De Nederlandse Bank
Datum 20 juni 2011
Thema Economie
Mondiale inflatie risicofactor voor Nederlandse economie
De inflatie in Nederland komt dit jaar volgens DNB-ramingen uit op
gemiddeld 2,4%, om in 2012 weer onder de 2% te zakken. Of deze
voorspellingen ook uitkomen, hangt onder andere af van de
prijsontwikkeling van exportproducten van opkomende economieën.
De Nederlandse inflatie blijkt redelijk gevoelig voor die
prijsontwikkeling, zo blijkt uit een simulatie. Terwijl de ontwikkelde
economieën in een gematigd tempo herstellen van de financiële crisis,
groeien veel opkomende economieën alweer hard. Dit gaat gepaard met een
hoge kredietgroei, oplopende onroerendgoedprijzen en een lage
werkloosheid. Op dit moment is de inflatie in opkomende economieën
(inclusief ontwikkelingslanden) al 6% op jaarbasis, veel hoger dan de
2% in ontwikkelde economieën. Een verder oplopende inflatie is een
belangrijk risico voor de opkomende economieën.
De situatie in China is een goed voorbeeld van dat risico. In reactie
op de stijgende inflatie en lage werkloosheid hebben Chinese werknemers
hogere salarissen afgedwongen. Zo verhogen veel regio's in China dit
jaar het minimumloon met 10 tot 20%. Hierdoor stijgen de
productiekosten, die de veelal lage winstmarges op eenvoudige
fabricaten verder onder druk zetten. Om verliezen te voorkomen zijn
producenten genoodzaakt om de kostenstijgingen door te berekenen aan
hun klanten, waarmee een loon-prijsspiraal kan ontstaan. Deze Chinese
producenten zullen hun prijzen niet alleen voor Chinese consumenten
verhogen, maar ook de exportprijzen verhogen. Door de sterke groei van
de binnenlandse vraag naar Chinese producten zijn producenten minder
afhankelijk van het buitenland, waardoor hogere exportprijzen gevraagd
kunnen worden, zonder een forse daling van de totale afzet.
Grafiek Eportprijzen China
Veel Westerse landen hebben lange tijd een lage inflatie
'geïmporteerd', door de import van producten uit lagelonenlanden zoals
China. Zo stegen de Chinese exportprijzen tussen 1995 en 2009 vrijwel
niet (zie de grafiek). Juist in deze periode steeg het aandeel van
China in de wereldhandel van 3 naar 9 procent. Dat de prijsstijging van
Chinese producten laag blijft is echter niet vanzelfsprekend. Tussen
1983 en 1994 waren jaarlijkse prijsstijgingen boven de 20% geen
uitzondering. Ook nu, na de prijsdaling in 2009, is er weer een
opwaartse trend zichtbaar die volgens de huidige inzichten aanhoudt tot
2013. Het verschil met de jaren 80 en begin jaren 90 is dat China nu de
grootste exporteur ter wereld is. Hierdoor zullen de verwachte
prijsstijgingen sneller doorwerken naar de gehele wereldeconomie, wat
voor de ontwikkelde economieën het einde kan inluiden van de import van
lage inflatie. Dit wordt nog versterkt doordat China geen uitzondering
is. Veel andere Aziatische en Zuid-Amerikaanse economieën combineren
een hoge economische groei met lage werkloosheid en oplopende inflatie.
In welke mate exporteurs uit opkomende economieën hun prijzen verder
laten stijgen is niet op voorhand te zeggen. Wel kan in een denkbeeldig
scenario geanalyseerd worden hoe de Nederlandse inflatie zou reageren
bij een bepaalde stijging van de exportprijzen van opkomende
economieën. Hierbij wordt verondersteld dat de exportprijzen in
opkomende economieën met 10% extra stijgen, verdeeld over de komende
vier kwartalen. Dit vertaalt zich in hogere importprijzen voor
buitenlandse afnemers. De hogere prijzen leiden tot een lagere vraag,
waardoor de wereldhandel daalt. Voor Nederland stijgen ook de prijzen
van de producten die vanuit ontwikkelde landen geïmporteerd worden. Zo
stijgen bijvoorbeeld de kosten van Duitse autoproducenten als deze
auto-onderdelen uit opkomende economieën importeren. Dit betekent dat
Duitse auto's voor Nederlandse consumenten duurder kunnen worden.
De gevolgen van dit scenario voor de Nederlandse economie zijn
weergegeven in onderstaande tabel. Er is een duidelijk opwaarts effect
op de Nederlandse inflatie. De prijsstijging in 2012 en 2013 neemt toe
met respectievelijk 0,4 en 0,8 procentpunt. Dit betekent ook dat de
koopkracht daalt, want de salarissen houden deze stijging in de komende
jaren niet bij. De economische groei wordt in dit scenario nog niet
direct aangetast. Toch blijft er reden tot ongerustheid, omdat de groei
van de particuliere consumptie daalt. Dit betekent dat het vooral de
export is die de groei op peil houdt. Voor een korte periode zullen
Nederlandse exporteurs profiteren van de hogere prijzen in
concurrerende opkomende economieën, waardoor de export sneller groeit
dan de import. Een voorbeeld is Nederlands vlees, dat dan relatief
goedkoper wordt ten opzichte van Argentijns vlees. Dit
concurrentievoordeel zal slechts van tijdelijke aard zijn, omdat de
kosten van Nederlandse exporteurs na verloop van tijd ook zullen
stijgen.
Scenario Effecten op de Nederlandse economie
Meer over Economie
+ Balansherstel komende jaren onontkoombaar
+ Invloed onrust Midden-Oosten op NL-handel gering
+ Nederlands overschot op de lopende rekening hangt samen met
spaaroverschot bedrijven
+ Versnelde stijging van exportprijzen van China
+ Opkomende economieën zijn drijvende kracht achter herstel
wereldhandel
Alle artikelen
Links
o Persbericht: Ramingen DNB: Groei blijft gematigd, bij
neerwaartse risico's
o Economische Ontwikkelingen en Vooruitzichten.
o DNBulletin: Versnelde stijging van exportprijzen van
China