PERSBERICHT
22 JUNI 2011
Taal bij Braziliaanse volken beïnvloed door het Portugees Fonologie en grammatica van het Nheengatú en Katukina-Kanamari
Twee Braziliaanse onderzoeksters promoveren aan de faculteit der Letteren van de Vrije Universiteit op onderzoek naar het Nheengatú en Katukina-Kanamari, inheemse talen van Brazilië.
Nheengatú Aline da Cruz laat zien dat het Nheengatú, de taal die wordt gesproken door de Baré, de Baniwa en de Warekena, alle drie inheemse volkeren van Brazilië, sterk is beïnvloed door het Portugees en de Noordelijke talen van de Arawak familie. Deze conclusie trok zij op grond van een aantal observaties. Zo vond zij dat deze taal, net als de genoemde Arawaktalen, een derde persoon meervoud heeft, terwijl deze niet bestaat in de andere Tupi-Guarani talen, tot welke groep het Nheengatú behoort. Ook het klinkersysteem heeft
veranderingen ondergaan, waardoor het meer is gaan lijken op dat van het NoordArawak. De
woordvolgorde is in de loop van de tijd aangepast aan die van het Portugees en de taal heeft een relatief groot aantal Portugese woorden opgenomen.
Toen de Portugese veroveraars aankwamen in Brazilië in de 16e eeuw, werden ze geconfronteerd met een groot aantal inheemse gemeenschappen en een grote taalkundige diversiteit. In plaats van Portugees te leren aan de inheemse groepen, kozen de veroveraars ervoor om met hen te communiceren in het Tupinambá: een Tupi-Guarani taal die gesproken werd door de inheemse bevolking die de kust bewoonde. Deze `lingua geral', wat ruwweg `ieders taal' betekent, werd uitgedragen in het Amazonegebied, waar het de belangrijkste taal werd van de verschillende inheemse gemeenschappen. Het tegenwoordige Nheengatú is de moderne variant van deze `lingua geral' en wordt nog door slechts 5000 mensen gesproken in het Noordwesten van Brazilië
Voor het bestuderen van de fonologische, morfologische en syntactische aspecten van deze taal leefde Da Cruz langere tijd bij Bare-, Baniwa- en Warekena gemeenschappen in het Amazonegebied. Hoewel de taal werd beïnvloed door het Portugees, zijn er veel kenmerken van het oorspronkelijke Tupinambá bewaard gebleven. Net als andere Tupi-Guarani talen heeft het Nheengatú bijvoorbeeld geen bijvoeglijke naamwoorden. Bijvoorbeeld, het woord `lang' is een bijvoeglijk naamwoord in het Portugees en in het Nederlands, maar een werkwoord in Nheengatú: `lang zijn'.
Katukina-Kanamari
Zoraide dos Anjos Gonçalves da Silva analyseerde de grammatica en fonologie van de Katukina-Kanamari taal, die wordt gesproken door ongeveer 2200 personen in het zuidoosten van de staat Amazonas, in Brazilië. Haar dissertatie is de eerste uitgebreide grammaticale beschrijving van deze taal. Op basis van een veldwerkstudie laat zij zien dat het Katukina gesproken aan de Biá rivier en het Kanamari niet twee verschillende talen zijn, zoals eerder in de literatuur gesuggereerd, maar dialecten van dezelfde taal.
De inheemse talen van Brazilië, en vooral die van het Amazonegebied, zijn om verschillende redenen wetenschappelijk van belang. Vanwege de ontoegankelijkheid van het gebied zijn veel Amazonetalen nooit gedocumenteerd. De mogelijke taalkundige veranderingen die hebben plaatsgevonden zijn vaak locaal gebleven, omdat deze weinig kans hadden om zich te verspreiden. Het groeiende contact met de buitenwereld, dat vaak samengaat met de destructie van het regenwoud, brengt het overleven van deze talen, met over het algemeen maar weinig sprekers, ernstig in gevaar. Het documenteren van de Amazonetalen is daarom voor de vergelijkende en theoretische taalwetenschap van groot belang. De gedetailleerde beschrijving van het Katukina Kanamari levert dan ook een belangrijke bijdrage aan onze kennis over de taalkundige diversiteit in dit gebied en is een zeer bruikbaar stuk in de puzzel van de taalverwantschap tussen de inheemse talen van Zuid-Amerika.
De studie van de fonologische, morfologische en syntactische kenmerken van het Katukina-Kanamari laat zien dat het klinkersysteem een verschil maakt tussen korte en lange klinkers, net zoals het Latijn en, volgens sommige taalkundigen, het Nederlands. Zelfstandige naamwoorden, werkwoorden en postposities vormen de klasse van verbuigbare woorden. Alleen de bijwoorden zijn onverbuigbaar. Transitieve en intransitieve predicaten volgen zowel morfologisch als syntactisch een ergatief-absolutief markeringssysteem, waarbij de `Agens' wordt onderscheiden van zowel het `Subject' als het `Object'. Dit systeem, dat in Europa en Afrika zeldzaam is, komt tamelijk veel voor in Azië, Oceanië, en in Midden- en Zuid-Amerika.