Rijksoverheid
Wetsvoorstel nationale politie naar Tweede Kamer
Persbericht | 17-06-2011
De ministerraad heeft op voorstel van minister Opstelten van Veiligheid
en Justitie ingestemd met indiening van het wetsvoorstel voor een
nationaal politiebestel bij de Tweede Kamer.
De invoering van een nationale politie moet leiden tot betere
politiezorg en meer veiligheid in Nederland.
Een landelijk korps onder directe verantwoordelijkheid van de minister
van Veiligheid en Justitie stelt de politie beter in staat om invulling
te geven aan de eisen die de maatschappij stelt. Veiligheid voor
burgers en het werk van de politieagent staan daarbij centraal. De
nationale politie leidt tot meer ruimte voor de professional, minder
bureaucratie, minder overlegstructuren, een veiliger leefomgeving en
een effectievere opsporing.
Eén korps
Met de oprichting van een landelijk politiekorps wordt de eenheid van
de politie versterkt. De huidige 25 regiokorpsen, het Korps landelijke
politiediensten, de Voorziening tot samenwerking Politie Nederland en
alle andere bovenregionale voorzieningen gaan op in dit ene korps, dat
zal bestaan uit tien regionale eenheden en één of meer landelijke
eenheden die belast zijn met de uitvoering van de politietaak zoals nu
de Nationale Recherche. De grotere eenheid is nodig omdat veel
politietaken, zoals de bestrijding van de zware en georganiseerde
criminaliteit, op zowel lokaal, nationaal als internationaal niveau
moeten worden uitgevoerd.
De tien regionale eenheden moeten zorgen voor de uitvoerende
politietaken in hun gebied, zoals basispolitiezorg en opsporing. De
grenzen van de regionale eenheden komen overeen met de voorgenomen
nieuwe indeling van de arrondissementen. Verder komt er een
ondersteunde dienst die wordt belast met bedrijfsvoeringstaken zoals
ICT en personeelszaken. Hierdoor ontstaat een efficiëntere
politieorganisatie die flexibel en slagvaardig kan inspelen op
veiligheidsproblemen en goed kan samenwerken met andere partners, zoals
de veiligheidsregio's.
De leiding van het landelijke korps wordt opgedragen aan de korpschef.
De korpschef, die werkzaam is onder ministeriële verantwoordelijkheid,
wordt ondersteund door een korpsleiding. De regionale en landelijke
eenheden zijn hiërarchisch ondergeschikt aan de landelijk korpschef. De
korpschef is ondergeschikt aan de minister van Veiligheid en Justitie.
Anders dan in het huidige politiebestel krijgt de minister zodanige
bevoegdheden dat hij direct kan sturen op het beheer en de
taakuitvoering van de politie.
Lokaal gezag
De politie moet dicht bij de burger staan. Daarom blijft het lokale
gezag over de politie ongewijzigd. De burgemeester blijft de politie
aansturen bij het handhaven van de openbare orde en hulpverlening in
zijn gemeente. De officier van justitie blijft de politie aansturen bij
de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde en taken ten dienste
van justitie. In de wet wordt verder opgenomen dat de burgemeester en
de officier van justitie instemmingsrecht hebben bij de aanwijzing van
het hoofd van het plaatselijke onderdeel van de regionale eenheid.
In het lokale driehoeksoverleg worden door de burgemeester en de
officier van justitie afspraken gemaakt over de inzet van de politie op
lokaal niveau. De burgemeester maakt deze afspraken aan de hand van het
door de gemeenteraad vastgestelde lokale integraal veiligheidsplan. De
burgemeester is verantwoording verschuldigd aan de gemeenteraad over de
uitoefening van zijn gezag over de politie.
Regioburgemeester
Door de komst van een landelijk politiekorps onder verantwoordelijkheid
van de minister van Veiligheid en Justitie verdwijnen de regionale
korpsbeheerders en de regionale colleges. Dit betekent een forse afname
van de overlegstructuren rond de politie. Nieuw in het politiebestel is
de functie van regioburgemeester. De regioburgemeester is de
burgemeester van de gemeente met het hoogste aantal inwoners in het
gebied waarin de regionale eenheid haar politietaak uitvoert. De
burgemeesters en de hoofdofficier van justitie leggen de verdeling van
de beschikbare politiecapaciteit in de regio vast in een regionaal
beleidsplan. Als het niet lukt om overeenstemming te bereiken, stelt de
regioburgemeester het regionale beleidsplan vast samen met de
hoofdofficier.
In overleg met de tien regioburgemeesters en het College van
procureurs-generaal stelt de minister van Veiligheid en Justitie eens
in de vier jaar de landelijke beleidsdoelstellingen voor de politie
vast. Deze beleidsdoelstellingen worden vervolgens doorvertaald in de
regionale beleidsplannen voor de regionale eenheden. Bij het opstellen
van de landelijke beleidsdoelstellingen wordt veel ruimte gelaten voor
lokaal politiebeleid.