Alternatief pensioenplan voorkomt 'vrijheid blijheid' systeem
* 17-06-2011
* Mariëtte van Dijk (webredactie)
* 1 reacties
Onder het motto: 'Het kan anders, het kan beter', presenteerde FNV
Bondgenoten dinsdag een alternatief pensioenplan. Sindsdien krijgt het
plan steeds meer bijval uit verschillende hoeken. Maar wat houdt het
plan precies in en waarin verschilt het van het principeakkoord dat nu
op tafel ligt?
Het pensioenplan van Bondgenoten gaat uit van vier principes:
* een goede balans tussen zekerheid en koopkracht
* evenwichtige verdeling van lusten en lasten tussen alle generaties
* eerlijke verdeling van risico's tussen werkgevers en werknemers
* transparante communicatie naar de deelnemers en gepensioneerden
Dit alternatief staat dicht bij de manier waarop het pensioen tot nu
toe is vormgegeven.
Principeakkoord is radicaal ander systeem
Het pensioensysteem moet worden aangepast , vanwege het feit dat we nog
ouder worden dan gedacht én vanwege steeds grotere schokken op de
financiële markten. Ons pensioensysteem, dat het beste ter wereld is,
verdient onderhoud en bijstelling, zodat het weer toekomstbestendig is.
We moeten keuzes maken om het geld eerlijk te verdelen. Maar het
principeakkoord dat er nu ligt, is een heel ánder systeem, waarbij je
geen rechten meer hebt, maar gunsten. Dus het hangt van de
goedertierenheid van de pensioenfondsen af hoeveel je krijgt
uitgekeerd.
Zekerheid én indexatie
Mensen hechten erg aan zekerheid. Zij willen ook graag dat hun pensioen
meestijgt met de lonen en prijzen (indexatie). Daaruit trekken wij
conclusies voor de manier waarop wij het systeem willen aanpassen. Een
geïndexeerd pensioen is onze ambitie en we willen dat pensioenfondsen
er ook voor zorgen dat mensen op hun pensioenopbouw kunnen vertrouwen.
Mensen willen immers graag duidelijkheid. Welk pensioen mag ik
verwachten, wanneer wordt het geïndexeerd en wanneer loop ik het risico
dat het wordt gekort? Daarover moeten pensioenfondsen open
communiceren.
Geen 'vrijheid blijheid' systeem
Wij zijn mordicus tegen de nu gekozen oplossing in het principeakkoord,
waarin 'vrijheid blijheid' troef is en onzekerheid de norm. Dat FNV
Bondgenoten in pensioenfondsen, waar wij in de besturen zitten, kan
streven naar maximale zekerheid is een feit. Maar we willen dat álle
mensen vertrouwen houden in het systeem. Daarom zijn buffers
noodzakelijk voor alle fondsen om een volgende crisis op te vangen en
niet meteen te hoeven korten op pensioenrechten van mensen. Als fondsen
snel gaan indexeren zonder dat buffers zijn opgebouwd en de rendementen
tegenvallen, zullen jongere generaties daarvan de dupe zijn en gekort
worden.
Met de hoofdlijnen van ons plan was de FNV het eens, maar zij hebben de
eindstreep van het principe akkoord niet gehaald.
Voordelen alternatieve pensioenplan van FNV Bondgenoten:
* Voldoende zekerheid over wat je straks zult hebben als je met
pensioen gaat
* Evenwichtige verdeling tussen generaties
* Alleen risico op een korting bij een zware crisis
* Oude en nieuwe rechten kunnen bij elkaar blijven
* Ook werkgevers blijven verantwoordelijk
* Pensioen blijft solidair
AOW
Je inkomen na pensionering bestaat uit AOW en pensioen. De AOW is een
staatsuitkering die iedereen krijgt, ook als je geen pensioen hebt
opgebouwd. Pensioen is je opgebouwde eigen spaarpot.
Je mag vanaf 2020, als de standaard AOW leeftijd naar 66 gaat, volgens
het principeakkoord nog steeds op 65 jarige leeftijd stoppen, maar
wordt dan 6,5% gekort. Dat zal gecompenseerd worden door de extra
ophoging van de AOW met 0,6% per jaar. Maar die wordt betaald uit het
bezuinigen op de ouderentoeslagen en -kortingen, die bijna alle
gepensioneerden nu krijgen. Dit is een sigaar uit eigen doos. De
koopkracht van mensen gaat er fors op achteruit. Dit betekent dat
mensen met lage inkomens en soms zware beroepen geen échte keuze hebben
en zullen moeten doorwerken. Alleenstaanden gaan er zelfs extra op
achteruit omdat voor hen de verhoging geen 0,6 % is maar slechts 0,43%.
In het akkoord dat wij vorig jaar met werkgevers afsloten, hebben wij
afgesproken dat de EUR 2,8 miljard die nu besteed wordt voor de AOW
toeslag, de ouderenkorting en de alleenstaanden ouderenkorting
volledig beschikbaar zou blijven. Dit zou worden ingezet voor de
laagstbetaalden.
FNV Bondgenoten constateert dat het kabinet slechts EUR 750 miljoen van
de bestaande AOW toeslag en ouderenkortingen inzet voor de
laagstbetaalden en daarnaast EUR 250 miljoen uit de mobiliteitsbonus
haalt. Dit is samen bij lange na geen EUR 2,8 miljard die daar nu voor
gebruikt wordt.
Pensioen schokbestendig maken
De schokbestendigheid van het pensioensysteem verbeteren wij door twee
maatregelen. De ene is het opbouwen van een buffer en de andere is
duidelijk maken wat je als pensioenfonds doet in tijden van crisis.
Buffer van max 20 % is voldoende
De huidige buffereisen die DNB aan pensioenfondsen stelt zijn
risicogedreven: hoe meer risico een fonds neemt, hoe hoger de buffer
die een pensioenfonds moet hebben. Dit kan op gespannen voet staan met
het indexeren van pensioenen. Een buffer is belangrijk om schommelingen
op de financiële markt te dempen en een grote schok op te vangen. Een
buffer van maximaal van 20% is daarvoor voldoende. Als de risico's bij
een fonds zodanig beperkt zijn dat de zekerheid van 97,5% bij een
lagere buffer bereikt wordt, kan volstaan worden met die lagere buffer.
Inzicht in de risico's noodzakelijk
De deelnemers moeten goed inzicht krijgen in de risico's van het
gevoerde (beleggings)beleid. Daarom voeren wij de "risicomaat
dekkingsgraad" (RDG) in. Dit is een maat voor de "beweeglijkheid" en
wordt door alle fondsen op dezelfde manier berekend.
Een RDG van bijvoorbeeld 20 betekent dat de kans dat de dekkingsgraad
over één jaar daalt met meer dan 20% kleiner is dan 2,5%. Hiermee
ontstaat het bewustzijn bij deelnemers dat ook een harde toezegging
niet altijd gegarandeerd is.
Eerlijk voor alle generaties
Een buffer geeft de solidariteit tussen generaties vorm. Hiermee
voorkom je dat opgebouwde pensioenrechten en pensioenen direct moeten
worden gekort bij slecht weer. Ons systeem heeft ook als voordeel dat
er geen verschil is tussen reeds opgebouwde pensioenen en nog op te
bouwen pensioenen: alle pensioenen worden op dezelfde wijze behandeld.
Zekerheid, maar ook indexatie en in noodgevallen korten
Indexatie van pensioen blijft een belangrijk uitgangspunt, anders neemt
je koopkracht na pensionering af. De indexaties worden bepaald op basis
van de beleidsstaffelen op basis van een reële dekkingsgraad. Deze
reële dekkingsgraad wordt bepaald op basis van (realistisch en
voorzichtig gekozen) verwacht rendement en inflatie.
De beleidsstaffel wordt vertaald naar een nominale dekkingsgraad. Onder
een niveau van de nominale dekkingsgraad van circa 105% is geen
indexatie mogelijk; dat moeten pensioenfondsen deelnemers ook duidelijk
maken.
Pensioenen korten in noodsituaties
Er kunnen omstandigheden zijn dat de dekkingsgraad onder de circa 90 %
zakt en dat de kans op tijdig herstel beperkt is. In dat geval dient
het mogelijk te zijn om pensioen(aanspraken) te verlagen, net als nu.
Er moet een wettelijk voorschrift komen dat pensioenfondsen een staffel
moeten maken waarin de kortingen zijn voorgeschreven. In alle gevallen
wordt een wachttijd van een jaar gehanteerd voordat feitelijk gekort
wordt. Het toepassen van een korting dient als waarborg om ook
toekomstige generaties nog aanspraken te kunnen verlenen.
Huidige dekkingsgraad zegt niks over lange termijn
De dekkingsgraad is de verhouding tussen de beleggingen van het
pensioenfonds en alle pensioenverplichtingen. Deze is een indicatie of
een pensioenfonds in de toekomst aan zijn pensioenverplichtingen kan
voldoen. De dekkingsgraad varieert met de beurskoersen (marktwaarde van
de beleggingen) en de rente waarmee de marktwaarde van de
verplichtingen wordt berekend. Deze rente gaat sterk op en neer. Dit
heeft tot gevolg dat de dekkingsgraad ook sterk mee beweegt. Maar deze
bewegingen zeggen niet zoveel over de lange termijn. Dat bleek ook toen
afgelopen jaar grote problemen leken te bestaan met de dekkingsgraden.
Maar een half jaar later was de rente weer wat gestegen en leken die
problemen weer een stuk minder.
'Beleidsdekkingsgraad' brengt stabiliteit
Daarom willen we de stabiliteit in de dekkingsgraad verbeteren door het
introduceren van een nieuw begrip: de "beleidsdekkingsgraad".
Deze beleidsdekkingsgraad is gebaseerd op een gemiddelde dekkingsgraad,
over een periode van maximaal de afgelopen 12 maanden. Hij is stabieler
en is voortaan de basis voor de beoordeling van de financiële positie
van het fonds.
Wel vinden we dat een nagenoeg risicovrije rente, met wat aanpassingen,
de beste manier is om de financiële positie van een pensioenfonds te
beoordelen.
In het principe akkoord wordt er echter voor gekozen om dit probleem op
te lossen door in plaats van de rente het verwachte rendement als
uitgangspunt te kiezen. De kans dat deze keuze veel te optimistisch
uitpakt is levensgroot.
Korte en lange termijn herstelplannen
Korte termijn herstelplannen, met een herstelperiode van 5 jaar,
blijven gehandhaafd. De beleidsdekkingsgraad is hiervoor het
uitgangspunt. In het korte termijn herstelplan wordt een staffel
opgenomen waarin vermeld wordt wanneer en tot welk niveau de
pensioenrechten eventueel verlaagd moeten worden. Via deze staffel
worden de financiële risico's verwerkt. Deze staffel maakt (tevoren)
goed duidelijk dat er ook bij een harde toezegging sprake kan zijn van
korting als de dekkingsgraad daartoe aanleiding geeft.
Het in principe verplicht opnemen van een kortingsstaffel bij zeer lage
dekkingsgraden waarborgt uniformiteit bij deze herstelplannen, en
evenwichtige belangenbehartiging. Het plan wordt elk jaar geëvalueerd.
Mocht een fonds sneller herstellen, dan worden de kortingen verlaagd of
gestopt. Mocht er sprake zijn van een achterstand op het herstelplan,
dan zal voor deze achterstand een nieuw herstelplan met wederom een
horizon van 5 jaar komen.
Lange termijn herstelplannen blijven eveneens gehandhaafd, maar richten
zich op een Gewenst Eigen Vermogen in plaats van het huidige Vereist
Eigen Vermogen. De maximering van 20% is hierbij van toepassing. Voor
een lange termijn herstelplan geldt een termijn van 10 jaar, eventueel
volgend op een periode van een korte termijn herstelplan. Dus na10 jaar
moet een fonds deze reserve hebben opgebouwd.
Werkgevers blijven mede verantwoordelijk
Werkgevers en werknemers blijven samen verantwoordelijk voor het
pensioen, in goede en in slechte tijden. Dat komt tot uitdrukking in de
normale premie verdeling. Op dit moment zijn er ook
bijstortverplichtingen bij ondernemingspensioenfondsen en
herstelpremies mogelijk. Wij willen dat dit in de toekomst gehandhaafd
blijft. In geval van problemen op de financiële markten moeten
werkgevers extra blijven bijspringen. Door het bereikte principe
akkoord worden dit soort incidentele afspraken en
bijstortverplichtingen zo goed als onmogelijk gemaakt.
Een mogelijkheid om de risicodeling tussen werkgevers en werknemers
vorm te geven is een bandbreedte voor een opslag op de kostendekkende
premie afspreken, die meebeweegt met dekkingsgraad.
Meer transparantie
Pensioenfondsen moeten deelnmers op meerdere manieren duidelijk maken
wat zij kunnen verwachten. Dat gaat over de risico's op korten met de
risicomaat dekkingsgraad en de kortingsstaffel en over de kans op
indexatie met de beleidsstaffel.
Stijging levensverwachting per pensioenfonds verwerken
Wij willen dat de nieuwe cijfers over de levensverwachting per
pensioenfonds wordt verwerkt. Gemiddeld betekent een jaar langer leven
6 tot 8 maanden langer werken om dezelfde uitkering levenslang te
kunnen krijgen. Dat kan leiden tot aanpassing van de verplichtingen van
het fonds en heeft gevolgen voor de dekkingsgraad.
De effecten voor alle betrokkenen worden geleidelijk verwerkt, door een
wat lagere indexatie in de komende jaren. Op deze wijze worden
toekomstige generaties niet belast met "inhaalfinanciering."
Voor nieuw op te bouwen aanspraken wordt het opbouwpercentage aangepast
of de pensioenrichtleeftijd verhoogd.
FNV Bondgenoten vindt dat pensioenfondsen mensen moeten informeren wat
het betekent voor hun pensioenuitkering op een aantal leeftijden waarop
zij met pensioen kunnen gaan. Immers de pensioenleeftijd blijft
flexibel.
Tijdelijk lagere indexatie totdat fonds hersteld is
De keuze voor een goede balans tussen zekerheid en koopkracht in ons
plan zal voor een "gemiddeld" pensioenfonds (dekkingsgraad 105-115%)
leiden tot een indexatie van 0,5% tot 1% per 1 januari 2012. De
suggestie die sommigen wekken dat het plan van FNV Bondgenoten zou
leiden tot jarenlang niet indexeren is dus onterecht.
De bovenbeschreven methode van het Bondgenotenplan waarborgt een
uitlegbare solidariteit en risicodeling tussen alle generaties en een
grote mate van zekerheid. De noodmaatregel "korting" en verwerking van
de aanpassing van de levensverwachting waarborgt de pensioenaanspraken
voor huidige en toekomstige generaties. Tegelijkertijd wordt door een
indexatiestaffel het uitzicht op een goed geïndexeerd pensioen
gerealiseerd. Het gebruik van de beleidsdekkingsgraad leidt tot meer
stabiliteit in het pensioenfonds.
Aan dit plan hebben meegewerkt actuarissen van de volgende
organisaties:
Sprenkels en Verschuren, Mercer, Blue Sky Group, Syntrus Achmea, Mn
Services, PMT en Pensum.
FNV Bondgenoten