Rechtbank Amsterdam
Uitspraak van de rechtbank Amsterdam in de zaak Wilders
Amsterdam , 23-6-2011
Hierna volgen, samengevat, de belangrijkste beslissingen van de
rechtbank.
Beschuldigingen
In de dagvaarding zijn uitlatingen opgenomen die afkomstig zijn uit
interviews, een opinieartikel, een internetcolumn en een film (Fitna).
Het openbaar ministerie verwijt Wilders zich, door deze uitlatingen te
hebben gedaan, schuldig te hebben gemaakt aan:
1. groepsbelediging door een groep mensen (moslims) te beledigen wegens
hun geloof
2. aanzetten tot haat tegen mensen (moslims) wegens hun godsdienst
3. aanzetten tot discriminatie van mensen (moslims) wegens hun
godsdienst
4. aanzetten tot haat tegen mensen wegens hun ras
5. aanzetten tot discriminatie van mensen wegens hun ras
Toeschrijven van de uitlatingen aan Wilders
De rechtbank bekijkt allereerst of bewezen kan worden of de uitspraken
aan Wilders kunnen worden toegeschreven. Op 2 na is dat het geval. Ook
daar waar Wilders citaten van anderen heeft opgenomen in zijn
opiniestuk en internetcolumn worden deze teksten aan hem toegeschreven.
Wilders zoekt steun in die teksten voor zijn eigen stellingen dan wel
heeft de betreffende woorden tot de zijne gemaakt. Ten aanzien van
Fitna wordt bij de aftiteling onder meer vermeld "scenario Geert
Wilders..." en "een film van Geert Wilders'. Hieruit en uit een
interview in dagblad De Limburger van 9 februari 2008 met de titel
"Islam is mijn Fitna" blijkt dat Wilders nauw betrokken was bij de
totstandkoming van de film zodat ook deze film aan hem kan worden
toegeschreven.
Strafbaarheid uitlatingen
De rechtbank heeft onderzocht of de feiten die wel aan verdachte kunnen
worden toegeschreven strafbaar zijn.
De conclusie van de rechtbank is dat verdachte dient te worden
vrijgesproken van alle hem ten laste gelegde feiten. Dit op grond van
de volgende beoordeling:
Feit 1: Het betreft hier het delict "groepsbelediging". Wil dit bewezen
kunnen worden dan dient te worden vastgesteld of de uitlating gaat
"over een groep mensen", i.c. de moslims.
Een voorbeeld van een uitlating die in dit feit ten laste is gelegd is:
'De kern van het probleem is de fascistische islam, de zieke ideologie
van Allah en Mohammed zoals neergelegd in de islamitische Mein Kampf:
de Koran. De teksten uit de Koran laten weinig aan de verbeelding
over.'
Uit de wetsgeschiedenis en de jurisprudentie blijkt dat kritiek op een
geloof en kritiek op het gedrag van de aanhangers van een bepaalde
godsdienst is toegestaan. De rechtbank wijst op een belangrijk arrest
van de Hoge Raad van 10 maart 2009 (LJN BF0655), dat is gewezen na het
tot stand komen van de beschikking waarin de vervolging van Wilders
werd bevolen. De uitlating hierboven en ook de andere uitlatingen uit
feit 1 gaan over de islam. Ze gaan niet over "een groep mensen" zoals
dat in artikel 137c van het Wetboek van Strafrecht is vereist. Dit
leidt tot vrijspraak.
Feit 2 en 3: Het betreft hier de delicten "aanzetten tot haat tegen en
tot discriminatie van mensen wegens hun godsdienst". De rechtbank heeft
de ten laste gelegde uitlatingen, waaronder ook de film Fitna, een voor
een beoordeeld. Daarbij heeft de rechtbank gekeken naar de uitlating op
zichzelf en naar de samenhang met de rest van het artikel waaruit het
citaat afkomstig was. De rechtbank heeft ook gekeken naar de context
waarin de uitlating moet worden geplaatst. Onder de context kan
bijvoorbeeld worden verstaan het maatschappelijke debat.
Van een groot aantal uitlatingen oordeelt de rechtbank dat deze gaan
over de islam en daarmee niet aanzetten tot haat tegen mensen of tot
discriminatie van mensen. Dit leidt dus reeds daarom tot vrijspraak.
Soms blijkt dit uit de uitlating zelf en soms uit de samenhang met de
rest van het artikel.
Een voorbeeld van één van deze uitlatingen is: 'Van die tsunami van een
ons wezensvreemde cultuur die hier steeds dominanter wordt. Daar moet
een halt aan worden toegeroepen.'
Ook hier geldt dat kritiek op de godsdienst geoorloofd is.
De volgende uitlatingen heeft de rechtbank apart besproken.
Dit betreft allereerst de uitlating: 'Die Marokkaanse jongens zijn echt
gewelddadig. Zij rammen mensen vanwege hun seksuele geaardheid in
elkaar. Ik heb nooit geweld gebruikt.'
Deze uitlating is niet gericht op mensen vanwege hun geloof waardoor
vrijspraak moet volgen.
Van een aantal uitlatingen zegt de rechtbank dat deze mogelijk kunnen
vallen onder "aanzetten tot discriminatie". Een voorbeeld daarvan is:
'De grenzen gaan nog diezelfde dag dicht voor alle niet-westerse
allochtonen.'. Enkele andere uitlatingen hebben globaal dezelfde
strekking.
De rechtbank oordeelt echter dat deze citaten toelaatbaar zijn vanwege
de context van het maatschappelijk debat, waarin Wilders als politicus
zijn uitlatingen doet. In Nederland werd op het moment dat verdachte
deze uitlatingen deed veel gesproken over de multiculturele samenleving
en immigratie. Verdachte stelde met zijn uitlatingen naar zijn mening
maatschappelijke problemen aan de orde. De uitlatingen gaan niet over
de strafrechtelijke grenzen heen. Dit leidt dus ook tot vrijspraak.
Een volgende apart besproken uitlating is: 'De demografische
samenstelling van de bevolking is het grootste probleem van Nederland.
Ik heb het over wat er naar Nederland komt en wat zich hier voortplant.
Als je naar de cijfers kijkt en de ontwikkeling daarin... Moslims
zullen van de grote steden naar het platteland trekken. We moeten de
tsunami van de islamisering stoppen. Die raakt ons in ons hart, in onze
identiteit, in onze cultuur. Als we ons niet verweren, zullen alle
andere punten uit mijn programma voor niks blijken te zijn.'
Over deze uitlating oordeelt de rechtbank dat deze, gelet op de
gebruikte woorden, weliswaar grof en denigrerend is, maar niet opruiend
is en niet aanzet tot haat of discriminatie. Daarom moet vrijspraak
volgen.
Ook de volgende uitlating is apart besproken: 'Ik heb goede
bedoelingen. We laten iets gebeuren waardoor dit een totaal andere
samenleving wordt. Ik weet ook wel dat er over een paar decennia nog
geen islamitische meerderheid is. Maar het groeit wel. Met agressieve
elementen, imperialisme. Loop over straat en zie waar het toe leidt. Je
voelt dat je niet meer in je eigen land leeft. Er is een strijd gaande
en we moeten ons verdedigen. Er zijn straks meer moskeeën dan kerken!'
De rechtbank oordeelt hierover dat verdachte met deze uitlating de
indruk wekt dat de toename van het aantal moslims in Nederland
negatieve gevolgen heeft voor de samenleving. Vervolgens zegt hij: `er
is een strijd gaande en we moeten ons verdedigen'. Dit heeft een
opruiend karakter. Verdachte begeeft zich op de grens van het
strafrechtelijk toelaatbare, maar in samenhang met de rest van het
interview, waarin verdachte benadrukt niets tegen moslims maar wel
tegen de islam te hebben, is er geen sprake van aanzetten tot haat. De
uitlating zet ook niet aan tot discriminatie. Vrijspraak is derhalve
het gevolg.
Fitna
In de film Fitna komen passages voor die de suggestie wekken dat door
de toename van moslims in Nederland gewelddadigheden en criminaliteit
zullen toenemen. Daarmee bestaat ook het risico dat deze beelden
aanzetten tot gevoelens van haat tegen moslims. De boodschap van de
film is, volgens verdachte, de slechte invloed van de islam op de
westerse wereld. Deze boodschap draagt hij ook uit in het
maatschappelijk debat en doet dat in de film met beelden die choquerend
en verontrustend zijn. De rechtbank vindt dat de boodschap van de film
op zich moet kunnen worden uitgedragen.
Gelet op de film in zijn geheel en de context van het maatschappelijk
debat is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van aanzetten
tot haat met de film Fitna. Daarom wordt Wilders vrijgesproken.
Feit 4 en 5: Het betreft hier de delicten "aanzetten tot haat tegen en
tot discriminatie van mensen wegens hun ras". Net als de officieren van
justitie en de raadsman van Wilders oordeelt de rechtbank dat niet
bewezen kan worden dat de uitspraken van verdachte zijn gedaan `wegens
hun ras' (zoals bedoeld in artikel 137d Sr). Hiervoor dient ook
vrijspraak te volgen.
Vorderingen benadeelde partijen
Gelet op de uitkomst van de zaak, een algehele vrijspraak, worden de
benadeelde partijen niet ontvankelijk verklaard in hun vorderingen. Dat
volgt rechtstreeks uit de wet.
Rechtsmiddel
Indien een partij hoger beroep wenst in te stellen dient dit
rechtsmiddel binnen 14 dagen te worden ingesteld.
Bron: Rechtbank Amsterdam
Uitspraken:BQ9001
Zie het origineel