor? 28. Kunt u nader ingaan op uw beweegredenen om een stichting op te richten in plaats van een zelfstandig bestuursorgaan (ZBO?)? Wat zijn de voor- en nadelen van een ZBO? Waarom wordt er niet overwogen om over te gaan op de verzelfstandiging van de NLDA en kan er een ZBO worden opgericht met de Politieacademie als voorbeeld? 29. Waarom zal een ZBO-constructie impliceren dat er dan sprake is van verzelfstandiging? Het doel van de voorgenomen oprichting van de stichting is te voldoen aan de eisen voor accreditatie van het wetenschappelijk deel van de opleiding van officieren van de krijgsmacht. Voor het overige blijft de (militaire en persoons)vorming de zorg van de Nederlandse Defensie Academie (NLDA), waar immers ook andere opleidingen worden gegeven en vorming plaatsheeft. Verzelfstandiging van de NLDA door deze geheel - bijvoorbeeld als ZBO - op afstand te plaatsen, is veel ingrijpender da
n nodig om te voldoen aan de eisen die de WHW stelt aan het verkrijgen van civiel effect voor de diploma's voor de bacheloropleidingen. Daarom is gekozen voor de meest doelmatige rechtsvorm en inrichting waarmee - na uitvoerig overleg met onder meer het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap - aan die eisen is voldaan. Er zijn diverse juridische mogelijkheden waarmee academisch onderwijs wordt georganiseerd. Behalve de publiekrechtelijke rechtspersoonlijkheid voor bijvoorbeeld de openbare universiteiten, komt de stichtingsvorm veelvuldig en de verenigingsvorm een enkele keer voor. Een publiekrechtelijke rechtspersoon en een vereniging zijn bij de totstandkoming, inrichting en besturing complexer dan een stichting. 19. Hoeveel overheidsgeld gaat naar de Stichting? Dit inclusief de kosten voor personeel, huisvesting, materieel enzovoorts.
21. Wat zijn de verwachte baten en lasten van de Stichting? 22. Waaraan wordt het jaarlijkse subsidiebedrag van 20.000 straks besteed? Heeft de Stichting nog andere inkomsten dan de 20.000 euro die u jaarlijks in de vorm van subsidie voor bestuurskosten beschikbaar stelt? 23. Kunt u uiteenzetten of de 20.000 euro aan subsidie de algehele kosten van de stichting dekken, inclusief de voltallige salarissen en vergoedingen van de bestuurders? Wordt de Commandant van de NLDA voor een deel betaald uit deze subsidiegelden? Om wat voor soort personeel gaat het, onderwijs en/of administratief? 24. Wat is het (eigen) vermogen van de Stichting bij oprichting? Is er een openingsbalans? 25. Heeft de Stichting ook bezittingen zoals gebouwen? Beschikt de Stichting over reserves? Mag de Stichting leningen afsluiten? 26. Kunnen de gegevens van de Stichting periodiek aan de Kamer worden gestuurd? Wat zijn de verwachte baten en lasten van de Stichting? Is er een eigen vermogen bij oprichting? Besc
hikt de Stichting over reserves? Mag zij leningen sluiten? Defensie stelt jaarlijks circa 20.000 ter beschikking voor de bekostiging van de stichting. Van het subsidiebedrag worden vergoedingen van reiskosten, vacatiegelden en de kosten voor statutaire verplichtingen betaald. Defensie stelt daarnaast de benodigde personele en infrastructurele middelen om niet ter beschikking. Deze middelen zijn nu reeds een integraal en ondeelbaar onderdeel van de NLDA en maken deel uit van het Defensie plannings- en begrotingsproces. De salaris- en exploitatiekosten voor regulier defensiepersoneel dat werkzaam is bij de NLDA, zoals de commandant van het NLDA, behoren niet tot het subsidiebedrag. Naast het subsidiebedrag van Defensie wordt het vermogen van de stichting gevormd door eventuele andere subsidies, erfstellingen, legaten en andere baten. Gezamenlijk vormen zij de baten en lasten van de stichting. De stichting beschikt bij oprichting over een vermogen ter grootte van het door Defensie b
eschikbaar gestelde subsidiebedrag van 20.000. Dit bedrag wordt opgenomen op de openingsbalans. De stichting heeft geen eigen bezittingen of reserves. Conform de statuten is het stichtingsbestuur niet bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoederen en tot vertegenwoordiging van de stichting ter zake van deze handelingen. Het bestuur is evenmin bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt en tot vertegenwoordiging van de stichting ter zake van deze handelingen. De stichting is gehouden jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar de balans en de staat van baten en lasten op te maken en op papier te stellen. Indien gewenst kan de finale staat van baten en lasten worden toegezonden aan de Tweede Kamer.
20. Kunt u de ministeriële beschikking tot subsidieverlening en het convenant naar de Tweede Kamer sturen? De subsidiebeschikking en het convenant zullen na vaststelling daarvan ter informatie aan de Tweede Kamer worden toegezonden. 27. Kunt u uiteenzetten wat de onderwijsvisie van de Stichting is? De stichting laat het wetenschappelijk onderwijs uitvoeren door de faculteit en onderschrijft de onderwijsvisie van de faculteit. In de visie motiveert de faculteit de noodzaak voor de wetenschappelijke oriëntatie van aspirant-officieren en haar primaire verantwoordelijkheid voor de bacheloropleidingen. Deze onderscheiden zich door stelselmatige vertaling en toepassing van wetenschappelijke theorieën naar het militaire domein. De faculteit leidt haar bachelors op tot wetenschappelijk opgeleide officieren die in het veld kunnen omgaan met kennisintensieve besluitvorming onder druk. 30. Kunt u uiteenzetten waarom Defensie er niet voor heeft gekozen om de derde component, de academische o
pleiding voor officieren, onder te brengen bij een faculteit van een universiteit? De kracht van de opleiding ligt voor een groot deel in de verwevenheid van de militaire officiersvorming, persoonsvorming en wetenschappelijke vorming, waarbij ook het internaatsysteem (residentieel onderwijs) een belangrijke rol speelt. Daarnaast onderscheiden de bacheloropleidingen van de stichting zich vanwege de expliciete wetenschappelijke bestudering van het militaire domein substantieel van opleidingen aan civiele faculteiten. 32. Ontvangen leden van de organen van de Stichting (College van Bestuur, de Decaan, het Faculteitsbestuur, de Wetenschappelijk Adviesraad, de examencommissies) een vergoeding? Leden van de WAR en het stichtingbestuur (met uitzondering van de commandant van de NLDA) ontvangen vacatiegelden. Commandant NLDA, de decaan, de overige leden van het faculteitsbestuur en de leden van de examencommissies zijn bezoldigd personeel van het ministerie van Defensie. 33. De benodigd
e personele en infrastructurele middelen, noodzakelijk voor het doen verrichten van academisch onderwijs en onderzoek, worden door Defensie `om niet' aan de stichting ter beschikking gesteld. Dit is een nieuwe financieringswijze, zo merkt ook de ARK op. Kunt u hier nader op ingaan? Hoe beoordeelt u de constatering van de Algemene Rekenkamer dat gekozen is voor een wijze van financiering die niet voorzien is in de Comptabiliteitswet?
34. Hoe beoordeelt u de constatering van de ARK dat met de nu gekozen constructie een hybride situatie ontstaat en dat dit in de praktijk voortdurende alertheid vraagt op de verschillende rollen en verantwoordelijkheden? Met de voorliggende constructie is een balans bereikt tussen de verschillende rollen en verantwoordelijkheden van alle betrokken organen. Om te kunnen voldoen aan de eis dat academisch onderwijs wordt verzorgd door een rechtspersoon voor hoger onderwijs die niet uitgaat van de Staat der Nederlanden is Defensie voornemens hiertoe op 30 juni a.s. een stichting op te richten. In lijn met het geldende kader voor stichtingen is de inrichting zo eenvoudig mogelijk gehouden. Ook de financiering is zo doelmatig mogelijk ingericht. De voorgestelde financieringswijze van een kleine subsidie en het om niet ter beschikking stellen van personeel en infrastructuur biedt tevens de benodigde ruimte voor toepassing van het budgetrecht door de Tweede Kamer en sluit aan op het begro
tingsproces van Defensie. Ook is voldoende gewaarborgd dat de daartoe aangewezen organen hun controlerende bevoegdheden zonder beletselen kunnen uitoefenen. 35. Hoe verhoudt de gewenste minimale betrokkenheid van u als minister zich tot het instemmingsrecht dat u heeft bij de leden van het College van Bestuur? Hoe komt de benoeming van dit College tot stand en welke rol heeft u daar bij? 36. Wat is de rol van de overheid in de benoeming van het personeel? Het voornemen is om op 30 juni a.s. de stichting op te richten. Op dat moment worden de leden van het stichtingsbestuur voor het eerst benoemd. Het stichtingsbestuur benoemt vervolgens zelf opvolgers in bestuursfuncties wanneer die vacant worden, nadat goedkeuring is verkregen van de minister van Defensie. Gezien de statutair geborgde wetenschappelijke onafhankelijkheid van de stichting betekent dit, naast de hiervoor geschetste controlemogelijkheden, een minimale betrokkenheid bij het besturen van de stichting. 37. Is er al meer
bekend over de bestuurders? Wie zullen deze posities invullen en zullen deze uit de academische wereld komen? 39. Wie zullen, naast de commandant NLDA, in het College van Bestuur van de Stichting benoemd worden? Bestuurders zullen afkomstig zijn uit zowel de academische wereld en het openbaar bestuur en worden benoemd bij de oprichtingsakte. De bestuurders, naast commandant NLDA, zijn: luitenant-generaal b.d. D. Starink (voorzitter), de heer professor dr. W. Lemstra, de heer ing. A.H. Lundqvist en de heer J.F. Sistermans. 38. Waarom zijn de namen van de leden van het Faculteitsbestuur en Wetenschappelijke Adviesraad al wel opgenomen en die van de overige organen van de stichting nog niet?
De Wetenschappelijke Adviesraad en het Faculteitsbestuur zijn reeds bestaande organen. Het bestuur van de stichting was ten tijde van het verschijnen van de brief nog niet aangezocht. 40. Welke positie heeft de Commandant van de NLDA in het stichtingsbestuur? Hoe zal de adviseursrol van de decaan van de faculteit Militaire Wetenschappen voor het bestuur in de praktijk eruit komen te zien? De commandant van de NLDA is lid van het stichtingsbestuur. De decaan is voorzitter van het faculteitsbestuur, aan wie de voorbereiding en uitvoering van het onderzoek en onderwijs is opgedragen. Uit dien hoofde adviseert de decaan het stichtingbestuur, maar maakt hiervan geen deel uit en heeft geen stemrecht.