Familie-onderzoek moet genetici verder helpen
Er moet meer familie-onderzoek worden gedaan om genetische factoren
voor ziekten te vinden. Dat bepleit hoogleraar Genetische statistiek
Jeanine Houwing-Duistermaat in de oratie die zij vrijdag 24 juni aan de
Universiteit Leiden uitspreekt.
Genoom-breed onderzoek
Genoom brede associatiestudies die bij duizenden patiënten en gezonde
mensen ongeveer 500.000 plekjes op hun chromosomen bepalen, hebben veel
genetische varianten geïdentificeerd die een rol spelen bij ziekte.
Dit levert meer inzicht op in de onderliggende biologische mechanismen
van ziekten.
Je zou denken dat deze studies ook verklaren waarom een bepaalde ziekte
veel binnen een familie voorkomt. 'Maar dat is helaas niet zo', zegt
Houwing.
Koppelingsonderzoek
De genetische epidemiologie ontstond in de jaren tachtig van de vorige
eeuw. Het vakgebied richt zich op de rol van genetische factoren bij
ziekten als kanker en suikerziekte, en met de vraag waarom deze ziekten
vaker voorkomen binnen dezelfde families.
In de jaren negentig werd het antwoord op die vragen gezocht in
koppelingsonderzoek. Daarbij werden op het chromosoom van 200-300
aangedane broer- en/of zus-paren 10.000 plekjes met variatie gemeten.
Met behulp van een statistische analysemethode werd naar gebieden op
het genoom gezocht die genen bevatten die een rol spelen bij de
betreffende ziekte.
Gecombineerde familiestudies
Tot teleurstelling van de onderzoekers bleek dat de voor ziekten
verantwoordelijke genetische factoren moeilijker waren te vinden dan ze
hadden gedacht. De studies waren vaak te klein, omdat de onderliggende
genetische factoren slechts een kleine bijdrage leveren. Toch waren er
ook successen. Zo werd een genetische variant geïdentificeerd die het
risico op osteoartrose verhoogt.
Omdat familiestudies vaak klein zijn, wil Houwing statistische methoden
ontwikkelen die het mogelijk maken gegevens uit verschillende
familiestudies te combineren.
Drie miljard markers
Inmiddels is het mogelijk om het hele genoom door te meten. Zo moeten
varianten worden gevonden die bij de genoom brede associatiestudies
worden gemist. Dat heeft wel een prijs: de 10.000 markers in
koppelingsonderzoek zijn er inmiddels drie miljard in één persoon
geworden. Ook meten wetenschappers steeds meer verschillende stofjes,
de zogenoemde âomics datasets.
Meer investeringen nodig
De statistische methoden die nodig zijn om al deze gegevens te kunnen
analyseren, moeten nog worden ontwikkeld. Houwing pleit dan ook voor
investeringen in statistische methoden, naast investeringen in nieuwe
meettechnieken.
(24 juni 2011/Malou van Hintum)
Universiteit Leiden