Rijksoverheid
17 juni 2011
Vragen van het lid Jansen (SP) over onterechte verlaging van de huurtoeslag bij overlijden partner
Geachte voorzitter,
Hierbij doe ik u de antwoorden toekomen op de vragen van het lid Jansen (SP) over onterechte verlaging van de huurtoeslag bij overlijden partner.
Hoogachtend, de staatssecretaris van Financiën,
mr. drs. F.H.H. Weekers
2011Z06692 Vragen van het lid Paulus Jansen (SP) aan de staatssecretaris van Financiën over onterechte verlaging van de huurtoeslag bij overlijden partner (ingezonden 31 maart 2011) 1 Heeft u kennisgenomen van de uitzending 1) waarin werd bericht over de situatie waarin bij overlijden van de partner de nabestaande geconfronteerd wordt met een onterechte verlaging van de huurtoeslag? Antwoord op vraag 1 Ja 2 Onderschrijft u dat deze situatie zich voordoet? Zo ja, hoeveel personen worden er jaarlijks met een dergelijke onterechte huurtoeslagverlaging geconfronteerd? Antwoord op vraag 2 Deze situatie doet zich inderdaad voor. Er is dan overigens geen sprake van een onterechte verlaging van de huurtoeslag omdat de Belastingdienst/Toeslagen in die gevallen handelt overeenkomstig de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen. Bij de huurtoeslag gaat het om ongeveer 16.000 huishoudens die hiermee geconfronteerd kunnen worden. 3 Onderschrijft u dat bij overlijden van de partner de nabe
staande met een AOWuitkering en pensioen altijd in aanmerking kan komen voor de 10%-regeling? Antwoord op vraag 3 Voor een beroep op de 10%-regeling is vereist dat de draagkracht van de partner na beëindiging van het partnerschap met meer dan 10% is toegenomen. Door het herleiden van het inkomen van de overleden partner is diens draagkracht per definitie niet toegenomen. De achtergebleven partner met een AOW-uitkering en pensioen kan in de hoedanigheid van erfgenaam van de overledene wel een beroep doen op de 10%regeling. Dat kan echter alleen als zijn eigen draagkracht na het overlijden met meer dan 10% is toegenomen. De 10%-regeling zal dus niet in alle gevallen ervoor kunnen zorgen dat geen toeslag behoeft te worden teruggevorderd. 4 Is het waar dat wanneer de nabestaande niet van het bestaan van deze regeling op de hoogte is de nabestaande uiteindelijk minder huurtoeslag ontvangt? Is het waar dat de nabestaande zelf een beroep moet doen op de 10%-regeling, en dat de Belastingd
ienst niet actief op deze mogelijkheid wijst, zelfs niet als deze mensen achteraf een bezwaar tegen de verlaging indienen zonder expliciet de regeling te benoemen? Zo ja, bent u bereid om nabestaanden bij het overlijden van de partner altijd automatisch voor de 10%-regeling in aanmerking te laten
komen, of in het minste geval de nabestaanden te informeren over de mogelijkheid om op de 10%-regeling een beroep te doen? Zo nee, waarom niet? Antwoord op vraag 4 Nabestaanden zijn vaak niet op de hoogte van het bestaan van de 10%-regeling. Zij moeten daar nu ook zelf een beroep op doen. Bij de totstandkoming van de regeling is onderkend dat de Belastingdienst/Toeslagen de regeling niet op eigen initiatief zou kunnen uitvoeren. Zoals ik ook in mijn antwoorden op de vragen van de heer Groot heb aangegeven, is zowel het schrappen van de regeling van het herleiden van het inkomen als het schrappen van de 10%-regeling door het vorige kabinet al voorgesteld naar aanleiding van het Interdepartementaal Beleidsonderzoek Vereenvoudiging Toeslagen. Dit voorstel spreekt mij aan omdat het naast de onredelijke uitwerking die deze regelingen kunnen hebben vereenvoudigen van het toeslagenstelsel in mijn beleid hoge prioriteit heeft. Ik onderzoek de mogelijkheden om beide regelingen bij het
Belastingplan 2012 af te schaffen. Vooruitlopend hierop zal ik de Belastingdienst/Toeslagen opdracht geven om het herleiden van het inkomen bij overlijden voortaan achterwege te laten in situaties waarin sprake is van een achterblijvende partner.
1) TROS Radar, 28 maart 2011 Toelichting: Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Bashir (SP), ingezonden 29 maart 2011 (vraagnummer 2011Z06478 )