Wageningen Universiteit en Researchcentrum
28 jun 2011
Onderdeel: LEI
Onder invloed van de hoge prijzen van agrarische producten stijgen de
inkomens in de land- en tuinbouw. De export nam toe, maar er dreigt
opnieuw een mestoverschot te ontstaan. De belangstelling voor
dierenwelzijn groeit en de belangstelling voor natuurbeheer neemt af.
Dat zijn enkele opvallende punten uit het Landbouw-Economisch Bericht
2011, dat het LEI, onderdeel van Wageningen UR, vandaag presenteerde.
De gevolgen van de financiële crisis waren voor het Nederlandse
agrocomplex minder ernstig dan voor andere sectoren. De toegevoegde
waarde van het agrocomplex bleef gelijk, maar die van de totale
Nederlandse economie nam af met 3%. In de loop der jaren is vooral de
distributieschakel (handel en transport) van het agrocomplex in belang
toegenomen, door verwerking en verhandeling van steeds meer producten
die van buiten Nederland worden aangevoerd.
De agrarische export nam, na een periode van daling tussen 2000 en
2007, weer toe ondanks de crisis. Wel daalde de werkgelegenheid in het
Nederlandse agrocomplex met bijna 4% tussen 2001 en 2009. Trends van
het moment zijn dat voedsel en bloemen in toenemende mate via internet
worden besteld; verkopen op zondag zit in de lift en de horeca verliest
terrein aan supermarkten.
Inkomens stijgen weer
In 2009 lag het inkomen van de helft van de agrarische huishoudens
onder de armoedegrens. Dankzij toeslagen en subsidies bleef het
gemiddeld inkomen uit bedrijf toch positief. Dit jaar heeft het
agrarisch inkomen zich zowel in Nederland als in de omringende landen
fors hersteld door hogere opbrengstprijzen. Volgens de ramingen heeft
in ons land in 2010 nog âslechtsâ 5% van de agrarisch gezinnen een
negatief inkomen. Dit is het laagste percentage in deze eeuw. Het
aandeel gezinnen met een inkomen boven de ton loopt in 2010 op tot meer
dan 20%.
Een baan naast het eigen bedrijf komt vooral voor op akkerbouw- en
graasdierbedrijven. Bij tuinbouw- en melkveebedrijven laat het
arbeidspatroon zich moeilijker verenigen met een werkkring buiten het
bedrijf. De werkgelegenheid in de primaire land- en tuinbouw is de
afgelopen vijf jaar ongeveer gelijk gebleven. Anders dan in andere
sectoren neemt de illegale arbeid af.
Overheid overweegt gronden te verkopen
De huidige kopersstaking op de agrarische grondmarkt ligt in het
verlengde van de economische crisis. De vraag naar landbouwgrond voor
verstedelijking is voor een belangrijk deel weggevallen. Gemeenten
hebben moeite met het ontwikkelen van aangekochte gronden en in sommige
gevallen is er kans op âterugverkoopâ van eerder aangekochte
landbouwgrond. Daarnaast is de vraag naar grond vanuit het natuurbeleid
onder invloed van het kabinet-Rutte vrijwel opgedroogd, er is zelfs
mogelijk sprake van verkoop van ruilgronden van de Dienst Landelijk
Gebied en van gronden van Staatsbosbeheer.
Agrarisch natuurbeheer neemt af
Het kabinet wil dat agrariërs en particulieren een grotere rol krijgen
in het Natuurbeheer. Het areaal agrarisch natuurbeheer krimpt de
laatste jaren. In 2009 vond op bijna 62.000 hectare een vorm van
agrarisch natuurbeheer plaats, dat is ten opzichte van 2007 een afname
van 8%. Ook de continuïteit van het agrarische natuurbeheer is gering.
Op een groot deel van het oppervlak (48% in 2010) zijn (nog) geen
vervolgaanvragen gedaan na afloop van de eerste beheerperiode. Meest
genoemde redenen om af te zien van een vervolg zijn een teveel aan
bureaucratie, te lage vergoedingen, het moeten terugbetalen van
vergoedingen en problemen bij het natuurbeheer zelf.
Aandacht voor dierenwelzijn neemt toe
De rundvee- en de varkensstapel zijn het afgelopen jaar vrijwel gelijk
gebleven. Het aantal kippen steeg met 4,5%. Door de uitbraak van
Q-koorts en de daarop volgende ruimingen van geiten, is het totaal
aantal geiten tussen mei 2009 en mei 2010 met bijna 6% afgenomen.
Vanuit de maatschappij en de zuivelketen neemt de druk toe om weidegang
van koeien te bevorderen of zelfs verplicht te stellen. Gezien het
aantal uren dat zelfs een koe met weidegang binnen staat, weegt de
kwaliteit van de stal voor het dierenwelzijn zwaar. In 2011 moet 5% van
alle stallen integraal duurzaam zijn. De pluimveehouderij heeft al 8,6%
gerealiseerd. De varkenshouderij en de melkveehouderij volgen met
respectievelijk 5,1 en 2,3 %.
Groot mestoverschot dreigt
Het aandeel van de agrarische sector in de milieubelasting is nog
altijd hoog. Er is een lichte daling van het gebruik van
gewasbeschermingsmiddelen, maar de doelstellingen van het beleid worden
nog niet gehaald. De emissie van broeikasgassen stijgt, dit komt mede
door de toenemende productie van elektriciteit (de glastuinbouw
produceert inmiddels 10% van het landelijk stroomverbruik).
In 2013 dreigt er voor 23,5 miljoen kilo fosfaat geen afzetruimte te
zijn en in de jaren daarna kan dit probleem nog groter worden. Die
situatie kan alleen worden voorkomen door verlaging van het
fosfaatgehalte van de mest en door vergroting van de afzet buiten de
Nederlandse landbouw. Daartoe moeten snel vormen van mestverwerking
worden ontwikkeld, die op een rendabele wijze een exportwaardig product
opleveren. Als deze opties niet (kunnen) worden gerealiseerd is een
inkrimping van de varkensstapel door sterk stijgende kosten voor
mestafvoer onvermijdelijk.
Landbouw-Economisch Bericht 2011
Contact
Petra Berkhout
petra.berkhout@wur.nl
(070) 335 81 03
Persvoorlichting
Helene Stafleu
helene.stafleu@wur.nl
(070) 335 83 38