Rijksoverheid




Antwoorden op de vragen van het lid Schouten over de ANBI-status


1. Kent u het artikel `Anbi - recente ontwikkelingen' van Mr. S.A.M. de Wijkerslooth-Lhoëst 1 en het artikel `Heeft de fiscaal fondswervende instelling nog een toekomst?' van Mr. M. Kopinsky?2 Ja.


2. Bent u van mening dat de fiscale regelingen voor ANBI's 3 en fiscaal fondswervende instellingen van essentieel belang zijn voor de maatschappelijke doelen die zij beogen? Via fiscale faciliteiten wordt beoogd het geven aan ANBI's te bevorderen c.q. mogelijke fiscale belemmeringen weg te nemen. Deze faciliteiten zijn hierdoor voor de instellingen en de maatschappelijke doelen die zij dienen uiteraard van belang.


3. Deelt u de zorg dat onduidelijkheid over de ANBI-status respectievelijk de status van een fiscaal fondswervende instelling mogelijk de realisatie van in het maatschappelijk belang wenselijke activiteiten beperkt of geheel in gevaar brengt? Deze zorg deel ik niet. Wel vind ik onduidelijkheid over de fiscale status van deze instellingen onwenselijk. Daarom is enkele jaren geleden ook de ANBI-beschikking in het leven geroepen, waarin de Belastingdienst een oordeel geeft over de fiscale status. Op de door de Belastingdienst verleende ANBI-status kan worden afgegaan, tenzij sprake is van kwade trouw. Met betrekking tot de fiscaal fondswervende instelling geldt dat in de aangifte vennootschapsbelasting een beroep kan worden gedaan op de daarvoor bestaande faciliteit, mits aan de voorwaarden wordt voldaan. In de praktijk is gebleken dat onduidelijkheid bestaat over de reikwijdte van de bepaling inzake de fiscaal fondswervende instellingen. In de afgelopen jaren zijn hierover dan ook d iverse procedures gevoerd. Hof `s-Hertogenbosch4 heeft aan de voorwaarden waaronder gebruik gemaakt kan worden van deze faciliteit een uitleg gegeven die in mijn optiek niet strookt met de oorspronkelijke gedachte achter de regeling (een faciliteit voor typisch fondswervende activiteiten). Zoals in het onderschrift bij die hofuitspraak en in de brief van 21 juni 2011 van de staatssecretarissen van Veiligheid en Justitie, van Financiën en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, inzake de Geefwet aan uw Kamer is aangegeven overweeg ik daarom de huidige wettelijke bepaling meer in overeenstemming te brengen met de oorspronkelijke gedachte die ten grondslag ligt aan deze bepaling om daarmee voldoende duidelijkheid te scheppen voor de fondsenwervende instelling5. Een en ander zal worden uitgewerkt in het Belastingplan 2012.


4. Bent u er van op de hoogte dat de bevoegde inspectie (Belastingdienst Den Bosch) de ANBI-status in een aantal gevallen heeft geweigerd omdat de 1 2 3

Vermogende Particulieren Bulletin, 2011, aflevering 1/2 Idem, aflevering 3 ANBI = algemeen nut beogende instelling 4 Hof `s-Hertogenbosch, 25 juni 2010, nr. 08/00620, V-N 2010/50.17. 5 Toelichting staatssecretaris van 25 november 2010, nr. DGB 2010-7612, naar aanleiding van de uitspraken Hof 's-Hertogenbosch 25 juni 2010, nr. 2008/00620 en 24 september 2010, nr. 2009/00338. NTFR 2011-254.



verzoekende stichting haar commerciële activiteiten onder had gebracht in een BV waarin de ANBI zeggenschap had en/of zich bemoeide met de activiteiten van de BV? Activiteiten met een min of meer commercieel karakter zijn op zichzelf geen belemmering voor de ANBI-status. Tot de aangewezen ANBI's behoren er zeer vele die in het kader van hun doelstelling zulke activiteiten verrichten. Het gaat dan bijvoorbeeld om activiteiten waarmee middelen worden verworven voor het doel van de instelling. Ook kan worden gedacht aan commerciële activiteiten die onverbrekelijk samenhangen met de algemeen nut beogende activiteit. De ANBI-status wordt thans echter niet verleend als de commerciële activiteiten van instellingen zodanige vormen aannemen, dat het onderscheid tussen een ANBI en een onderneming vervaagt. Als voorbeeld noem ik gevallen waarin de feitelijke activiteiten en het financiële beleid van die instelling niet ­ zoals de wet vereist - nagenoeg uitsluitend zijn gericht op het algeme en nut, maar op de continuïteit van de onderneming. Zoals in de eerder genoemde brief van 21 juni inzake de Geefwet is aangegeven, is het kabinet van mening dat het binnen het beleid van stimuleren van ondernemerschap binnen de filantropische sector past om ruimhartiger om te gaan met de mate waarin commerciële activiteiten binnen de ANBI toegestaan kunnen worden. Het mag echter niet zo zijn dat dit ruimhartigere beleid ertoe leidt dat de ANBI als vehikel gaat dienen om ondernemingen belastingvrijdom of bepaalde faciliteiten in de sfeer van de vennootschapsbelasting te bieden. Evenmin mag deze benadering ertoe leiden dat ANBIŽs een oneerlijk concurrentievoordeel ten opzichte van gangbare marktpartijen wordt gegeven die dezelfde activiteiten ontplooien. In het kader van de Geefwet zal daarom worden gezocht naar een goede balans tussen enerzijds ruimhartiger beleid met betrekking tot de toegestane commerciële activiteiten binnen ANBI's en anderzijds het voorkomen van oneigenlijk geb ruik of een oneerlijk concurrentievoordeel.


5. Hoe verhoudt zich dit tot de uitleg van de toenmalige staatssecretaris bij de totstandkoming van de aangescherpte ANBI-regeling waarin naar voren komt dat het ontplooien van commerciële activiteiten niet in de weg staat van de ANBIstatus, mits deze commerciële activiteiten geen doel op zich zijn en de opbrengst daarvan geheel voor het goede doel wordt aangewend?6 De Belastingdienst/Oost Brabant (die belast is met de uitvoering van de ANBIregeling) past de huidige regeling naar mijn mening toe met inachtneming van de door mijn ambtsvoorganger gegeven uitleg en de daarbij gegeven voorbeelden.


6. Bent u van mening dat de juridische vorm waarin de commerciële activiteiten plaatsvinden, niet van belang is voor de beoordeling van de ANBI-status? Oftewel, kan het museum uit het voorbeeld van de parlementaire geschiedenis haar winkel in een aparte BV onderbrengen, zonder dat dit gevolgen heeft voor haar ANBIstatus, mits de opbrengst voor het goede doel wordt aangewend? Indien een ANBI haar commerciële activiteiten onderbrengt in een separate BV, heeft dit in beginsel geen gevolgen voor de ANBI-status van de instelling. Vanzelfsprekend moet ook in dat geval wel worden getoetst of de ANBI feitelijk het algemeen nut beoogt, daarbij de commerciële activiteiten en deelnemingen in acht nemend. Overigens zij opgemerkt dat eventuele belastingplicht voor de vennootschapsbelasting losstaat van de ANBI-status. Indien een lichaam ondernemingsactiviteiten verricht dan bestaat er in beginsel belastingplicht voor de vennootschapsbelasting. Bij stichtingen en verenigingen is dit het geval voor zover zij een onderneming drijven. NV's en BV's worden geacht met hun gehele vermogen een onderneming te drijven en zijn om die reden integraal belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting. Vervolgens dient zich de vraag aan in hoeverre dat lichaam een beroep kan doen op in de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 opgenomen faciliteiten, zoals die van de fiscaal fondsenwervende instelling.


7. Bent u vanwege het grote maatschappelijk belang bereid een nadere invulling te geven van de vormen waarin de commerciële activiteiten, zoals bedoeld in voornoemde kamerstukken, mogen plaatsvinden? Zoals in het antwoord op vraag 4 is aangegeven zal in het kader van de Geefwet worden teruggekomen op het vraagstuk hoe commerciële activiteiten zich verhouden tot de ANBI-status. In de eerder genoemde brief van 21 juni inzake de Geefwet is eveneens aangekondigd dat het kabinet 25 miljoen zal vrijmaken door de aftrek van onderhoud voor rijksmonumenten in te perken. Dit budget zal fiscaal worden ingezet voor cultureel ondernemerschap.