Walter Dresscher: Nullijn is georganiseerde diefstal
De Algemene Onderwijsbond blijft er bij het kabinet en de Tweede Kamer
op aandringen de nullijn voor het onderwijspersoneel los te laten. Om
dat pleidooi kracht bij te zetten, legde AOb-voorzitter Walter
Dresscher op het Plein in Den Haag nog eens uit dat de nullijn in feite
betekent dat onderwijspersoneel vier procent van het inkomen
inlevert.
'Gemiddeld komt de inflatie neer op zo'n twee procent per jaar,' aldus
Dresscher. `Dat betekent dat onderwijspersoneel er door twee jaar
nullijn vier procent op achteruit gaat. Een kabinet dat het onderwijs
tot topprioriteit benoemt, kan zo'n gegeven natuurlijk niet voor zijn
rekening nemen. Iedere zichzelf respecterende kenner zal beamen dat er
maar één middel is waarbij we zeker weten dat het een positief effect
heeft op leerprestaties: meer en betere docenten. Die trek je niet met
een karig salaris, terwijl de lonen in de marktsector gewoon toenemen.'
Dresscher vindt het een gotspe dat het kabinet zegt te investeren in
het onderwijs. `Met de nullijn heeft het rijk in het onderwijs een half
miljard euro bezuinigd. Dat is de helft van het Actieplan Leerkracht.
Daartegenover zet staatssecretaris Zijlstra een budget van 250 miljoen
euro opzij dat met mistige criteria kan worden binnengeharkt via
prestatiebeloning, waarvan bewezen is dat het niet werkt. Dat bedrag
wordt dan ook nog eens als `extra' gepresenteerd. Dat is gewoon niet
waar: er is 500 miljoen euro weg en daarvan kan een deel van
onderwijspersoneel de helft terugkrijgen via een systeem waarvoor
binnen de sector geen draagvlak bestaat. Plat gezegd: het onderwijs
wordt bestolen.'
De AOb gaat echter nog niet uit van kwade opzet, en zal daarom op
onderwijskundige wijze tekst en uitleg geven. Dresscher: `Ik zal het de
mensen laten zien zoals we dat in het onderwijs gewend zijn: met een
krijtje zal ik op het schoolbord laten zien hoe het onderwijspersoneel
er dankzij dit kabinet keihard op achteruit gaat. Natuurlijk: het
gebeurt met een knipoog, maar ik hoop de leden van de Tweede Kamer op
deze manier te helpen aan voortschrijdend inzicht. De ondertoon is ook
bloedserieus: we kampen met een lerarentekort. Als we dat willen
oplossen, kunnen onze salarissen echt niet achterblijven.'
Achtergrondgegevens
Openbare rekenles over de nullijn: 0=-4
In juni 2010 maakte het demissionaire kabinet bekend dat het voor 2010
de nullijn zou hanteren. Bestaande cao's werden niet opengebroken,
nieuwe cao's voor overheid en onderwijs werden op nul gezet. Het
regeerakkoord van het nieuwe kabinet Rutte handhaaft ook in 2011 de
nullijn voor de onderwijssector. Hoe dat in 2012 zal zijn, is nog niet
bekend.
Het effect van deze twee beslissingen heeft door het moment van
invoeren en looptijd van diverse cao's in de onderwijssector effect op
de salarissen over de periode juli 2010 tot en met juni 2012.
Na een lange periode van zeer geringe inflatie, steeg deze volgens het
CBS sinds juli 2010 van 1,6% tot mei 2011 2,3%. Gemiddeld is in die
periode de inflatie 1,95%. De verwachting is dat de inflatie nog verder
zal oplopen. Wanneer deze trend zich inderdaad doorzet, zal de inflatie
in juli 2012 rond de 3% bedragen. Wanneer de inflatie op het huidige
niveau blijft gaat het om ongeveer 2% per cao-jaar.
De nullijn betekent daarom dat de onderwijssector twee jaar lang
tenminste 2% per jaar aan koopkracht verliest, in totaal over die
periode tenminste 4% en bij een oplopende inflatie kan dat nog hoger
uitpakken.
Wat zijn de gevolgen?
Stel dat een brood met 25 sneetjes in juli 2010 één euro kost, dan
krijg je met 4% inflatie voor één euro in juli 2012 nog maar 24
boterhammen.
Voor een leraar basisonderwijs met een salaris van 2500 euro per maand,
betekent het dat zij na die twee jaar feitelijk 100 euro per maand
minder te besteden heeft.
Voor alle juffen, conciërges , schooldirecties en leraren samen
betekent het dat hun salaris verder gaat achterlopen bij de
marktsector, waar de nullijn niet geldt. Gemiddeld zijn de cao lonen in
2010 met 1,75% gestegen en houden min of meer gelijke tred met de
inflatie. Hierdoor wordt werken in het onderwijs financieel
onaantrekkelijker.
Door deze twee opeenvolgende bezuinigingen bespaart het kabinet
tweemaal rond de 250 miljoen euro. Samen snijdt zij zo 500 miljoen euro
weg bij de onderwijssalarissen. Dat is de helft van het miljard dat het
vorige kabinet investeerde in de onderwijssalarissen om de eerdere
achterstand op de markt enigszins goed te maken.
Opmerkelijk!
Bij het doorrekenen van de verkiezingsprogramma's bekritiseerde het
Centraal Planbureau (CPB) plannen voor het bezuinigen op de
ambtenarensalarissen. Volgens het CPB zijn dat soort ingrepen
ineffectief. Ze hebben misschien tijdelijk effect op de rijksbegroting,
maar op de langere termijn moeten de overheids- en onderwijsalarissen
toch weer omhoog om de concurrentie op de arbeidsmarkt aan te kunnen.
In het Onderwijsblad van 21-05-2010 wordt Marja van Bijsterveldt als
CDA-politica geïnterviewd in verband met de komende verkiezingen. Haar
partijgenoot Ank Bijleveld had kort daarvoor de nullijn geopperd in een
opiniestuk. Wordt werken in het onderwijs dan niet onaantrekkelijker,
vraagt de interviewster aan Van Bijsterveldt die later minister wordt.
"In ons program hebben wij het niet over de nullijn. Dat stuk van Ank
Bijleveld was een gedachtespinsel waarin ze dat opperde. Wij willen wel
voor de komende jaren een getemporiseerde groei van de salarissen; dat
betekent dat we alleen inflatiecorrectie willen."
Algemene Onderwijsbond