Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen

28 juni 2011

In de topsectorenagenda's die op 17 juni jl. zijn gepresenteerd aan minister Verhagen onderschrijven de topteams unaniem het belang van wetenschappelijk onderwijs en onderzoek voor het succes van de topsectoren. Daarnaast benadrukken alle topteams de noodzaak om hechte verbindingen tussen kennisinstellingen, bedrijven en overheid tot stand te brengen. KNAW, NWO en de VSNU zien veel aangrijpingspunten in de agenda's.

Alle drie zullen zij, vanuit hun eigen positie en missie, zich inspannen om de samenwerking met de overheid en het bedrijfsleven te intensiveren en tot een succes te maken. In de uitwerking en implementatie van de agenda's voor de topsectoren zien KNAW, NWO en de VSNU voor zichzelf een belangrijke rol weggelegd. Privaat-publieke samenwerking zal voortgezet of opgestart worden. Hierbij zal voortgebouwd worden op bestaande succesvolle samenwerkingsverbanden en initiatieven van kennisvalorisatie. Bij NWO ingediende voorstellen worden ook voor de topsectoren via `peer review' geselecteerd op kwaliteit, relevantie en impact. De instituten van KNAW en NWO zullen waar mogelijk, en binnen hun missie als nationale centra voor fundamenteel onderzoek, hun programma's meer laten aansluiten bij de prioriteiten van de topsectoren en de verbinding zoeken met andere kennisinstellingen. De universiteiten zetten de komende jaren verdergaande stappen op het gebied van profilering en herordening van het opleidingenaanbod en zwaartepuntvorming in het onderzoek, waarbij aansluiting met de topgebieden een belangrijk aandachtspunt is.

Volle breedte van de wetenschap

KNAW, NWO en de VSNU hebben een verantwoordelijkheid die zich verder uitstrekt dan de agenda's van de topsectoren. Dit betekent dat zij zich, vanuit hun missies, inzetten voor de volle breedte van disciplines in het wetenschappelijke onderwijs en onderzoek. In het bijzonder betreft dit onderzoek in de sociale wetenschappen en de geesteswetenschappen. Ook maatschappelijke innovatie is cruciaal voor de toekomstige samenleving. Daarnaast moet het Nederlandse onderzoek aansluiting houden bij de EU-agenda en bij de mondiale inspanningen om grote maatschappelijke vraagstukken tegemoet te treden.

Cruciaal is dat `het belang van fundamenteel nieuwsgierigheidsgedreven onderzoek niet ter discussie staat', zoals benadrukt wordt door de topteams in hun gezamenlijke brief aan minister Verhagen. Dit betekent dat er voldoende ruimte moet zijn voor juist dat onderzoek dat de voedingsbodem is voor huidige en toekomstige topsectoren: het fundamentele ongebonden onderzoek. Het is geen toevoeging aan, maar een essentieel en integraal onderdeel van elke onderzoeksagenda. Het is óók nodig voor het opleiden van jonge mensen, die de economische vooruitgang in de toekomst moeten realiseren. We steunen daarom het hierboven aangehaalde standpunt van de topteams.

Kortom: voor de volle breedte van de wetenschap, voor aansluiting bij Europees onderzoek en voor het fundamentele ongebonden onderzoek moet voldoende ruimte en budget blijven. Dan heeft Nederland een solide basis voor huidige en toekomstige toppen.

Extra investeringen

Ook met de door het kabinet aangekondigde inspanningen constateren wij dat het budget voor wetenschappelijk onderzoek te krap is. Het wegvallen van vooral de FES-gelden heeft een enorme impact. Het in de bedrijfslevenbrief genoemde budget van 1,5 mld. euro voor de topsectoren bestaat uit publieke middelen die al ten goede komen aan de kenniseconomie. Wij zijn verheugd over de maatregelen die minister Verhagen treft om het bedrijfsleven te stimuleren meer te investeren in wetenschappelijk onderzoek. Deze stappen zijn nodig om Nederland naar de top van kenniseconomieën te brengen. De publieke middelen moeten hiermee echter gelijke tred houden. Daarom zou Nederland het voorbeeld moeten volgen van de ons omringende landen die juist nu extra in onderzoek investeren.