Europees Hof v Justitie


Gerecht van de Europese Unie PERSCOMMUNIQUÉ nr. 62/11 Luxemburg, 16 juni 2011

Pers en Voorlichting

Arresten in de zaken T-235/07 Bavaria NV/Commissie en T-240/07 Heineken Nederland BV en Heineken NV/Commissie

Het Gerecht verlaagt de geldboeten die aan Heineken NV en haar dochteronderneming Heineken Nederland BV en aan Bavaria NV zijn opgelegd wegens hun deelname aan een kartel op de Nederlandse biermarkt De hoogte van de geldboete van Heineken NV en haar dochteronderneming wordt verlaagd van 219,28 miljoen EUR naar 198 miljoen EUR en de hoogte van de geldboete van Bavaria NV van 22,85 miljoen EUR naar 20,71 miljoen EUR Bij beschikking van 18 april 20071 heeft de Commissie verschillende Nederlandse brouwers waaronder Heineken NV en haar dochteronderneming Heineken Nederland BV en Bavaria NV2 wegens hun deelname aan een kartel op de Nederlandse biermarkt in de periode van 27 februari 1996 tot en met 3 november 1999 beboet voor een totaalbedrag van meer dan 273 miljoen EUR. De brouwers op die markt verkopen hun producten aan de eindverbruiker via twee verkoopkanalen: het circuit van de horeca-etablissementen, dat wil zeggen hotels, restaurants en cafés, waar de consumptie ter plaatse geschiedt, en het circuit van de foodsector van supermarkten en slijterijen, waar bier wordt gekocht voor thuisverbruik. De door de Commissie vastgestelde inbreuk betrof de coördinatie van prijzen en prijsverhogingen voor bier en afstemming bij de toewijzing van afnemers, zowel in het horeca- als in het thuisverbruiksegment in Nederland, alsook de incidentele coördinatie van andere commerciële voorwaarden voor individuele afnemers in het horecasegment in Nederland. De Commissie heeft aan Heineken NV en haar dochteronderneming hoofdelijk een geldboete van 219,28 miljoen EUR opgelegd en aan Bavaria NV een geldboete van 22,85 miljoen EUR. Daarop hebben de betrokken ondernemingen bij het Gerecht beroep tot nietigverklaring van de beschikking van de Commissie dan wel tot verlaging van hun respectieve geldboeten ingesteld. Het Gerecht is van oordeel dat de Commissie niet heeft aangetoond dat de inbreuk de incidentele coördinatie van andere commerciële voorwaarden dan de prijzen voor individuele afnemers in het horecasegment betrof. De Commissie heeft op basis van handgeschreven aantekeningen geconcludeerd dat de ondernemingen in dat segment bepaalde commerciële voorwaarden, zoals leningvoorwaarden, hebben gecoördineerd. Het Gerecht stelt vast dat de verwijzingen in die handgeschreven aantekeningen een geïsoleerd karakter hebben en beknopt zijn, de ondernemingen een plausibele alternatieve uitlegging geven en andere concrete aanwijzingen ontbreken. Bijgevolg verklaart het Gerecht de beschikking van de Commissie op dat punt nietig en verlaagt het de aan Heineken NV en haar dochteronderneming en aan Bavaria NV opgelegde geldboeten. Het Gerecht wijst daarentegen de door de ondernemingen aangevoerde argumenten over de andere onderdelen van de inbreuk af.
1

Beschikking C(2007) 1697 van de Commissie betreffende een procedure op grond van artikel 81 (Zaak nr. COMP/B-2/37.766 ­ Nederlandse biermarkt) (samenvatting in PB 2008, C 122, blz. 1). 2 Ook de groep Grolsch heeft volgens de Commissie aan het kartel deelgenomen en een geldboete van 31,66 miljoen EUR gekregen. De groep InBev heeft op grond van de clementieregeling van de Commissie immuniteit gekregen omdat zij doorslaggevende informatie over de inbreuk heeft verstrekt.

www.curia.europa.eu



De Commissie had de respectieve geldboeten van de ondernemingen met 100 000 EUR verminderd nadat zij had erkend dat de administratieve procedure, die na de inspecties meer dan zeven jaar in beslag heeft genomen, in dit geval onredelijk lang heeft geduurd. Het Gerecht stelt vast dat de duur van de administratieve procedure heeft geleid tot schending van het beginsel van de redelijke termijn. In dit verband is het Gerecht van oordeel dat de door de Commissie toegekende forfaitaire vermindering geen rekening houdt met het bedrag van de geldboeten en dus geen vermindering van de sanctie vormt die de uit de overschrijding van de redelijke termijn voortvloeiende schending op adequate wijze kan corrigeren. Bijgevolg moet de betrokken vermindering volgens het Gerecht worden verhoogd tot 5 % van het bedrag van de geldboete, zodat aan de ondernemingen billijke genoegdoening wordt verleend voor de buitensporig lange duur van de procedure. Het Gerecht wijst alle andere argumenten van de ondernemingen af. De hoogte van de aan Heineken NV en haar dochteronderneming hoofdelijk opgelegde geldboete wordt vastgesteld op 198 miljoen EUR en de hoogte van de aan Bavaria opgelegde geldboete op 20,71 miljoen EUR. NOTA BENE: Tegen de beslissing van het Gerecht kan binnen een termijn van twee maanden vanaf de betekening ervan een tot rechtsvragen beperkte hogere voorziening worden ingesteld bij het Hof. NOTA BENE: Het beroep tot nietigverklaring strekt tot nietigverklaring van met het recht van de Unie strijdige handelingen van de instellingen van de Unie. Onder bepaalde voorwaarden kunnen de lidstaten, de Europese instellingen en particulieren bij het Hof van Justitie of het Gerecht een beroep tot nietigverklaring instellen. Indien het beroep gegrond is, wordt de handeling nietig verklaard. De betrokken instelling moet in voorkomend geval voorzien in de door de nietigverklaring van de handeling ontstane leemte in de regelgeving. Voor de media bestemd niet-officieel stuk, dat het Gerecht niet bindt. De volledige tekst van het arrest is op de dag van de uitspraak te vinden op de website CURIA. Contactpersoon voor de pers: Stefaan Van der Jeught (+352) 4303 2170 (+32) 2 2964106

Beelden van de uitspraak van het arrest zijn beschikbaar via "Europe by Satellite"

www.curia.europa.eu