Staatsecretaris De Krom: "Veel werkgevers zijn bereid om de poorten open te
stellen voor mensen met een arbeidshandicap"
Toespraak | 24-06-2011
Toespraak staatssecretaris De Krom voor de Cedris-werkgeversbijeenkomst
op vrijdag 24 juni 2011 in Den Haag
Dames en heren, geachte aanwezigen,
Ik wil beginnen met Cedris te danken voor het rapport van het
werkgeversonderzoek. Het is heel nuttig om na te gaan hoe werkgevers
-die hier nu ook in de zaal zitten - denken over de plannen rond de Wet
werken naar vermogen. Zij hebben uiteindelijk de banen. Zij beslissen
of zij de poorten openstellen voor mensen uit de sociale
werkvoorziening, de Wajong of de bijstand. Het doet me daarom goed om
te zien dat veel werkgevers, in principe, bereid zijn om die poorten
open te stellen. 37% van de werkgevers heeft dat al gedaan. Daar werken
nu al mensen die afkomstig zijn uit de sociale werkvoorziening, de
bijstand of de Wajong. En van de werkgevers die dat nu nog niet doen
zegt 25% te verwachten dat dit binnen vijf jaar wel het geval zal zijn.
De aarzelingen en bezwaren die naar voren komen uit het rapport, zijn
weg te nemen. We moeten nog wel een slag maken. Ik kom daar straks nog
op terug.
Werkgevers blijven zowel nu als in de toekomst van immens belang om de
Wet werken naar vermogen tot een succes te maken. Uiteindelijk valt of
staat het succes met hun medewerking en bereidheid. U weet allemaal
waarom. Nederland zal op zeer korte termijn te maken krijgen met de
gevolgen van de vergrijzing en ontgroening van de beroepsbevolking. Het
gaat om een fundamentele verandering op de arbeidsmarkt. Er komen nu al
steeds meer vacatures vrij, dat zien we nu al gebeuren. Daarnaast wil
het kabinet de sociale werkvoorziening in de toekomst alleen nog
openstellen voor mensen die aangewezen zijn op beschut werk. Nu werken
100.000 mensen in een sociale werkplaats, ruim 2,5 keer zoveel mensen
dan waar bij de totstandkoming van de WSW van werd uitgegaan. Als je
een vergelijking met de landen om ons heen maakt, telt Nederland naar
verhouding veel meer beschutte werkplekken en geven we in ons land ook
onevenredig veel meer geld uit aan ondersteuning bij werk voor mensen
met een arbeidsbeperking. Er zijn al met al teveel mensen de sociale
werkvoorziening ingestroomd. Dit betekent dat de blik naar buiten
gericht moet worden. Naar nieuwe mogelijkheden om mensen op de
reguliere werkvloer aan de slag te krijgen. En daar zijn werkgevers
voor nodig.
En zij hebben de komende jaren iedere werknemer nodig die ze kunnen
krijgen. Op dit moment zijn er al 135.000 vacatures en dit aantal neemt
gestaag toe. Het is nu al zaak de lijnen verder uit te gooien om aan
personeel te komen. Het moet makkelijker worden om mensen met een
arbeidsbeperking aan het werk te krijgen bij normale werkgevers. Dit
regelen we in de Wet werken naar vermogen.
De aanloop naar de nieuwe wet verloopt niet zonder horten of stoten.
Dat is logisch. Er is tegenstand. Het is het lot dat nagenoeg alle
hervormingen beschoren is. Het gaat dan ook om ingrijpende
veranderingen. Maar we zijn vastbesloten om door te gaan met het
uitvoeren van de afspraken in het regeer- en gedoogakkoord.
Op dit moment is er een groeiende groep werkgevers die al inspeelt op
de nieuwe wet. Zij hebben interesse in werken met mensen met een
arbeidsbeperking. Zowel Cedris als het kabinet moedigen dit aan en
werken graag aan deze ontwikkeling mee. Daar vinden wij elkaar. Er zijn
tal van sw-bedrijven die nu middels detachering en begeleid werken
werknemers onderbrengen bij reguliere werkgevers. Dit lukt het ene
bedrijf beter dan het andere.
Hier zie je grote verschillen: het ene sw-bedrijf weet 15 procent van
zijn werknemers te detacheren bij een regulier bedrijf, terwijl het
andere bedrijf dat met 80 procent van de werknemers lukt. Ik snap dat
hier verschillende oorzaken spelen zoals historisch gegroeide situaties
en de lokale en regionale arbeidsmarkt. Maar toch zit mij dat niet
lekker. Ik heb daar op al mijn werkbezoeken ook steeds naar gevraagd.
Het verschil tussen 15 en 80 procent is te groot. Waarom lukt het het
ene bedrijf wel en het andere niet? Ik denk dat het onze gezamenlijke
opdracht is die verschillen aan te pakken. Dat we samen kijken waar de
factoren liggen die de verschillen bepalen. En dat we vol inzetten op
de succesfactoren om overal meer mensen aan het werk te helpen.
Er zijn talloze bedrijven die een actief beleid voeren om mensen met
een arbeidsbeperking aan te nemen. Ik noem voor het gemak even De
Bijenkorf, Media Markt, Autotaalglas, Unilever en Scapino. Maar er zijn
ook bedrijven die kansen laten liggen. En dat is zonde, want op die
manier snijden ze in de eigen vingers. Gelukkig is er een groeiende
groep bedrijven die hier wel werk van maakt. Die dynamiek moeten we
vasthouden en opvoeren.
Het belangrijkste instrument hierbij is loondispensatie. De werkgever
betaalt dan alleen voor de geleverde productiviteit, waarbij de
overheid het loon aanvult.We komen daarnaast werkgevers tegemoet met
een gereedschapskist met eenvoudige en effectieve instrumenten. Dan
moet u denken aan proefplaatsingen, werkplekaanpassingen en begeleiding
of detacheringen. Belangrijk is dat werkgevers zoveel mogelijk werk uit
handen genomen wordt.
Hiermee strepen we voor een groot deel de bezwaren weg die werkgevers
nu beletten om mensen met een arbeidsbeperking aan te nemen.
Ondernemers blijven gewoon ondernemen. Dat moet ook zo. Wij regelen de
begeleiding en de papieren rompslomp. Dit is ook in het welbegrepen
eigenbelang van de werkgever. Hij betaalt immers alleen voor de
geleverde productiviteit.
Dus werkgevers: als u maatschappelijk verantwoord wilt ondernemen - dit
is uw kans. Als u mensen de ruimte wilt geven om het maximale uit
zichzelf te halen: dit is uw kans. Als u toekomstige tekorten voor wilt
zijn: dit is uw kans. Dit is niet alleen wenselijk. Het is
noodzakelijk. Het wordt alleen maar lastiger om in de toekomst aan goed
personeel te komen.
Uit gesprekken die ik voer met werkgevers leid ik af dat het werken met
de doelgroep goed bevalt. De nieuwe werknemers zijn extra gemotiveerd
en vallen goed binnen de groep. Ze krijgen de erkenning die ze
verdienen en voor velen is het werken bij een regulier bedrijf een
statussymbool. Ik ben blij dat we nu kunnen hebben over de capaciteiten
in plaats van de beperkingen. We kunnen spreken over kansen. Kansen
voor de betrokkenen, voor de werkgever, voor de gehele arbeidsmarkt.
Dames en heren, ik rond af. Hartelijk dank dat u hier vandaag aanwezig
was. Mijn dank gaat uit naar Cedris voor het optimistisch stemmende
werkgeversonderzoek. Ik zie graag dat Cedris verder gaat met de
werkgeversbenadering om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt aan
het werk te krijgen. Ik zie daar nu en in de toekomst veel
mogelijkheden voor. Daarnaast moet er een aantal zaken goed geregeld
worden. Het is belangrijk dat werkgevers bijvoorbeeld één aanspreekpunt
hebben in de regio. Werkgevers zelf geven aan daar belang aan te
hechten. De in het onderzoek benoemde aarzelingen kunnen weggenomen
worden. Dat gaan we ook doen. We zijn dit aan onszelf verplicht.
Iedereen heeft baat bij een goed functionerende arbeidsmarkt: vandaag
en in de toekomst. Er zijn kansen genoeg. Kansen die het verdienen om
gepakt te worden. Daar heeft u de overheid voor nodig, maar daar hebben
wij u net zo hard voor nodig. Laten we er dus samen werk van maken.
Dank u wel.
Rijksoverheid