Rijksoverheid
Kamervragen van het lid Verhoeven (D66)
Hierbij zend ik u de antwoorden op de Kamervragen van het lid Verhoeven (D66) over de ondernemingspeiling van het Productschap Tuinbouw. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
H.G.J. Kamp
Pagina 1 van 3
2011Z11762 Vragen van het lid Verhoeven (D66) aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de ondernemingspeiling van het Productschap Tuinbouw (ingezonden 6 juni 2011) 1 Bent u bekend met de ondernemingspeiling van het Productschap Tuinbouw (PT)? 1) Antwoord 1 Ja 2 Weet u of er meer ondernemingspeilingen zoals deze worden uitgevoerd door andere PBO's? Antwoord 2 Het is mij bekend dat bedrijfslichamen periodiek peilingen uitvoeren onder `hun' ondernemers in het kader van verbetering van de dienstverlening. Deze peilingen vormen een regulier onderdeel van de communicatie tussen het bedrijfslichaam en de ondernemers. Het gaat hierbij om vrijwillige peilingen waarvan de bedrijfslichamen zelf de inhoud en opzet bepalen, en die dan ook uitsluitend voor eigen gebruik worden uitgevoerd. Dergelijk onderzoek betreft uitdrukkelijk niet het wettelijk verplichte draagvlakonderzoek. Zoals bekend heb ik in het debat op 16 februari 2011 gezegd dat uitvoering van het wettelijk verplichte draagvlakonderzoek en uitvoering van de motie Aptroot niet tegelijk kunnen gebeuren. Het wettelijk verplichte draagvlakonderzoek komt pas eventueel weer aan de orde nadat de Kamer zich heeft uitgesproken over het kabinetsstandpunt over de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie dat ik de Kamer heb toegezegd voor 1 september 2011. 3 Wat is uw mening over de inhoud en uitvoering van deze of dergelijke peilingen? Antwoord 3 Zie antwoord onder 2. 4 Deelt u de mening dat de vragen enigszins suggestief zijn gesteld? Antwoord 4 Het is aan de bedrijfslichamen zelf als autonome publiekrechtelijke lichamen te bepalen op welke wijze zij contact zoeken met `hun' ondernemers. 5 Kunt u aangeven of de draagvlakonderzoeken, waar u in eerdere debatten aan refereerde, op dezelfde manier zullen worden uitgevoerd? Antwoord 5 Het wettelijk verplichte draagvlakonderzoek dient te worden uitgevoerd door middel van een representatieve steekproef. Dit houdt in dat minimumeisen worden gesteld aan de deelname van georganiseerde én ongeorganiseerde ondernemers; van grote én kleine ondernemingen alsmede van branches,
Pagina 2 van 3
Datum 22 juni 2011 Onze referentie AV/SDA/11/10550
subsectoren of schakels in de productieketen. De ondernemerspeiling van het Productschap Tuinbouw daarentegen was een online onderzoek onder de ondernemers die onder het productschap ressorteren met 14% respons. Om deze reden is de ondernemerspeiling niet te vergelijken met het wettelijk verplichte draagvlakonderzoek. 6 Vreest u met dergelijke vraagstelling niet voor Noord- Koreaanse uitslagen? Antwoord 6 Zie antwoord onder 4. 7 Toont dit aan dat de PBO's niet in staat blijken hun draagvlak bij de ondernemers op een eerlijke manier te meten? Willen zij wellicht op deze manier hun bestaansrecht onderstrepen? 2) Antwoord 7 Het is een goede zaak wanneer een bedrijfslichaam periodiek onderzoekt hoe ondernemers het bedrijfslichaam waarderen. Met de ingewonnen informatie kan het bedrijfslichaam zijn beleid bijsturen en aanscherpen. 8 Bent u ook van mening dat het draagvlak van PBO's veel duidelijker kan worden gemeten wanneer deze wordt gebaseerd op het aantal ondernemers dat een vrijwillige bijdrage betaalt? Antwoord 8 Voor de opstelling van het kabinet inzake de publiekrechtelijke bedrijfsorganisaties verwijs ik naar het kabinetsstandpunt terzake, dat ik voor 1 september 2011 aan de Kamer zal toezenden.
Datum 22 juni 2011 Onze referentie AV/SDA/11/10550
1) http://www.blauw-survey.com/ondernemerspeilingpt/, 20 mei 2011. 2) PBO: publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie
Pagina 3 van 3
---- --