Rijksuniversiteit Groningen

Science parks: meer imago dan kennis

Datum: 20 juni 2011

Bijna tweederde van de ondernemers op een science park vindt dat dit concept niet echt veel oplevert op het vlak van innovaties. Zij zien het als een goede manier om zich te profileren. De mogelijke relaties met kennisinstellingen en andere bedrijven hebben voor hen echter geen of weinig waarde. Deze onderzoeksresultaten worden door Jacques van Dinteren, hoogleraar Economische Geografie aan de RUG, gepresenteerd tijdens het congres van de International Association of Science and Technology Parks in Kopenhagen (19-22 juni).

De resultaten zijn nogal in tegenspraak met de opzet van science parks, die vooral de innovatie zouden moeten stimuleren. Een strenger toelatingsbeleid zou daarom aan de orde moeten komen. Het onderzoek van Van Dinteren betreft zes Nederlandse science parks.

`Kenniszoekers' en `imagebuilders'

Hoewel een fors deel van de ondernemers imago belangrijker acht dan kennisproductiviteit, vinden er op de science parks niettemin de nodige activiteiten plaats op het vlak van R&D en innovatie. Voor de meeste bedrijven geldt dat de R&D-uitgaven uitkomen boven wat voor een gemiddeld bedrijf aan de orde is. Een kwart van de onderzochte bedrijven kan dan ook als `kenniszoeker' worden gekwalificeerd. Bijna de helft valt echter in de categorie van `imagebuilders', terwijl de rest een mix-groep vormt. Niet onverwacht is de nabijheid van een universiteit voor de kenniszoekers van een bovengemiddeld belang. Ook de aanwezigheid van netwerken tussen bedrijven en instellingen wordt door deze groep belangrijk gevonden. Voor de imagebuilders weegt daarentegen de geografische ligging zwaar, evenals de bereikbaarheid en
- zoals mocht worden verwacht - het imago van de locatie. De kenniszoekers hebben ook een bovengemiddelde waardering voor de in de nabijheid aanwezige universiteit wat (gezamenlijk) onderzoek en aangeboden faciliteiten betreft.

Concept

Gezien dergelijke relaties kan worden gesteld dat de onderzochte science parks deels voldoen aan het concept. Een science park is bedoeld om voor bedrijven en kennisinstellingen een omgeving te scheppen waarin zij goed kunnen functioneren door gebruik te maken van elkaars faciliteiten, elkaar informeel kunnen ontmoeten en kennis uit kunnen wisselen. Een aantrekkelijke werkomgeving is een plus voor de kritische kenniswerker, terwijl ook de aanwezigheid van een jonge studentenpopulatie aantrekkingskracht op bedrijven kan uitoefenen. Door de bank genomen zijn de mogelijkheden er dus, maar het is een beperkt deel van de bedrijven dat er gebruik van maakt. Dit hangt ongetwijfeld samen met het gegeven dat er op de science parks een grote groep bedrijven - bijna de helft - kan worden aangetroffen, die eerst en vooral belang hecht aan de uitstraling van het science park en vooral het effect daarvan op hun imago. Een en ander kan per science park sterk verschillen. Vooral de High Tech Campus in Eindhoven scoort op de voornoemde punten bijzonder goed. Hier treffen we verhoudingsgewijs ook veel kenniszoekers. Daarnaast komen Nijmegen en Leiden goed uit de verf.

Rammelende toelatingsstrategie

De algemene conclusie lijkt te zijn dat science parks in Nederland dusdanig zijn opgezet dat ze kunnen beantwoorden aan het concept `science park'. Maar de toelatingsstrategie rammelt blijkbaar: de eigenaren (veelal gemeenten) zijn niet kritisch ten aanzien van de bedrijven die zich melden. Aangezien de meeste science parks een beperkte omvang hebben, is het gevaar aanwezig dat daarmee de kracht van het concept wordt ondergraven.