Rijksoverheid
W3833.NVW 1
OCW 109423833
TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL
Vergaderjaar 2010/11
32 640 Wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs in
verband met onderwijskwaliteit, onderwijstijd en vakanties
Nr. xxx Nota van wijziging
Ontvangen
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel III, onderdeel A, wordt in het voorgestelde artikel 6f, vierde lid, "ten
hoogste 5" vervangen door: ten hoogste vijf.
B
In artikel III, onderdeel H, wordt in het voorgestelde artikel 24a, eerste lid,
onderdeel c, ten tweede, "vakoverstijgende programmonderdelen" vervangen
door: vakoverstijgende programmaonderdelen.
C
In artikel IV, onderdeel C, aanhef, wordt "In artikel 12 worden" vervangen door:
In artikel 12, eerste lid, worden.
D
Na artikel IV worden zes artikelen ingevoegd, luidend:
ARTIKEL IVA. WIJZIGING WET PRIMAIR ONDERWIJS BES
Artikel 20, tweede lid, van de Wet primair onderwijs BES komt te luiden:
W3833.NVW 2
OCW 109423833
2. Bij ministeriële regeling kunnen voorschriften worden vastgesteld omtrent
vakanties. Daarbij kunnen begin en eind van vakanties worden vastgesteld die
niet voor alle scholen gelijk behoeven te zijn.
ARTIKEL IVB. WIJZIGING WET VOORTGEZET ONDERWIJS BES
De Wet voortgezet onderwijs BES wordt als volgt gewijzigd:
A
Na artikel 12 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidend:
Artikel 12a. Onderwijstijd
1. Een in schooltijd verzorgd samenhangend onderwijsprogramma als bedoeld in
de artikelen 16, tweede lid, 18, tweede lid, 29, tweede lid, 35, eerste lid, en 38,
vijfde lid, tweede volzin, omvat voor iedere leerling in elk leerjaar ten minste
1000 uren, met dien verstande dat het programma in het laatste leerjaar ten
minste 700 uren omvat.
2. Het bevoegd gezag beschikt over geordende gegevens met betrekking tot de
toepassing van het eerste lid.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere
voorschriften worden gegeven over de gegevens omtrent de invulling van de
uren en de in een onderwijsprogramma verzorgde activiteiten.
4. Het bevoegd gezag stelt jaarlijks de data vast van ten hoogste vijf werkdagen
onmiddellijk aansluitend voor of na de voor de school op grond van artikel 45,
tweede lid, vastgestelde grote vakantie, waarop geen onderwijs behoeft te
worden verzorgd.
B
In de artikelen 16, 18, en 29 vervalt in het tweede lid de tweede volzin.
C
In artikel 31, vierde lid, wordt "In afwijking van artikel 35, eerste lid, onder b,"
vervangen door "In afwijking van artikel 12a, eerste lid," en wordt "schooljaar"
vervangen door: leerjaar.
D
Artikel 35, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het slot van onderdeel a wordt toegevoegd: en.
2. Onderdeel b vervalt.
3. Onderdeel c wordt verletterd tot onderdeel b.
E
In artikel 37, onderdeel b, wordt "onderdelen a en c" vervangen door: tweede
volzin.
W3833.NVW 3
OCW 109423833
F
In artikel 38, vijfde lid, wordt de tweede volzin vervangen door: Het bevoegd
gezag richt daarbij een in schooltijd verzorgd samenhangend
onderwijsprogramma in.
G
Artikel 45, tweede lid, komt te luiden:
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voorschriften
worden vastgesteld omtrent vakanties en andere dagen waarop geen onderwijs
behoeft te worden verzorgd. Bij ministeriële regeling kunnen begin en eind van
vakanties worden vastgesteld die niet voor alle scholen gelijk behoeven te zijn.
H
In artikel 46 vervalt, onder het vervallen van de aanduiding "1." voor het eerste
lid, het tweede lid.
I
In artikel 51, eerste lid, wordt onderdeel c vervangen door:
c.1°. de wijze waarop een onderwijsprogramma als bedoeld in artikel 12a,
eerste lid, kwantitatief en kwalitatief wordt ingevuld, de vakanties en andere
dagen waarop geen onderwijs wordt verzorgd, alsmede wat het beleid is ten
aanzien van lesuitval,
2°. de inrichting van het onderwijsprogramma voor de eerste twee leerjaren
waarbij wordt aangegeven of sprake is van vakoverstijgende
programmaonderdelen en de inzet van het personeel daarbij,.
J
In artikel 61 wordt "van de artikelen 8 en 13 tot en met 41," vervangen door:
van de artikelen 8 en 12a tot en met 41,.
K
In artikel 114, eerste lid, wordt "gegeven bij of krachtens de artikelen 16,"
vervangen door: gegeven bij of krachtens de artikelen 12a, 16,.
ARTIKEL IVC. EERDERE INWERKINGTREDING MAATSCHAPPELIJKE
STAGE
Indien het bij koninklijke boodschap van 9 oktober 2010 ingediende voorstel van
wet houdende wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs en de
Arbeidstijdenwet in verband met de invoering van een maatschappelijke stage in
het voortgezet onderwijs (Kamerstukken II 2010/11, 32 531, nr. 2), tot wet is of
wordt verheven, en artikel I van die wet eerder in werking is getreden of treedt
dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als, de artikelen III
en IV van deze wet, wordt deze wet als volgt gewijzigd:
W3833.NVW 4
OCW 109423833
A
In artikel III, onderdeel A, wordt in de aanhef "artikel 6e" vervangen door:
artikel 6f.
B
In artikel III, onderdelen A, C, I en J, en artikel IV, onderdeel A, wordt "6f"
telkens vervangen door: 6g.
C
Artikel III, onderdeel H, komt te luiden:
H
In artikel 24a, eerste lid, wordt onderdeel c vervangen door:
c.1°. de wijze waarop een onderwijsprogramma als bedoeld in artikel 6g, eerste
lid, kwantitatief en kwalitatief wordt ingevuld, de vakanties en andere dagen
waarop geen onderwijs wordt verzorgd, alsmede wat het beleid is ten aanzien
van lesuitval,
2°. de inrichting van het onderwijsprogramma voor de eerste twee leerjaren
waarbij wordt aangegeven of sprake is van vakoverstijgende
programmaonderdelen en de inzet van het personeel daarbij,
3°. de invulling van de maatschappelijke stage, bedoeld in artikel 6f.
ARTIKEL IVD. LATERE INWERKINGTREDING MAATSCHAPPELIJKE STAGE
Indien het bij koninklijke boodschap van 9 oktober 2010 ingediende voorstel van
wet houdende wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs en de
Arbeidstijdenwet in verband met de invoering van een maatschappelijke stage in
het voortgezet onderwijs (Kamerstukken II 2010/11, 32 531, nr. 2), tot wet is of
wordt verheven, en artikel I van die wet later in werking treedt dan de artikelen
III en IV van deze wet, wordt die wet als volgt gewijzigd:
A
In artikel I, onderdeel B, wordt in de aanhef "artikel 6e" vervangen door: artikel
6f.
B
In artikel I, onderdelen B, C, D en F, en artikel II, wordt "6f" telkens vervangen
door: 6g.
C
Artikel I, onderdeel E, komt te luiden:
E
In artikel 24a, eerste lid, wordt onderdeel c vervangen door:
W3833.NVW 5
OCW 109423833
c.1°. de wijze waarop een onderwijsprogramma als bedoeld in artikel 6f, eerste
lid, kwantitatief en kwalitatief wordt ingevuld, de vakanties en andere dagen
waarop geen onderwijs wordt verzorgd, alsmede wat het beleid is ten aanzien
van lesuitval,
2°. de inrichting van het onderwijsprogramma voor de eerste twee leerjaren
waarbij wordt aangegeven of sprake is van vakoverstijgende
programmaonderdelen en de inzet van het personeel daarbij,
3°. de invulling van de maatschappelijke stage, bedoeld in artikel 6g.
ARTIKEL IVE. EERDERE INWERKINGTREDING VERSTERKING POSITIE
LERAREN
Indien het bij koninklijke boodschap van 28 mei 2010 ingediende voorstel van
wet houdende wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de
expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en
beroepsonderwijs, de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk
onderzoek en de Wet medezeggenschap op scholen in verband met de
versterking van de positie van personeel dat is belast met het geven van
onderwijs (Kamerstukken II 2010/11, 32 396, nr. 2), tot wet is of wordt
verheven, en artikel VI van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan,
onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als, artikel IV, onderdeel
C, van deze wet, komt artikel IV, onderdeel C, van deze wet te luiden:
C
Artikel 12, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. De punt aan het slot van onderdeel r wordt vervangen door een puntkomma.
2. Na onderdeel r wordt een onderdeel toegevoegd, luidend:
s. vaststelling of wijziging van de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de
dagen, bedoeld in artikel 10, onderdeel i.
ARTIKEL IVF. LATERE INWERKINGTREDING VERSTERKING POSITIE
LERAREN
Indien het bij koninklijke boodschap van 28 mei 2010 ingediende voorstel van
wet houdende wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de
expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en
beroepsonderwijs, de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk
onderzoek en de Wet medezeggenschap op scholen in verband met de
versterking van de positie van personeel dat is belast met het geven van
onderwijs (Kamerstukken II 2010/11, 32 396, nr. 2), tot wet is of wordt
verheven, en artikel VI van die wet later in werking treedt dan artikel IV,
onderdeel C, van deze wet, komt artikel VI van die wet te luiden:
W3833.NVW 6
OCW 109423833
ARTIKEL VI
Artikel 12, eerste lid, van de Wet medezeggenschap op scholen wordt als volgt
gewijzigd:
1. De punt aan het slot van onderdeel r wordt vervangen door een puntkomma.
2. Na onderdeel r wordt een onderdeel toegevoegd, luidend:
s. vaststelling of wijziging van een regeling voor het werkoverleg als bedoeld in
artikel 29a, derde lid, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 29a, derde
lid, van de Wet op de expertisecentra en artikel 32b2, derde lid, van de Wet op
het voortgezet onderwijs.
Toelichting
Deze nota van wijziging wordt ingediend mede namens de Minister van
Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.
Onderdelen A en B
Dit betreft de correctie van een tweetal redactionele onjuistheden in het
voorgestelde artikel 24a, eerste lid, onderdeel c, ten tweede, respectievelijk het
voorgestelde artikel 6f, vierde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs.
Onderdeel C
Dit betreft een technische aanvulling van de wijzigingsopdracht in artikel IV,
onderdeel C, waarmee tot uitdrukking wordt gebracht dat het eerste lid van
artikel 12 van de Wet op de medezeggenschap scholen wordt gewijzigd.
Onderdeel D
ARTIKEL IVA. WIJZIGING WET PRIMAIR ONDERWIJS BES
ARTIKEL IVB. WIJZIGING WET VOORTGEZET ONDERWIJS BES
Met onderdeel D worden de in het onderhavige voorstel van wet opgenomen
maatregelen tevens voorgesteld ten aanzien van de Wet voortgezet onderwijs
BES (WVO BES). Het gaat daarbij om het stellen van de norm (1000 uur per
leerjaar, 700 uur in het laatste leerjaar), het bijhouden van geordende gegevens
hierover en het vaststellen van de data van de maximaal vijf dagen rondom de
zomervakantie of grote vakantie waarop geen onderwijs wordt verzorgd. Deze
elementen worden, met enkele aanpassingen van redactionele aard
(bijvoorbeeld nummering van artikelen), in de WVO BES integraal overgenomen.
Omdat op de BES niet wordt gesproken over zomervakantie maar over grote
vakantie, wordt die laatste term in de WVO BES gebruikt.
Een belangrijk element van het onderhavige voorstel van wet is het beter in
positie brengen van ouders en leerlingen bij de kwantitatieve en kwalitatieve
invulling van de onderwijstijd. Het gaat daarbij om de planning en invulling van
de vijf voor leerlingen collectief vast te stellen roostervrije dagen, het beleid ten
W3833.NVW 7
OCW 109423833
aanzien van lesuitval en de wijze waarop leraren, ouders en leerlingen via de
medezeggenschapsraad betrokken worden bij de kwalitatieve en kwantitatieve
invulling van de onderwijstijd. Dit wordt geregeld door de voorgestelde
aanpassing van de Wet medezeggenschap op scholen (WMS).
Omdat de WMS niet op de BES van toepassing is, is in artikel 58 van de WVO
BES voorzien in een eenvoudige medezeggenschapsstructuur waarin ouders,
leerlingen en personeel ten minste twee maal per jaar in de gelegenheid worden
gesteld overleg te voeren met het bevoegd gezag over de algemene gang van
zaken in de school. De hierboven genoemde planning en invulling van de vijf
voor leerlingen collectief vast te stellen roostervrije dagen, het beleid ten
aanzien van lesuitval en de kwalitatieve en kwantitatieve invulling van de
onderwijstijd zullen onderdeel uitmaken van deze algemene gang van zaken. Dit
is een 'lichtere' uitwerking van medezeggenschap dan in de WMS wordt
geregeld. Er is niet, zoals in Europees Nederland, sprake van een
medezeggenschapsraad die moet instemmen met voorstellen van het bevoegd
gezag ter zake. De medezeggenschap op de BES is hiervoor nog onvoldoende
toegerust.
Met het onderhavige voorstel van wet worden ruimte én waarborgen geboden
om de kwantitatieve en kwalitatieve invulling van het onderwijsprogramma en
de betrokkenheid van ouders en leerlingen daarbij op schoolniveau vorm te
geven. De WMS biedt daarbij, door het goed in positie brengen van ouders en
leerlingen (en leraren) bij besluitvorming over (onder meer) de kwantitatieve en
kwalitatieve invulling van de onderwijstijd steviger 'checks and balances' voor
Europees Nederland dan voor Caribisch Nederland via de WVO BES geboden kan
worden. Daardoor kan scholen in Europees Nederland ook meer ruimte geboden
worden om onderwijstijd naar eigen inzicht in te vullen.
Omdat die waarborgen van instemming via de medezeggenschap in de WVO BES
zullen ontbreken, zal er de facto op de scholen op Bonaire, Sint Eustatius en
Saba minder ruimte zijn om vooruitlopend op (en eventueel bijdragend aan) een
nieuw Beoordelingskader onderwijstijd 'nieuwe onderwijsactiviteiten' op te
voeren als onderwijstijd. Voor de werking van dit Beoordelingskader
onderwijstijd en de ruimte die dit biedt om 'nieuwe onderwijsactiviteiten' op te
voeren, zij verwezen naar de subparagraaf Gesprek over de kwaliteit: goed
onderwijs van paragraaf 2.3 van de memorie van toelichting. De verwachting is
evenwel dat eventuele 'nieuwe onderwijsactiviteiten' die op de BES-eilanden
gewenst worden (bijvoorbeeld e-learning) zich ook in Europees Nederland zullen
voordoen. Als dit leidt tot aanpassing van het Beoordelingskader onderwijstijd,
kan er - zij het vanwege het in de WVO BES ontbreken van de checks and
balances die de WMS biedt - één jaar later - ook op de BES-eilanden met die
nieuwe activiteiten gewerkt worden.
W3833.NVW 8
OCW 109423833
Voorts wordt met onderdeel D artikel 20, tweede lid, van de WPO BES gewijzigd
zodat die bepaling redactioneel gelijkluidend wordt aan artikel 15, tweede lid,
van de WPO. Inhoudelijk is geen wijziging beoogd.
ARTIKELEN IVC tot en met IVF
Dit betreffen bepalingen die de samenloop met andere voorstellen van wet
regelen. Zowel voor het geval de desbetreffende voorstellen van wet eerder als
voor het geval deze voorstellen van wet later in werking treden dan het
onderhavige voorstel van wet wordt voorzien in de technische consequenties
daarvan, zoals bijvoorbeeld de nummering van artikelen en de verwijzing naar
andere artikelen.
De Minister van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap,
Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart