Pompe Kliniek houdt tbs'er vast op basis van aangetoonde leugens
"Bij meningsverschillen met de behandelaar delft de cliënt meestal het onderspit"NIJMEGEN, 20110627 -- Een in 1998 veroordeelde en sinds 1995 gedetineerde tbs'er, M.I., beschuldigt de Pompe Kliniek in Nijmegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving door het stelselmatig vasthouden aan leugens over zijn behandeling, de resultaten daarvan en het van daaruit fabriceren van een onjuiste diagnose. Ook betwist M.I. zijn veroordeling, die volgens hem een justitiële dwaling is geweest. Zijn behandelaars negeren zijn met bewijsstukken onderbouwd betoog en houden willens en wetens vast aan een valse voorstelling van zaken om hem zo lang mogelijk in de tbs te houden. "Zijn zaak is heel herkenbaar", zegt advocaat T.P. Klaassen, "ik moet herhaaldelijk constateren dat bij meningsverschillen in de tbs-klinieken tussen de cliënt en de sociotherapeuten of behandelaren de cliënt als afhankelijke en zwakkere partij vrijwel altijd het onderspit delft en de rapportage niet altijd objectief en fair is."
Een kort geding tegen de behandelaars van M.I. in maart van dit jaar faalde omdat de bewijzen die hij verzameld heeft ter onderbouwing van zijn zaak door de rechter werden genegeerd en de TBS werd verlengd omdat deze bewijzen ter zitting niet besproken mochten worden op basis van de stelling dat het alleen ging over de verlenging van de tbs en het heden. De betwiste feiten betroffen echter ook het afgelopen jaar en mochten door de Pompe kliniek wel gebruikt worden ter motivering van het verlengen van de tbs.(1) Volgens M.I. was hier duidelijk sprake van een schijnproces: "straffen op grond van leugens en verweer tegen die leugens onmogelijk maken of gewoon negeren".(2)
M.I. beschuldigt deskundigen van de Pompe kliniek ervan dat ze onder ede staan te liegen, en staaft zijn beschuldiging met door hem zelf gemaakte gespreksopnamen waarin de deskundige van de kliniek erkent te hebben gelezen dat bepaalde beweringen over M.I. feitelijk niet kloppen. Dezelfde beëdigde deskundige gebruikte toch een paar weken na deze opname dezelfde feitelijk onjuiste beweringen als onderbouwing voor zijn advies tot verlenging van de tbs.(3)
Opgefokt
M.I. werd in 1998 onherroepelijk veroordeeld wegens mishandeling en poging tot doodslag. Volgens het vonnis zou M.I. twee delicten hebben gepleegd maar M.I. zegt al sinds 1998 dat hij destijds schuld heeft bekend aan een tweede delict om onder de rechter te brengen dat hij werd gestalked en dat de autoriteiten weigerden daartegen op te treden. M.I. die destijds studeerde aan de universiteit Utrecht werd gestalkt door een vrouw die een verhouding met hem wou. Zij had via docenten doorgegeven dat het slecht met haar zou aflopen als M.I. geen relatie met haar zou aangaan. Van hem eiste ze echter dat dit op de door haar gewenste manier gebeurde. M.I. raakte daarvan na drie jaar zodanig "opgefokt", dat hij bij het huis van die vrouw de autoruiten stuk sloeg. Al vertrekkende hield M.I. een man, die uit het huis was gestormd en hem 20 meter verder op straat van achteren besprong, met een klap op het dijbeen van zich af.(4) De rechtbank en het hof Amsterdam veroordeelden M.I., die nog geen enkel strafrechtelijk of psychiatrisch verleden had, tot tbs voor poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling. Uit rapporten van deskundigen die M.I. slechts enkele uren in de gevangenis opzochten zou zijn gebleken dat M.I. zou lijden aan schizofrenie.
Na een wachttijd in het huis van bewaring werd M.I. in de Flevo Future tbs kliniek in Utrecht geplaatst waar in 2002 geen geestelijke afwijking geconstateerd kon worden. M.I. kreeg al gauw langdurig verlof buiten de poort en volgens de planning zou dat in 2005 eindigen met definitieve invrijheidstelling. Nu, zes jaar later en na in totaal 16 jaar detentie, zit M.I. nog steeds in tbs en krijgt hij zelfs geen proefverlof meer. De Flevo Future kliniek maakte in 2004 een ernstige fout door M.I. onterecht terug te roepen van verlof in de nasleep van het Eibergen incident waarbij een tbs-er uit deze zelfde kliniek een klein meisje verkrachtte en ontvoerde. Door van de ene op de andere dag het verlof in te trekken veroorzaakte de kliniek allerlei problemen voor M.I. Hij werd ontslagen op zijn werk en moest ook zijn studie afbreken. Om haar fout te verbloemen en een slechte naam in de media te vermijden, beschuldigde de kliniek M.I. ervan niet goed te functioneren en op grond daarvan werd de tbs voortgezet. In 2005 werd op dezelfde gronden ook het proefverlof ingetrokken.
Detectivebureau
In het besef dat de schijn tegen hem werkt, heeft M.I. in 2008 een gerenommeerd detectivebureau ingeschakeld om de feiten te onderzoeken op grond waarvan hij tot tbs veroordeeld werd. Het bureau constateerde dat op belangrijke punten uitspraken achteraf van getuigen niet kloppen met de conclusie van de rechters dat M.I. een vrouw zou hebben gestalkd. Ook wat het tweede misdrijf betreft -poging tot doodslag op een medewerkster van de sociale dienst- is er bewijs van zijn onschuld. Al sinds 1995 bevat het dossier een verklaring van deze medewerkster die bij de spiegelconfrontatie met M.I. zegt M.I. “wel te kennen maar dat hij niet de man was die haar aanviel”.
Ook de gronden waarop de tbs van M.I. telkenmale wordt verlengd, deugen niet volgens hem. Hij verwijst daarbij naar 2 rapporten van externe deskundigen die in 2008 negatief adviseerden tegen overplaatsing naar een tbs instelling voor langverblijf. Even gloorde er hoop voor M.I. toen in 2008 de rechter op grond van deze rapporten beval het proefverloftraject te hervatten om zo op afzienbare termijn terugkeer naar de samenleving mogelijk te maken. Omdat de nieuwe kliniek waar M.I. in 2008 naar toe was overgeplaatst (de Pompekliniek) dit niet deed, en externe deskundigen in 2009 op grond van het rechercherapport hadden aangegeven dat M.I. helemaal niet leed aan een stoornis qua vervorming van de realiteit, beval de rechter tijdens de zitting in 2009 zelf het inschakelen van de reclassering voor een voorwaardelijke beëindiging van de tbs.
De voorwaardelijke beëindiging mislukte echter omdat M.I. weigerde de richtlijnen van de reclassering op te volgen. De reclassering wilde dat M.I. zich door de buitenafdeling van de Flevo Future Kliniek (nu Oostvaarderskliniek geheten) intensief zou laten behandelen voor een realiteit vervormende stoornis inzake het lastig vallen van vrouwen. Volgens M.I. was dat in strijd met de adviezen van de externe deskundigen waarin slechts gesproken werd van het onderhouden van summiere contacten met de buitenafdeling van de Van der Hoevekliniek te Utrecht voor ondersteuning bij zijn persoonlijkheidsproblematiek die eruit zou bestaan dat M.I. “te veel bezig is” met het feit dat hij al 14 jaar in de tbs zit.
Bevooroordeeld
M.I. spande een kort geding aan tegen de Pompe kliniek om correcte uitvoering van het vonnis af te dwingen. In maart bleek de kort geding rechter - een andere dan die tot het proefverloftraject bevolen had - zo bevooroordeeld dat hij niet eens wilde horen welke feiten volgens M.I. gelogen zijn. Volgens de rechter zou uit de bewijzen van M.I.(5) "niet zijn gebleken dat de kliniek liegt". M.I. is terug bij af.
Naarmate zijn dossier dikker wordt, wordt de kans dat rechters zich er werkelijk in verdiepen kleiner en raakt M.I. steeds meer gevangen in een Kafkaëske situatie waar geen ontvluchten meer mogelijk is. Grijnslachend zal de Pompe Kliniek hem tenslotte opnieuw proberen naar de longstay te verwijzen waar hij dan de rest van zijn leven zou moeten doorbrengen voor een poging tot doodslag die hij aanvankelijk wel bekende maar in werkelijkheid nooit beging.
De noten van dit bericht, concrete voorbeelden en bewijsstukken zijn te vinden op http://tbs.makoelaw.nl . De stukken die daar niet te vinden zijn, kunnen worden opgevraagd. Deze zaak staat niet op zich. Meer zaken waarin mensen voor lichte vergrijpen enkel en alleen op grond van voortdurend systematisch liegen langdurig in de tbs worden vastgehouden kunt u op de website vinden (zie koppelingen links onder). De eerstvolgende verlengingszitting in deze zaak is in juli 2011 bij de rechtbank te Amsterdam aan de Parnassusweg.
Mr.drs.ing. T.P. Klaasen, advocaat van M.I. en psycholoog, zet de zaak van M.I. in een breder verband van misstanden bij beleid en uitvoering van de tbs:
"De zaak van M.I. is voor mij herkenbaar. De afgelopen 10 jaren ben ik herhaaldelijk tbs-zaken tegengekomen waarvoor door de rechtbanken geen tbs had moeten worden opgelegd. Tbs is oorspronkelijk bedoeld voor mensen met persoonlijkheidsproblematiek en niet voor psychiatrische patiënten met stoornissen als schizofrenie, psychose, depressies en angststoornissen. De laatste 3 jaren worden die laatstgenoemde patiënten niet meer veroordeeld tot tbs maar gaan ze naar de beveiligde afdelingen van de ggz (FPA en Long-Care). Soms kom ik zaken tegen waarbij er discussie gevoerd moet worden of er wel sprake is van een psychische stoornis en moet ik een extern deskundige inschakelen.
De rechtbanken zijn (met de tbs-klinieken en het ministerie van justitie) medeverantwoordelijk voor de verdubbeling (van ruim 4 jaar naar ruim 9 jaar) van de kostbare verblijfsduur in de tbs gedurende de laatste 10 jaren zonder dat er enige rechtvaardiging was te vinden in een eventuele toegenomen ernst van de diagnostiek of risicotaxaties. Daar zijn de politieke en publieke druk naar aanleiding van enkele incidenten verantwoordelijk voor. Maar van de meer dan 80.000 verlofbewegingen gaat er maar 0,008% fout, dus 99,992% goed. En tot voor 3 jaar terug was er op de zitting nauwelijks ruimte voor kritiek op de diagnostiek, op het behandelplan en op het verloftraject. De advocatuur kon nergens terecht met kritische kanttekeningen daarover want niemand nam de verantwoordelijkheid voor de broodnodige kwaliteitstoets.
Ook moet ik herhaaldelijk constateren dat bij meningsverschillen in de tbs-klinieken tussen de cliënt en de sociotherapeuten of behandelaren de cliënt als afhankelijke en zwakkere partij vrijwel altijd het onderspit delft en de rapportage niet altijd objectief en fair is.
Op iedere zitting dienen aan de orde te komen de grondslag van de veroordeling tot tbs, naast de beveiliging van de samenleving ook het recht van de cliënt op een voortvarende en goede behandeling, de proportionaliteit (ernst van het delict in verhouding tot de maatregel en de duur ervan), subsidiariteit (is er een alternatief) en effectiviteit (is de maatregel effectief of zijn er betere alternatieven). Er is sedert 2008 (blokkade van het Pieter Baan Centrum door cliënten te adviseren niet meer mee te werken aan gedragswetenschappelijk onderzoek als protest tegen de uit de hand gelopen ontwikkelingen in de tbs) behoorlijk wat in beweging gekomen. Instroom van cliënten met echte psychiatrische stoornissen is er nauwelijks, de uitstroom met tbs voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging of met een BOPZ-machtiging naar de ggz is versneld. Tbs-klinieken zijn van wachtlijsten van meer dan 1 jaar nu geconfronteerd met het noodzakelijk moeten sluiten van 2-4 afdelingen. En de rechtbanken en Hof Arnhem nemen al meer tijd voor de behandeling van verlengingsvorderingen en toetsen in toenemende mate op voormelde items die op de zitting aan de orde behoren te komen. Toch is een verdergaande specialisatie van rechtbanken en advocatuur noodzakelijk om goed door te kunnen vragen en kritischer te kunnen oordelen."
Zie ook:
TBS-er klaagt Pompe kliniek aan wegens laster en inhumaan verlofbeleid
http://www.opennieuwsbank.nl/inp/2011/02/24/J001.htm