Rijksoverheid
Kiezen voor karakter
Visie erfgoed en ruimte
Kiezen voor karakter
Visie erfgoed en ruimte
1. Inleiding: Ruimte voor eigentijds erfgoedmanagement 2. Visie
2.1 Gebiedsgericht kijken: het karakter van Nederland 2.2. Gebiedsgericht werken: van collectie naar connectie 2.3 Gebiedsgericht erfgoedmanagement: wie doet wat?
3. Rijksprioriteiten 20112015
3.1. Vijf prioritaire opgaven 3.2. Middelen voor realisatie
Bijlagen
2
Kiezen voor karakter
Visie erfgoed en ruimte 1. Inleiding: ruimte voor eigentijds erfgoedmanagement
De gemoderniseerde monumentenzorg is ontwikkelings- en gebiedsgericht en benut de instrumenten van ruimtelijke ordening. De Visie erfgoed en ruimte geeft aan hoe het rijk het onroerend cultureel erfgoed borgt in de ruimtelijke ordening, welke prioriteiten het kabinet daarbij stelt en hoe het wil samenwerken met publieke en private partijen. Vanuit een brede erfgoedvisie wordt ingezoomd op de meest actuele en urgente opgaven van nationaal belang. De visie is complementair aan de Structuurvisie infrastructuur en ruimte.
Particulier initiatief en publieke zaak Cultureel erfgoed is een zaak van mensen. Mensen van vroeger, mensen van nu, mensen van later. De essentie van de zorg voor het cultureel erfgoed ligt in zorgvuldige overdracht van generatie op generatie. We willen waardevolle cultuur die aan ons is nagelaten of een product is van onze eigen tijd, in goede staat overdragen. Het mogelijk maken van die overdracht in de toekomst vraagt om een goede zorg voor het erfgoed vandaag. In veel gevallen kunnen we die zorg met een gerust hart aan de huidige eigenaren en gebruikers overlaten. Zij kennen het erfgoed het beste en ze houden er van. Ze weten bovendien als geen ander wat er voor nodig is om een karakteristiek gebouw of gebied door de eigen tijd te loodsen. Ze hebben er zelf belang bij om eigentijds functioneren te combineren met een duurzame instandhouding. Maar de zorg overlaten aan burgers, particulier beheerders en bedrijven gaat niet altijd. Er zijn erfgoedopgaven die het belang, de interesse, de draagkracht of de kennis van eigenaren en gebruikers te boven gaan. Waar publieke belangen of verantwoordelijkheden aan de orde zijn, komt de overheid in beeld. De overheidsrol is aanvullend op de rol van eigenaren en particuliere initiatiefnemers. Het stelsel van monumentenzorg in Nederland is op die privaat-publieke interactie gebaseerd. In het besef dat er publieke belangen in het spel zijn die niet zonder een oplettende en ondersteunende overheid kunnen, heeft het kabinet in het regeerakkoord benadrukt dat de zorg voor ons cultureel erfgoed ook een overheidsverantwoordelijkheid is en blijft. Bij de invulling van die verantwoordelijkheid heeft het kabinet aandacht voor de culturele, maatschappelijke en economische waarde van het erfgoed. Erfgoedzorg verankeren in de ruimtelijke ordening Een belangrijke pijler van de gemoderniseerde monumentenzorg is de verankering van de zorg voor het cultureel erfgoed in de ruimtelijke ordening. Die verankering is noodzakelijk voor een zorgvuldige omgang met het erfgoed binnen de snelle en omvangrijke veranderingen in de inrichting van stad en land. De verankering van cultureel erfgoed in de ruimtelijke ordening vraagt om twee zaken. In de eerste plaats dient het belang van het cultureel erfgoed volwaardig mee te worden genomen in de integrale afweging van belangen die plaatsvindt ten behoeve van het goed functioneren van de ruimte. In de tweede plaats dient cultureel erfgoed dat van bijzondere betekenis is, te worden benoemd. Zo kan er op voorhand rekening mee worden gehouden in ruimtelijke plannen en ontwikkelingsprocessen.
3
De generieke borging in de ruimtelijke afwegingsprocessen wordt versterkt door aanpassing van het Besluit ruimtelijke ordening (art. 3.1.6.). De overheid die een bestemmingsplan, projectbesluit of beheersverordening opstelt, is verplicht rekening te houden met cultuurhistorische waarden in en boven de grond.1 Dit betekent dat zij een analyse maakt van de cultuurhistorische waarden in een plangebied en vervolgens motiveert welke conclusies zij daaraan verbindt voor het plan.2 Het benoemen van waardevol erfgoed betekent dat overheden duidelijk maken welke cultuurhistorische waarden zij van publiek belang vinden. Ter versterking van het sectorale instrumentarium van de monumentenzorg, is het instrument structuurvisie (Wet ruimtelijke ordening) daarvoor geschikt. In een structuurvisie kunnen gebiedsgericht erfgoedwaarden worden benoemd en kunnen keuzes worden gemaakt over de omgang met die waarden in relatie tot andere ruimtelijke belangen. Voor de realisatie van een structuurvisie kunnen algemene regels worden opgesteld, met verplichtingen voor derden. Doel van deze visie: duidelijk over eigen rol, kader voor samenwerking In deze Visie erfgoed en ruimte zet het kabinet de cultuurhistorische belangen van nationale betekenis in een gebieds- en ontwikkelingsgerichte context. De visie is complementair aan de Structuurvisie infrastructuur en ruimte, waarin het kabinet de unieke cultuurhistorische waarden van nationaal belang planologisch borgt. De Visie erfgoed en ruimte plaatst die waarden in een bredere context en geeft aan hoe de goede zorg voor die belangen ook via niet-juridische instrumenten wordt nagestreefd. Het doel van deze visie is tweeledig. In de eerste plaats maakt het rijk duidelijk welke belangen hij in de gebiedsgerichte erfgoedzorg zelf behartigt, welke prioriteiten hij stelt en hoe hij wil samenwerken met publieke en private partijen. In de tweede plaats legt het rijk met deze visie een basis voor een gedeeld referentiekader voor gebiedsgericht erfgoedbeheer. Zo'n kader is nodig om effectieve samenwerking mogelijk te maken tussen overheden onderling en tussen overheid en particulier initiatief. Het verhelderen van rijksbelangen en Âprioriteiten draagt bij aan: - de focus van het rijk op cultuurhistorische opgaven van (inter)nationaal belang, mede ter uitvoering van internationale verdragen en verplichtingen; - het bieden van de mogelijkheid tot gebiedsgerichte prioritering van de inzet van subsidiemiddelen voor instandhouding, restauratie en herbestemming van monumenten; - het maken van keuzes ten aanzien van kennisaanbod en -ontwikkeling, waaronder de kennisagenda van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed; - het bewuster en gerichter opereren van de rijksoverheid t.a.v. cultureel erfgoed in haar rol als opdrachtgever, ruimtelijk investeerder en vastgoedeigenaar; - duidelijkheid over de agenda van het rijk als samenwerkingspartner en bevorderen van een complementaire inzet van overheden. De formulering van een inspirerend referentiekader voor gebiedsgericht erfgoedbeheer draagt bij aan: - het behouden van de leesbaarheid en beleefbaarheid van de culturele ontstaansgeschiedenis van Nederland, door aandacht te genereren voor de opgave om karakteristieke gebieden, structuren en objecten in samenhang te behouden en te ontwikkelen; - effectievere gebiedsgerichte samenwerking tussen verschillende overheden en tussen verschillende ruimtelijke sectoren.
1 2
Het betreft hier een verbreding van de al langer geldende verplichting t.a.v. archeologie. De Handreiking Erfgoed en Ruimte (www.cultureelerfgoed.nl/handreikingerfgoedenruimte) geeft informatie over verschillende mogelijkheden om dit te doen.
4
Afbakening: onroerend erfgoed op alle schaalniveaus Deze beleidsvisie richt zich op het onroerende erfgoed. Voor dat type erfgoed is de publieke opgave primair een ruimtelijke opgave: hoe dient met het erfgoed te worden omgegaan in relatie tot andere ruimtelijke belangen en veranderingen? Geografisch is het Nederlandse grondgebied de afbakening. Die afbakening wordt vooral ingegeven door de bestuurlijke grenzen, niet door de inhoud van de culturele geschiedenis. Die gaat immers voorbij grenzen en bovendien heeft de huidige natiestaat pas in de recente geschiedenis betekenis gekregen. Voor Caribisch Nederland is de betekenis van de visie anders dan die voor de rest van Nederland. De (wettelijke) systemen waarop deze visie aanhaakt zijn immers niet of niet allemaal van kracht op de Caribische eilanden. Dat neemt niet weg dat de geschiedenis van het overzeese bij die van Nederland hoort en het gebiedsgerichte erfgoedbeheer daar ook een zorg van het rijk is. Er wordt daarom in deze visie beknopt aandacht gegeven aan Caribisch Nederland.
5
2. Visie
2.1 Gebiedsgericht kijken: het karakter van Nederland
Gebiedsgericht erfgoedbeheer vraagt om een ruimere blik met meer afstand tot afzonderlijke erfgoedobjecten en -structuren. Voor Nederland als geheel kan die blik door vier kenmerkende eigenschappen worden geleid: waterland, stedenland, kavelland en vrij land. Die karakteristieken vormen een inspirerende leidraad voor zowel het beschrijven van de ruimtelijke wordingsgeschiedenis, als voor het verhelderen van de toekomstige cultureel-ruimtelijke opgaven.
Een ruime blik De geschiedenis heeft geen eigen ruimte. We kunnen geen lijnen trekken op de kaart of in het veld, die markeren waar de geschiedenis ophoudt en waar het heden begint. Het verleden is nu eenmaal geen bestemming. Tegelijkertijd is er in Nederland geen ruimte zonder cultuurgeschiedenis. Het land is ermee doordesemd. Dat is geen last, maar een geluk. Dat historische karakter is immers van grote waarde voor de samenleving: een unique selling point voor economie en toerisme, een rijke referentie voor sociale verbinding en identiteit en een onuitputtelijke bron voor onze culturele ontplooiing. De transitie naar een ontwikkelings- en gebiedsgerichte erfgoedzorg vraagt om richting. Die richting vinden we niet door ons enkel te richten op de smakelijkste krenten in de cultuurhistorische pap. We moeten het perspectief op de monumentenzorg verruimen. In de ruimte, door de cultuurhistorische waarde van gebieden te duiden en daarbinnen de betekenis van monumentale objecten en structuren. En in de tijd, door de ontwikkelingsgeschiedenis, de culturele biografie centraal te stellen, in plaats van alleen goed te zorgen voor de - door onze generatie  meest gewaardeerde stukken. De fysieke leefomgeving biedt kansen om vragen over de Nederlandse eigenheid op een overtuigende én ontspannen manier aan de orde stellen. De ruimtelijke werkelijkheid maakt onmiddellijk duidelijk dat een eendimensionale karakterisering van Nederland niet aan de orde kan zijn. Het gaat niet om het opplakken van een nationale identiteit. Het gaat om het voortdurend (re)vitaliseren van het culturele karakter van Nederland, om de ziel van ons land levend te houden. En om de noodzaak daarbij duidelijke keuzes te maken voor bepalende ontwikkelingsopgaven. Karakteriseren Het louter uitzoomen in tijd en ruimte, leidt echter nog niet tot een (gedeelde) agenda van prioritaire opgaven. Daarvoor is  vanuit de ruimere blik  een nieuwe focus nodig. Een manier om dat te doen is om niet direct te gaan waarderen maar (eerst) te karakteriseren: de kenmerkende bijzonderheden van een gebied tot een geheel samen te vatten. Zoeken naar de meest kenmerkende en aansprekende eigenschappen van onze cultuur van bouwen en land inrichten, die hebben geleid tot een landschap dat we waarderen en waarvan we de geschiedenis willen kunnen blijven lezen. Door de oogharen kijken en bepalen welke historische kenmerken onze bijzondere aandacht verdienen bij de maatschappelijke en ruimtelijke ontwikkelingen die op ons af komen. Om dat voor Nederland als geheel te doen, is geen sinecure. Toch durven we het aan, omdat er in het land vrij brede overeenstemming blijkt te bestaan over wat de bepalende karaktertrekken van Nederland zijn. Het gaat er niet om een `ware aard' van Nederland te definiëren, maar een breed gedragen beeld van het bijzondere ruimtelijke karakter van Nederland te presenteren, waarmee te werken valt als referentie bij de beschouwing, analyse en definitie van cultureel-ruimtelijke opgaven vanuit een nationaal perspectief.
6
Deze visie richt zich op het deel van dat gebied dat wij sinds en kleine twee eeuwen Nederland noemen. Die begrenzing is voor de karakterisering tegelijkertijd wel en niet relevant. Niet relevant, omdat veel kenmerken van land en volk bij de grens niet abrupt veranderen en de `karaktervorming' in vroegere eeuwen zich al helemaal niets kon aantrekken van de huidige rijksgrens. Wel relevant, omdat de inwoners van de huidige natiestaat en zijn voorgangers sommige dingen echt anders doen en deden dan de buren. Nederland in vier karakteristieken De spannende, complexe verhouding tussen orde en variatie, wordt wel gezien als de kern van de grote aantrekkelijkheid van het Nederlandse landschap. De mede door de fysieke omstandigheden gegeven hang naar planning en ordening en de noodzaak tot volledige benutting van de schaarse ruimte, hebben in combinatie met eigenzinnige regionale voorkeuren en de niet aflatende creativiteit, geleid tot een enorme ruimtelijke variatie. Eenheid in verscheidenheid was niet alleen het devies voor onze decentrale eenheidsstaat, het is ook de resultante van onze ruimtelijke ingrepen. Maar deze karakterschets is nog te algemeen. Binnen de complexe, subtiele en gevarieerde orde die Nederland is, zijn vier karakteristieken te ontwaren die het resultaat zijn van een ongekend rijke cultuurgeschiedenis en die het aanzien van Nederland nog steeds bepalen: het alom aanwezige bedwongen en benutte water, de grote dichtheid aan sterke, relatief kleine steden, het zeer intensief gebruikte landschap en de sporen van vrije handel en politieke, religieuze en burgerlijke autonomie. Het zijn vier karakteristieken die onlosmakelijk met elkaar samenhangen en tegelijkertijd elk een bijzonder verhaal vertellen over het leven in de Noordwest-Europese delta. Deze vier karakteristieken vertegenwoordigen een lange geschiedenis van menselijk ingrijpen in de leefomgeving, met vroege manifestaties die teruggaan tot in de prehistorie. Hierna worden de karakteristieken afzonderlijk beschreven. Per karakteristiek wordt zowel terug als vooruit gekeken. In de cultuurhistorische karakterschets wordt beschreven waarom het betreffende kenmerk zo bepalend is geworden voor het karakter van Nederland en in welke fysiek ruimtelijke eigenschappen dat tot uiting is gekomen. Vervolgens wordt aangegeven welke cultureel-ruimtelijke opgaven aan de orde zijn bij het verder ontwikkelen van die kenmerkende eigenschappen in de toekomst.
Waterland Cultuurhistorische karakterschets
In alle deltagebieden van de wereld hebben de inwoners sinds zij het gebied gingen bewonen, moeten kampen met de grillen van het water. Maar er zijn buiten Nederland maar weinig gebieden waar het leven met het water zo bepalend is geworden voor de aard van land en volk. De Nederlanders hebben zich in de loop der eeuwen niet slechts verdedigd tegen het water, of er op voor de hand liggend manier van geprofiteerd. Er was sprake van een innovatief samenspel tussen de bewoners van de lage landen en het water. Het water is een bron geworden van bestuurlijke organisatie, technologische vernieuwing en economische expansie. De innige en creatieve band met het water laat zijn sporen nadrukkelijk na in de inrichting van ons land. Het woekeren in de delta bracht ons dijken, droogmakerijen en deltawerken. Terpen, trekvaarten en waterlinies. Beeklandschappen, molens, havens en handelssteden. En daaronder verscholen de verdronken dorpen, de afgedekte landschappen en de restanten van een omvangrijke maritieme traditie.
Cultureel-ruimtelijke ontwikkelingsopgave
Ook in de eenentwintigste eeuw blijft de worsteling met het water een van de belangrijkste ruimtelijke uitdagingen. Het watersysteem leent zich er niet voor om in bewondering stil te blijven staan bij een rijke geschiedenis. Aan waterveiligheid kunnen we geen concessies doen. Met de voorspelde klimaatverandering en de enorme economische waarde die zich inmiddels in Nederland onder zeeniveau bevindt, is de wateropgave zelfs groter dan ooit. Het upgraden van het waterbeheerssysteem vindt doorgaans plaats op dezelfde plaatsen waar ook de historisch waardevolle staaltjes van waterbeheer hun diensten bewezen en bewijzen. Behoud daarvan zonder meer kan dan ook niet aan de orde zijn. Het gaat erom ontwikkelingsstrategieën toe te passen die het verleden zoveel mogelijk recht doen.
7
Stedenland Cultuurhistorische karakterschets
De dichtheid van historische steden in Nederland is ongekend. Na een lange geschiedenis van het wonen in (versterkte) nederzettingen, heeft zich vanaf de late Middeleeuwen in hoog tempo een patroon van kleine en middelgrote steden ontwikkeld, met korte onderlinge afstanden en een intensieve relatie met het omliggende landelijk gebied. In alle delen van het land hebben zich in verschillende fasen van de geschiedenis onderscheidende steden ontwikkeld. Een aantal is  mede dankzij onze schilders en kazen  wereldberoemd. De meeste Nederlandse steden zijn prachtige staalkaarten van de geschiedenis, waarin van de oudste archeologische sporen, via de uitingen van onze typische burgercultuur tot de grootschalige planmatige twintigste-eeuwse uitbreidingen, een enorme tijddiepte waarneembaar is. Achter het ontstaan van dit fijnmazige stedelijke patroon ligt een complex van (a)biotische, geografische, economische en militaire motieven. Toen, door de explosieve groei van bevolking en welvaart na de Tweede Wereldoorlog, het behoud van dit `kleine stedenkarakter' geen vanzelfsprekendheid meer was, werd het onderdeel van bewust overheidsbeleid. De suburbanisatie werd, van de groeikernen uit de jaren zestig tot VINEX en bundelingsbeleid, zo gestuurd dat steden niet aan elkaar groeiden, en hun eigen karakter en relatie met de groene ruimte konden behouden. Tegelijkertijd was er een sterke inzet op de leefbaarheid van de steden, van stadsvernieuwing tot Aandachtswijken.
Cultureel-ruimtelijke ontwikkelingsopgave
Sinds enkele jaren woont meer dan de helft van de wereldbevolking in de stad en dit percentage zal verder groeien. Waar die beweging in veel (jonge) stedelijke regio's gepaard gaat met een enorme stedelijke expansie, wordt in Nederland juist een trendbreuk voorzien: een overgang van een lange naoorlogse periode van explosieve stedelijke uitbreiding naar een periode waarin stedelijke inbreiding en herstructurering de boventoon zullen voeren. Daarbij groeit de Nederlandse bevolking minder hard dan we de laatste generaties gewend zijn. In combinatie met de trend van stedelijke en Randstedelijke concentratie, betekent dit dat de komende decennia in grote delen van Nederland de bevolking gaat dalen. De uitdaging is om binnen alle stedelijke transformaties de bewonings- en verstedelijkingsgeschiedenis van Nederland herkenbaar en beleefbaar te houden, cultuurhistorische waarden en ontwikkelingspotentie in de gebiedsontwikkeling te betrekken, en het erfgoed van nationale betekenis op zorgvuldige wijze te behandelen bij verdichting en krimp.
Kavelland Cultuurhistorische karakterschets
Dat er in Nederland geen vierkante meter ruimte onbenut blijft, is inmiddels bijna spreekwoordelijk. De intensiteit van het grondgebruik is hoog en het niet aflatende vermogen van de Nederlander om de gronden voor eigen bestaan of gewin te ontginnen en te verbouwen, heeft de vorm van het landschap in hoge mate bepaald. In de loop van duizenden jaren slaagden de bewoners van de lage landen erin het land steeds met toenemende schaal en intensiteit - letterlijk  in cultuur te brengen, om daarmee steeds hogere niveaus van agrarische productie en energieproductie te realiseren. Sinds we ons dat konden permitteren, zijn daar recreatie en natuurbeheer als landschapsvormende krachten bijgekomen, van buitenplaatsen tot recreatiebossen en van Naardermeer tot Ecologische Hoofdstructuur. Het intensieve landgebruik heeft in de confrontatie met verschillen in geomorfologische, culturele en economische omstandigheden, geleid tot een uitzonderlijke variatie aan cultuurlandschappen, zowel in hoog als laag Nederland.
Cultureel-ruimtelijke ontwikkelingsopgave
De levende landschappen van Nederland zullen opnieuw veranderingen ondergaan onder invloed van de opgaven met betrekking tot voedselproductie, energie, biodiversiteit, wonen, waterbeheer, infrastructuur en recreatie. Hoewel de periode van grootschalige `kaalslag' en verstedelijking van het cultuurlandschap wel achter de rug is, zijn ook voor de komende decennia de te verwachten transformaties in het landelijk gebied groot. Ze vormen nieuwe uitdagingen voor een karakterversterkende ontwikkeling van het historische cultuurlandschap. De groene en blauwe ontwikkelingen zijn daarbij net zo relevant als de rode en de grijze. Als bedreiging, maar ook als kans voor een gebiedsontwikkeling met oog voor het historisch karakter. Landschap beschouwen als cultureel erfgoed, als een onderdeel van de eigen geschiedenis, kan bijdragen aan een grotere waardering van dat landschap. Indirect kunnen zo, via een toenemend gevoel van eigenaarschap en verbinding, mogelijk ook de opgaven met betrekking tot financiering, behoud en beheer worden verlicht.
8
Vrij land Cultuurhistorische karakterschets
Vrijheid kleeft Nederland aan. Natuurlijk, elk land kent zijn heroïsche en mythische verhalen over succesvol verzet tegen vreemde overheersing. En vele volken vinden zichzelf eigenwijs, onafhankelijk en nonconformistisch. Maar Nederland heeft wel recht van spreken. Het pragmatische doen (`gewoon doen') en het calvinistische laten (`gewoondoen') van de vrije boeren, burgers en buitenlui vormen een bepalende onderstoom in onze geschiedenis. En daarop verschenen mondiaal vaak toonaangevende uitingen van vrijheid: vrije denkers als Erasmus en Spinoza, een vroeg model voor vrije democratie (De Republiek) en een actieve inzet voor vrije markten en vrijheidsrechten. Vrijheid was overigens ook in onze geschiedenis lang niet altijd ieders vrijheid: het is een geschiedenis van insluiting en uitsluiting, van tolerantie en repressie, van (koloniale) expansie en regressie. De strijd om (godsdienst)vrijheid, de uiting en kanalisering van verschillen, het profijt van een open houding naar de wereld en de ruimte voor persoonlijke en regionale voorkeuren, hebben in Nederland hun fysieke sporen nagelaten. Ze zijn zichtbaar in zowel de talloze kleine variaties in ruimtegebruik die het gevolg zijn van individuele keuzes, als de grote gebaren die het resultaat zijn van collectieve inspanningen ten behoeve van handel, religie en landverdediging. Ze brachten kloosters en kerken, raadhuizen en paleizen, handelsroutes en industrielandschappen, villa's en recreatieoorden, patronen van grenzen, versterkingen en verwoestingen en een unieke verzameling aan (verzuilde) collectieve gebouwen en voorzieningen.
Cultureel-ruimtelijke ontwikkelingsopgave
Het formuleren van een karakterversterkende ontwikkelingsopgave voor het `vrije land' heeft iets tegenstrijdigs. Op het eerste gezicht lijkt niets doen, vrijheid geven, het beste recept voor ontwikkeling van deze karakteristiek. Maar dat is schijn. De `grote gebaren' vergen een actieve benadering, om iets van het historisch karakter te behouden. De sterk veranderende samenleving van de afgelopen halve eeuw in sociaal-cultureel, economisch en technologisch opzicht, heeft veel van de religieuze, militaire, industriële en institutionele monumenten ook in figuurlijke zin van een andere tijd gemaakt. Door het wegvallen van de primaire functie verdwijnt de economische drager. Ruimte maken voor nieuwe functies, door herbestemming en herontwikkeling, is vaak de enige mogelijkheid om de monumenten duurzaam in stand te houden. De verdere ontwikkeling van deze karakteristiek vraagt bovendien om de wil om ook bij nieuwe ontwikkelingen de inrichting van Nederland ŽeigenŽ te maken. De bewezen vaardigheid om functionaliteit en aantrekkelijkheid te combineren, dient daartoe bij publieke, private en particuliere ruimtelijke ingrepen ruimte en aandacht te krijgen.
Caribisch Nederland Sinds 10-10-2010 zijn de eilanden Saba, St. Eustatius en Bonaire openbare lichamen geworden en onderdeel van Nederland. Geografische en fysiek verschillen deze eilanden hemelsbreed van het Nederlandse grondgebied. En ze hebben uiteraard al een respectabele geschiedenis die voorafgaat aan het eerste moment dat de Nederlanders er voet aan wal zetten Toch zijn er in de wordingsgeschiedenis van deze eilanden voldoende relaties met het Nederlandse `vasteland', die het interessant maken om ook vanuit de vier karakteristieken naar deze gebieden te kijken. St. Eustatius bijvoorbeeld kent een geschiedenis waarin op microniveau alle karakteristieken samenkomen. Nederland vrij land kent hier een bijzondere betekenis. Als hoofdkwartier van de West-Indische Compagnie was het eiland decennialang een goudkust, een spil in de slavenhandel. Nederland kavelland is nog te herkennen in de karakteristieke plantages, met hun hoofdhuizen, de slavendorpen en zelfs de begraafplaatsen. Nederland stedenland vindt zijn uiting in de hoofdstad Oranjestad en het waterfront waar met vanuit Nederland ingevoerde IJsselsteentjes tientallen pakhuizen zijn gebouwd. Saba is een eiland met een heel ander karakter. Het eiland heeft geen vlakke gebieden; het is een rots met op die rots een aantal kleine nederzettingen. Om Saba heen bevinden zich tientallen wrakken. Bonaire is de kleinste van de drie ABC-eilanden. De invloed van Nederland is terug te vinden in de uitleg en opzet van Rincon, een mengeling van locale invloeden en stedenbouwkundige principes uit Nederland. Bonaire valt vooral op vanwege de waarden onder water van zowel natuur als maritiem erfgoed. Het Marine Park Bonaire en het eiland Saba zijn door het kabinet geplaatst op de Voorlopige lijst Werelderfgoed. St. Eustatius is van de drie eilanden het meest kwetsbaar. Er is relatief veel onbebouwd gebied waar zich grote archeologische en landschappelijke waarden bevinden en tegelijkertijd veel druk op de ruimte Ten aanzien van het (bege)leiden van ruimtelijke processen en cultuurhistorische instandhoudingsopgaven in Caribisch Nederland zal het rijk daarom prioriteit geven aan dit eiland.
9
2.2. Gebiedsgericht werken: van collectie naar connectie
Gebiedsgerichte omgang met het erfgoed vergt dat de big picture van karakteristieken wordt doorvertaald naar effectieve strategieën voor ontwikkeling en behoud. Dit kan door erfgoedopgaven te verbinden met opgaven uit andere sectoren en de economische, sociaal-culturele en ecologische kracht van het erfgoed beter uit te baten.
Van collectie naar connectie Karakteristieken kunnen niet als zodanig als erfgoed beschermd worden. Daarvoor zijn ze te veelomvattend en te diffuus. Het zijn karaktereigenschappen die zich blijven ontwikkelen, geen `onderdelen' waar afzonderlijk goed voor kan worden gezorgd. Maar ze bieden een `mental map', waarmee we kunnen bepalen welke inspanningen van het rijk en anderen nodig zijn om Nederland karaktervol en herkenbaar te houden. Ze vormen een richtsnoer voor het behoud van tijddiepte, de leesbaarheid van de ontwikkelingsgeschiedenis en een verbinding tussen de culturele geschiedenis, het huidige ruimtelijke karakter en de toekomstige ruimtelijke (ontwerp)opgaven. Om aan de karakteristieken een handelingsperspectief te kunnen verbinden, moeten we ook de aard van het toekomstige beheer van dat erfgoed onder de loep nemen. Dat biedt handvatten voor een aanpak van in 2.1 geschetste cultureel-ruimtelijke opgaven. De essentie van de verschuiving die nodig is voor een effectief gebiedsgericht erfgoedmanagement is samen te vatten onder het motto 'van collectie naar connectie'. Het succes van de gebiedsgerichte zorg wordt niet primair bepaald door de vraag in hoeverre we er in slagen een verzameling waardevolle objecten en structuren te benoemen en te beschermen, maar door de vraag in hoeverre het lukt om erfgoedopgaven te verbinden met andere ruimtelijke opgaven, andere partijen en andere verhalen. Verbinden met profit, people, planet Voor een verbindingsstrategie van erfgoedopgaven met andere maatschappelijke belangen en opgaven, biedt de trits people-planet-profit een goed kader. Het maakt duidelijk dat voor een duurzame gebiedsgerichte omgang met erfgoed versterkte aandacht voor de economische, sociaal-culturele en ecologische aspecten onmisbaar is.
1 Profit: investeer in waardecreatie
Al het cultureel erfgoed is ooit vervaardigd omdat men het van waarde vond. Dat kon zijn om heel verschillende redenen: van brood op de plank en een dak boven het hoofd tot puur ceremoniële functionaliteit en het verrijken van het leven met schoonheid. Ook de toekomst van het erfgoed ligt in het creëren van waarde. Zonder waardecreatie is er geen duurzame grondslag voor instandhouding en laten we bovendien kansen liggen om het economische profijt van dit `goud in onze handen' te vergroten. Voor gebiedsontwikkeling betekent dit dat het niet alleen gaat om het sparen van waarden, maar ook om het investeren in nieuwe vormen van waardering. Door de verbinding te zoeken met nieuwe publieke en private functies. En door veel beter te laten zien wat voor een prachtigs we in huis hebben. Het gaat om het verbinden van erfgoedopgaven aan andere ontwikkelings- en investeringsopgaven. Om het vergroten van de kans op positieve effecten op (regionale) ontwikkelkracht en doelmatige besteding van (publieke) middelen.
10
2 People: geef ruimte aan burgers
Erfgoed is van iedereen. De omgang ermee in stedelijke en landschappelijke transformatieprocessen kan daarom nooit volledig door overheden en experts worden bepaald. Publiek belang en waardetoekenning bestaan altijd naast particuliere belangen en betekenissen. Dit betekent voor de overheid twee dingen. In de eerste plaats dat in het integrale ruimtelijke afwegingsproces alle relevante belangen en opinies tot hun recht komen. Dit vraagt om transparante procedures, goed gemotiveerde besluiten en het actief betrekken van burgers bij de afweging van belangen. In de tweede plaats vraagt dit van overheden terughoudendheid bij het van bovenaf poneren van waarden. Een levende cultuur is gebaat bij waardedebatten, smaaktwisten en ruimte voor eigen interpretatie. Het benoemen (of juist onbenoemd laten) van culturele betekenissen is het gezamenlijk domein van burgers, bedrijven, belangengroepen én overheden, dat geen van deze partijen zich kan toe-eigenen.
3 Planet: benut en beïnvloed duurzaamheidsopgaven
De zorg voor cultureel erfgoed is een duurzaamheidsvraagstuk. Zij maakt deel uit van onze ambitie om een leefbare planeet na te laten voor toekomstige generaties. Erfgoedopgaven worden echter nog niet vanzelfsprekend met andere duurzaamheidsopgaven verbonden. Daarmee blijven kansen liggen om de betekenis van cultuurhistorie voor biodiversiteits-, klimaat-, energie- en wateropgaven te vergroten. En vice versa. Natuurontwikkeling, waterbeheer, energietransitie en erfgoedzorg zijn zeker niet altijd parallelle belangen. Maar het kan veel opleveren als de betrokken sectoren de mogelijke synergie tussen hun belangen centraal stellen. De wenselijkheid van geleidelijke, doordachte ruimtelijke veranderingen en een duurzame economische basis onder het beheer, kan daarbij een verbindend perspectief vormen.
11
2.3 Gebiedsgericht erfgoedmanagement: wie doet wat?
De veranderingen in de monumentenzorg en de ruimtelijke ordening geven burgers en bedrijven meer ruimte en geven decentrale overheden meer vrijheden en verantwoordelijkheden. Iedere overheidslaag staat voor de taak zijn belangen en voorkeuren zo veel mogelijk vooraf kenbaar te maken en waar nodig met regels te borgen. Het rijk is daarnaast verantwoordelijk voor een goed functionerend stelsel. Provincies krijgen een centrale rol in gebiedsgerichte belangenafweging. Gemeenten verbinden gevolgen aan een gebiedsgerichte analyse van erfgoedwaarden bij het opstellen van ruimtelijke plannen.
Duidelijk en eenvoudig Gebiedsgerichte erfgoedzorg is het bewaken van het publieke belang van het cultureel erfgoed binnen een integrale ruimtelijke afweging. Hierbij zijn twee wettelijke stelsels van belang: het monumentenstelsel en het ruimtelijke ordeningsstelsel. Beide stelsels zijn kort geleden gemoderniseerd. De veranderingen zijn er op gericht om burgers en bedrijven beter van dienst te kunnen zijn en de samenwerking tussen overheden te verbeteren. Kortere procedures, eenvoudiger regels en grotere duidelijkheid over wat de overheid belangrijk vindt en welke bestuurslaag waar over gaat. Deze veranderingen komen de relatie tussen overheid en burger ten goede. De overheid komt meer op afstand te staan en geeft burgers en bedrijven meer ruimte, ook in de omgang met cultureel erfgoed. Tegelijkertijd is de overheid duidelijk over welke publieke erfgoedbelangen zij actief bewaakt en welke instrumenten zij daarbij hanteert. Die duidelijkheid heeft verschillende voordelen. Het betekent winst voor eigenaren en initiatiefnemers, omdat belangen vroegtijdig afgewogen kunnen worden. En het maakt burgers duidelijk voor welke erfgoedbelangen de overheid zich sterk maakt en voor welke zij dat (desgewenst) zelf moeten doen. Samenwerking tussen overheden Naast dat de overheid als geheel meer afstand neemt, verandert ook de onderlinge taakverdeling tussen overheden onderling. Het borgen van cultuurhistorie via de ruimtelijke planvorming vraagt van elke overheid dat zij haar cultuurhistorische beleidsexpertise inzet ten behoeve van visieontwikkeling en borging aan de voorkant van ruimtelijke planprocessen. Bijvoorbeeld in een structuurvisie. Daarnaast ligt er een bijzondere verantwoordelijkheid bij de opsteller van het bestemmingsplan. Hij is volgens het gewijzigde Besluit ruimtelijke ordening (art. 3.1.6) verplicht om in de toelichting van het bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. De taakverdeling tussen provincies en gemeenten is  binnen de kaders van de wet en het Bestuursakkoordeen zaak van deze overheden zelf. De Monumentenwet en Wro/Bro geven daarin de nodige vrijheden. Het rijk zal bij de gebiedsgerichte uitwerking van zijn prioriteiten steeds bezien welke andere overheden betrokken moeten en willen worden. Op grond van de interbestuurlijke taakverdeling zoals bepaald in het bestuursakkoord, de Structuurvisie infrastructuur en ruimte en de Beleidsbrief modernisering monumentenzorg, geldt voor de gebiedsgerichte erfgoedzorg de volgende verdeling van taken, rollen en verantwoordelijkheden.
12
Rijksoverheid
Het rijk is en blijft verantwoordelijk voor goed functionerende systemen van ruimtelijke ordening en monumentenzorg. Als wetgever heeft het rijk de taak die systemen up to date te houden door ze op gezette tijden te actualiseren, geleid door veranderende omstandigheden. Voor zowel de ruimtelijke ordening als de monumentenzorg is dit recent gebeurd. Dit kabinet zal, uitgaande van die actualisatie, de wettelijke stelsels verder vereenvoudigen (Eenvoudig Beter; herziening omgevingsrecht). Daarnaast heeft het rijk een verantwoordelijkheid in het behartigen van nationale belangen: UNESCO Werelderfgoed (inclusief de Voorlopige Lijst Werelderfgoed Nederland), kenmerkende stads- en dorpsgezichten, rijksmonumenten en het maritieme erfgoed. Deze wordt op verschillende manieren ingevuld. In bepaalde gevallen kan het rijk zelf initiatief nemen om gewenste ontwikkelingen te realiseren (de Wro voorziet daarin, bijvoorbeeld d.m.v. een inpassingsplan) of direct te regelen (bijvoorbeeld per Amvb). In veel gevallen is het echter effectiever om andere overheden te vragen of op te dragen om de zorg voor die belangen (mee) voor hun rekening te nemen. Een derde verantwoordelijkheid van het rijk vloeit voort uit de rol van initiatiefnemer of van grond- en vastgoedeigenaar in ruimtelijke processen. Het rijk zal als eigenaar en opdrachtgever invulling geven aan de eigen beleidsambities en rekening houdt met (gebiedsgerichte) beleidsprioriteiten zoals verwoord in deze Visie erfgoed en ruimte. Het rijk zal zich daarbij inspannen voor een passend gebruik van de monumenten in zijn bezit. Centraal daarbij staan een kosteneffectief en klantgericht beheer van de vastgoedportefeuille, het creëren van maatschappelijke meerwaarde en versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Het rijk hanteert het Protocol Cultureel Erfgoed Rijksoverheid van de Rijksvastgoeddiensten, aangesloten bij de Raad voor Vastgoed Rijksoverheid. Ten vierde heeft het rijk kennis en deskundigheid op het gebied van cultureel erfgoed en de omgang ermee. Het rijk zal deze kennis en deskundigheid delen met partners en de kennisontwikkeling op dit gebied bevorderen. Vanuit deze verantwoordelijkheid en rolopvatting zal het rijk het volgende doen: - verder vereenvoudigen van de wettelijke stelsels; - duidelijkheid scheppen over de bestuurlijke verantwoordelijkheidsverdeling t.a.v. gebiedsgerichte erfgoedopgaven (Structuurvisie infrastructuur en ruimte, Amvb en bestuurlijke afspraken); - gericht faciliteren van andere overheden bij complexe gedecentraliseerde verantwoordelijkheden, bijvoorbeeld door cofinanciering, gerichte advisering en kennisontwikkeling; - goed eigenaarschap en rijksopdrachtgeverschap (spelregelkader en gebiedsagenda MIRT, protocol rijksvastgoeddiensten, rijksinpassingsplannen); - toezicht houden op het stelsel van wetgeving op het gebied van cultureel erfgoed.
Provincies
De provincie heeft een centrale positie in het domein van de ruimtelijke ontwikkeling en de fysieke leefomgeving. Daar liggen de kerntaken van de provincies en zijn provincies wettelijk bevoegd. De provincie faciliteert en coördineert in bovenlokale gebiedsontwikkelingen waarbij cultureel erfgoed een belangrijke rol speelt. Provincies hebben met betrekking tot gebiedsgericht erfgoedbeheer de volgende verantwoordelijkheden: - integrale afweging van belangen (Ruimtelijke Ordening-kerntaak) - behartigen van het erfgoedbelang daarin (Cultureel Erfgoed in provinciale structuurvisie en verordening) - regierol bij gemeenteoverschrijdende erfgoedopgaven - aanwijzing van archeologische attentiegebieden - ondersteuning gemeenten met kennis en faciliteiten (gedeelde verantwoordelijkheid met het rijk) Vanuit de Monumentenwet hebben de provincies een verantwoordelijkheid m.b.t. de archeologie. Zij zijn bevoegd om archeologische attentiegebieden aan te wijzen en hebben een depotfunctie.
13
Gemeenten
De gemeente heeft als eerste overheid de wettelijke taak om lokaal de ruimtelijke ontwikkeling te begeleiden met structuurvisies en het bestemmingsplan. Vanuit de Monumentenwet hebben gemeenten verantwoordelijkheden in de advisering bij de aanwijzing van rijksmonumenten en beschermde stads- of dorpsgezichten, vergunningverlening (Wabo), instelling van een monumentencommissie, het vaststellen van beschermende bestemmingsplannen voor aangewezen stads- en dorpsgezichten en diverse taken en verantwoordelijkheden t.b.v. de archeologische monumentenzorg. Gemeenten hebben dan mbt gebiedsgericht erfgoedbeheer de volgende verantwoordelijkheden: - integrale afweging van belangen (Ruimtelijke Ordening-kerntaak) - behartigen van het erfgoedbelang daarin (Cultureel Erfgoed in gemeentelijke structuurvisie, bestemmingsplan en (beheers)verordening) Gemeenten kunnen hun bijdrage aan gebiedsgericht erfgoedbeheer versterken door: - zorg te dragen voor nationale en provinciale belangen in medebewind; - gebiedsgerichte / thematische keuzes maken tbv effectieve samenwerking met zowel provincie als rijk; - participatie in gemeentegrens overschrijdende opgaven; - integreren van erfgoedopgaven in de eigen gebiedsontwikkelingsprocessen.
Waterschappen
Vanuit de Waterschapswet en de nieuwe Waterwet hebben de waterschappen de integrale zorg voor het waterbelang, dat betreft zowel het kwantiteits- als het kwaliteitsbeheer. De waterschappen zijn zowel eigenaar, beheerder van een groot aantal cultuurhistorisch waardevolle objecten (bv gemalen, molens, sluizen) als beheerder van de fijnmazige dooradering van ons landschap, de waterinfrastructuur. Die infrastructuur is veelal kenmerkend voor de ontginningsgeschiedenis van de verschillende gebieden en daarom cultuur historisch van belang. Bij zowel locale als bovenlokale gebiedsontwikkelingen zien de waterschappen  hetzij als trekker, hetzij als betrokkene - toe op de water- en de water gerelateerde belangen als ecologie, biodiversiteit, cultuurhistorie en economie. Waterschappen kunnen hun bijdrage leveren aan gebiedsgericht erfgoedbeheer door: - zorg te dragen voor het cultuurhistorische belang van de relatie van het regionaal waterbeheer en het landschap; - gebiedsgerichte / thematische keuzes te maken tbv een effectieve samenwerking met zowel gemeente, provincie en rijk bij aan het waterbelang gerelateerde cultureel-ruimtelijke opgaven; - participatie in gemeente- en provinciegrens overschrijdende opgaven: - integreren van erfgoedgaven in de eigen gebiedsontwikkelingsprocessen. - afwegen van cultuurhistorisch belang bij toepassing van Watertoets.
14
3.
Rijksprioriteiten 2011Â2015
3.1. Vijf prioritaire opgaven
Het rijk kiest voor de komende jaren vijf prioriteiten in zijn gebiedsgerichte erfgoedbeleid: 1 Werelderfgoed: samenhang borgen, uitstraling vergroten 2 Eigenheid en veiligheid: zee, kust en rivieren 3 Herbestemming als (stedelijke) gebiedsopgave: focus op groei en krimp 4 Levend landschap: synergie tussen erfgoed, economie, ecologie 5 Wederopbouw: tonen van een tijdperk
Tegen de achtergrond van de in de vorige hoofdstukken geschetste visie, kiest het rijk een aantal gebiedsopgaven dat de komende jaren leidend is voor de rijksinzet ten behoeve van gebiedsgericht erfgoedmanagement, zowel voor het eigen handelen als voor samenwerkingsagenda's met andere overheden en private partijen. Ten aanzien van deze prioriteiten hebben de karakteristieken Waterland, Stedenland, Kavelland en Vrij land een tweeledige rol. In de eerste plaats bepalen de karakteristieken de scope voor het selecteren van de prioritaire cultureel-ruimtelijke ontwikkelingsopgaven waarbij het rijk een rol wil spelen, ter versterking van het karakter van Nederland. Vervolgens geven ze voeding aan een `ruime blik' op diezelfde opgaven. Het beschouwen van deze (en andere) erfgoedopgaven vanuit de karakteristieken, leidt als vanzelf tot een gebiedsgerichte en integrale benadering. De karakteristieken werpen daarbij vanuit verschillende invalshoeken licht op die opgaven. Er is dus geen sprake van een één op één koppeling van karakteristieken en prioriteiten. Zo'n koppeling zou, gelet op de eigenschappen van de karakteristieken (veelomvattend, gelaagd, geografisch overlappend), altijd ongewenst beperkend zijn. Bij de keuze van de prioriteiten zijn aldus drie factoren bepalend. Het gaat om opgaven die: 1. Van wezenlijk belang zijn voor behoud en ontwikkeling van het karakter van Nederland (waterland, stedenland, kavelland, vrij land); 2. Vragen om een verbindende strategie met andere belangen en versterking van het economische, ecologische en/of sociaal-culturele perspectief op de opgaven. 3. Een rijksinzet vereisen, op basis van de interbestuurlijke verantwoordelijkheidsverdeling in de monumentenzorg en de ruimtelijke ordening. Om te beoordelen of die rijksinzet nodig en legitiem is, is er gelet op het volgende: - zijn er (inter)nationale verantwoordelijkheden, ruimtelijke en/of erfgoedbelangen in het spel; - is de opgave van belang voor de doelen van het nationaal ruimtelijk beleid (zie kader); - hebben medeoverheden regels, richting (bv bij provincieoverschrijdende opgaven) en/of steun nodig om goed voor die belangen te zorgen; - heeft het rijk zelf verbindingsmogelijkheden, bijvoorbeeld als opdrachtgever of eigenaar? Bij de hierna volgende prioriteiten wordt steeds kort aangegeven waarom het rijk er met voorrang op inzet. Nationaal ruimtelijk beleid Het Rijk streeft naar een leefbaar, bereikbaar en veilig Nederland. Op basis van de ontwikkelingen en ambitie voor 2040 zijn de hoofddoelen van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid voor de middellange termijn (2020/2028): - Het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland. - Het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid. - Het waarborgen van een veilige, gezonde en klimaatbestendige leefomgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn. Om deze doelen te bereiken wordt in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte een aantal nationale belangen benoemd waarvoor het Rijk verantwoordelijkheid neemt: het cultureel en natuurlijk UNESCO Werelderfgoed, kenmerkende stads- en dorpsgezichten, rijksmonumenten en het maritieme erfgoed (zie kaart blz 24).
15
1 Werelderfgoed: samenhang borgen, uitstraling vergroten
Rijksprioriteit, want: Rijksverantwoordelijkheid voor erfgoed van internationaal belang. Versterken van de ruimtelijke economische structuur (aantrekkelijk internationaal toeristischen vestigingsklimaat). Ondersteuning medeoverheden (kennis- en netwerkontwikkeling siteholders werelderfgoed).
Nederland heeft binnen zijn grenzen een aantal gebouwen en gebieden dat door de internationale gemeenschap van uitzonderlijke universele waarde is verklaard. Het zijn internationaal gezien `uithangborden' van het cultuurhistorische karakter van Nederland. Ze zijn, na een voordracht door de Nederlandse staat, door UNESCO geplaatst op de Werelderfgoedlijst. Die adeldom verplicht: als gevolg van de ratificatie van het verdrag inzake Werelderfgoed, is Nederland er aan gehouden te zorgen voor bescherming, behoud (voor toekomstige generaties) en presentatie van dit culturele en natuurlijke erfgoed. Voortvloeiend uit de verdragsverplichting om erfgoed van uitzonderlijke universele waarde te (blijven) identificeren, heeft Nederland recent zijn Voorlopige Lijst herzien.3 ] Vanuit deze lijst zullen de komende jaren opnieuw sites worden voorgedragen voor plaatsing op de Werelderfgoedlijst. Dit zal gebeuren als er voor die voordracht in de betreffende regio voldoende draagvlak en draagkracht voor instandhouding bestaat. UNESCO eist voorafgaande aan plaatsing een afdoende (planologische) bescherming. Doelstelling van het rijk is om de gebouwen en gebieden die zijn geplaatst op de Werelderfgoedlijst of waarvan de waarden zijn geïdentificeerd als zijnde van uitzonderlijke universele betekenis (de Voorlopige lijst) effectief te beschermen, te presenteren aan de huidige en te behouden voor toekomstige generaties. Dit betekent toepassing van passende instrumenten voor bescherming (afhankelijk van het erfgoed via de aanwijzing als rijksmonument, beschermd stads- of dorpsgezicht of borging via de Amvb infrastructuur en ruimte), voldoende financiële instrumenten voor behoud en meer aandacht voor een duurzame recreatieve en toeristische ontsluiting van de werelderfgoedsites.
Instrument Regels Uitwerking Borging van de cultuurhistorische waarden van de Stelling van Amsterdam, Beemster, Nieuwe Hollandse Waterlinie en Limes in de Amvb infrastructuur en ruimte Bescherming overige sites middels Monumentenwet als beschermd stads- of dorpsgezicht of als rijksmonument Borging afspraken PKB 3de Nota Waddenzee en ruimtelijke bescherming Waddenzee Periodieke actualisatie van managementplannen door de betrokken overheden i.s.m. het rijk. Monitoring instandhouding. Prioriteit werelderfgoed bij de inzet van rijksmiddelen voor instandhouding en restauratie Ondersteuning koepel van werelderfgoedbeheerders Werelderfgoed.nl bij de omvorming tot een professioneel netwerk gericht op kennisuitwisseling en publieksbereik Samenwerking RCE in vraagstukken rondom instandhouding werelderfgoederen en nominatie erfgoederen
Bestuurlijke afspraken Financieel
Kennis
3
Verwijzing naar TK brief voorlopige lijst werelderfgoed 2010-2011 32725
16
2
Eigenheid & veiligheid zee, kust en rivieren
Rijk als opdrachtgever en eigenaar: zorgen voor goede omgang met cultuurhistorische waarden bij rijksprojecten/programma's m.b.t. beheer en versterking van hoofdwatersysteem/primaire waterkeringen. Ondersteuning medeoverheden: visieontwikkeling op gemeente- en provincieoverschrijdende opgaven.
Rijksprioriteit, want:
In het Nationaal Waterplan en het Deltaprogramma heeft het rijk aangegeven waar de komende decennia de belangrijke wateropgaven liggen bij het streven naar een veilig en aantrekkelijk Nederland. Vanuit cultureel perspectief verdienen drie gebieden in de komende jaren prioriteit: Noordzee, kust en grote rivieren. Deze ruimtelijk zeer dynamische gebieden hebben ook als culturele opgave een onmiskenbaar nationaal karakter. De Noordzee vanwege de omvang en unieke verantwoordelijkheid van het rijk, de grote rivieren en de kust als lijn/strookvormige structuren die het gebied van een aantal provincies verbinden. De Afsluitdijk vormt - op het raakvlak van zee en IJsselmeer  een bijzonder deel van de kustverdediging. Zowel bij de kust als de grote rivieren liggen er naast de waterveiligheid ontwikkelingspotenties ten behoeve van andere functies, waarin zowel kansen als bedreigingen voor het cultureel erfgoed kunnen schuilen. Op de Noordzee ligt de cultuurhistorische waarde verborgen op of in de zeebodem, in de vorm van verdronken landschappen en scheepswrakken. De ruimtelijke ingrepen die in deze gebieden zullen plaatsvinden, zijn in cultureel opzicht om twee redenen van belang: ze vormen de volgende stap in een lange, bijzondere historie van waterbeweging en waterverdediging en ze kunnen een bedreiging, dan wel versterking betekenen voor in de gebieden aanwezige cultuurhistorische waarden (archeologie, gebouwde monumenten, waterstaatkundige en militaire werken, dijken en andere landschapselementen). Doelstelling van het rijk is om het culturele karakter van de kuststrook respectievelijk de grote rivieren te versterken en erfgoed goed te positioneren bij ruimtelijke belangenafwegingen op de Noordzee. Ingrepen ten behoeve van de waterveiligheid en energie- en grondstoffenwinning zijn een uitdrukking van de primaire functionaliteit van deze gebieden (beheersing van het water). Nadruk op het culturele karakter van deze gebieden kan die ingrepen niet in de weg staan, maar ze wel laten plaatsvinden met gevoeligheid voor de historische context en aandacht voor de ontwerpkwaliteit van nieuwe ingrepen. Historische structuren als waterlinies, stellingen, oude dijklichamen etc. worden gebruikt om bestaande en nieuwe functies mee te faciliteren en tegelijkertijd het historische karakter van de gebieden te ontsluiten.
Instrument Regels Uitwerking Nationaal Waterplan Deltaprogramma (deltabeslissingen) Nationaal Kader Kust Structuurvisie Afsluitdijk Generiek: Monumentenwet en Besluit ruimtelijke ordening Nader te bezien in het kader van de samenwerkingsagenda Cofinanciering van (pilot)projecten Pilotproject Kust & Erfgoed met provincies Samenwerking RCE en Deltaprogramma, in het bijzonder voor deelgebieden Kust en Rivieren Kennisontwikkeling over archeologische verwachtingen Noordzee
Bestuurlijke afspraken Financieel Kennis
17
3 Herbestemming als (stedelijke) gebiedsopgave: focus op groei en krimp
Rijksprioriteit, want: Urgente opgaven rond erfgoed van nationaal belang: rijksmonumenten en beschermde gezichten. Ondersteuning medeoverheden: ontwikkeling en spreiding van (innovatieve) kennis over gebiedsgerichte focus op herbestemming en transformatie. Versterken ruimtelijke economische structuur: transformatie van karakteristieke gebieden/locaties in economische topregio's
Nederland kent een hoge dynamiek aan stedelijke functies. Gekoppeld aan maatschappelijke trends als secularisering, individualisering en ontwikkeling van een diensteneconomie, leidt deze tot een fors herbestemmingsvraagstuk4 voor gebouwd cultureel erfgoed. Regionaal zijn er grote verschillen in aard en omvang van deze transformatieopgave. In de grootstedelijke regio's met kwantitatieve en kwalitatieve groei, moeten afwegingen worden gemaakt tussen ruimte voor wonen, werken en mobiliteit en een voldoende quality of life (o.m. voorzieningen, groen, cultuur). Cultureel erfgoed speelt daarbij een niet te onderschatten rol. De aanwezigheid van een historische binnenstad (afgemeten aan het aantal rijksmonumenten) is een van de urban amenities die een woonomgeving aangenaam maakt, en het stedelijk milieu aantrekkelijk doet zijn voor hoger opgeleide mensen die nodig zijn voor een creatieve en innovatieve economie.5 In de gebieden die te maken krijgen met bevolkingsdaling wordt kwalitatieve functieverlies ten gevolge van veranderende maatschappelijke voorkeuren, nog eens versterkt door een afnemende draagkracht voor gebruik en instandhouding van gebouwen en terreinen als zodanig. De effecten van ontkerkelijking, vergrijzing en trek naar de stad komen nog harder aan als de bevolking in zijn geheel ook krimpt. Dit betekent dat de krimpregio's voorlopergebieden zullen worden als het gaat om herbestemming en de onorthodoxe keuzes die daarbij wellicht onontkoombaar zijn. Een gebiedsgerichte benadering is nodig om de schaarse ruimtevraag te kunnen verbinden met de instandhouding van waardevol en karakteristiek erfgoed. Doelstelling van het rijk is om voor een gebiedgerichte inzet op herbestemming het anticiperend, samenwerkend en uitvoerend vermogen van publieke en private partijen te vergroten. De focus ligt daarbij enerzijds op het vergroten van de aantrekkelijkheid van economische topgebieden met behulp van publieke en private investeringen in de herbestemming van cultureel erfgoed: behoud van karakter van de historische binnensteden, betere ontsluiting en promotie van (internationaal) publiekstrekkend erfgoed en investeren in beeldbepalende herbestemmings- en herontwikkelingslocaties. Anderzijds op het ontwikkelen van gebiedsgerichte strategieën voor herbestemming van waardevol erfgoed (monumenten, beschermde stadsen dorpsgezichten, waardevol cultuurlandschap) in krimpregio's. Bijzondere aandacht gaat daarbij uit naar gebieden met een regionale concentratie van herbestemmingsopgaven.
Instrument Regels Bestuurlijke afspraken Financieel Kennis
Uitwerking Generiek: Monumentenwet en Besluit ruimtelijke ordening SER ladder (via wijziging Bro) Nader te bepalen in het kader van samenwerkingsagenda met provincies en grote steden / monumentengemeenten. Prioriteit beeldbepalende herbestemmingsopgaven in prioritaire economische gebieden en krimpgebieden, binnen financieel instrumentarium OCW voor herbestemming. Nationaal programma herbestemming Pilot gebiedsgerichte erfgoedzorg & krimp Biënnale herbestemming Participatie RCE in Nationaal Netwerk Bevolkingsdaling
4
5
Verschillende categorieën erfgoed hebben te maken met een sterke afname van de dragende functie van het gebouw of complex. Er ligt een in rap tempo groeiende herbestemmingsopgave, met name waar het gaat om religieus, agrarisch, militair en industrieel erfgoed. Deze opgave is geagendeerd in de Beleidsbrief modernisering monumentenzorg, wat inmiddels heeft geleid tot een breed gedragen Nationaal programma / Nationale agenda herbestemming Stad en land, Henri de Groot e.a, CPB bijzondere publicatie 89, Centraal Planbureau 2010.
18
4 Levend landschap: versterken synergie tussen erfgoed, economie en ecologie
Rijksprioriteit, want: Bijdrage aan nationale doelen m.b.t. biodiversiteit, energietransitie en economie. Rijk als opdrachtgever en eigenaar: visieontwikkeling op omgang met erfgoed bij grote/complexe landschappelijke opgaven. Ondersteuning medeoverheden: kennis over transformatie van het cultuurlandschap als culturele opgave.
Het landschap is sterk bepalend voor het karakter van Nederland en daarmee een essentieel deel van ons cultureel erfgoed. Karakterversterkend ontwikkelen van dat landschap heeft alle kenmerken en complicaties van gebiedsgericht erfgoedbeheer in zich: veelomvattende en verscheiden waarden die niet zijn te behouden door ze te bevriezen of te isoleren. Landschapsbeheer is management of change. Voor het cultuurlandschap geldt bij uitstek de noodzaak om verbindingen te zoeken met andere ruimtelijke opgaven en waarde te creëren. In het landelijk gebied spelen belangrijke opgaven rond economie en ecologie. In economische zin gaat het om sterke economische regio's en om ruimte voor (agrarisch) ondernemerschap, wonen en recreëren. In ecologische zin om biodiversiteit, kwaliteit van bodem, water en lucht, klimaatadaptatie en duurzame energievoorziening. De focus van het rijk ligt op de economische topregio's, natuurnetwerk (herijkte Ecologische Hoofdstructuur) en energietransitie (m.n. windenergie is hier relevant.) Doelstelling van het rijk is om de synergie te versterken tussen inspanningen (publiek en privaat) die zijn gericht op de nationale belangen t.a.v. ecologie, economie en cultureel erfgoed. Uitgaande van de sterke rol van provincies en gemeenten ten aanzien van deze beide belangen kan dat niet anders dan in interbestuurlijke samenwerking gebeuren. Het rijk ziet hierin voor zichzelf twee rollen: beïnvloeding van Europese (financiële) kaders (o.a. het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid) en gerichte inzet van kennis en aandacht op kenmerkende cultuurhistorische gebieden met een biodiversiteits- of energieopgave.
Instrument Regels Uitwerking Nieuwe kaders Gemeenschappelijk Landbouwbeleid Structuurvisie wind op land + Amvb Structuurvisie ondergrond + Amvb Nader te bepalen in het kader van samenwerkingsagenda Cofinanciering van (pilot)projecten Kennisfunctie RCE
Bestuurlijke afspraken Financieel Kennis
19
5
Wederopbouw: tonen van een tijdperk
Nationaal belang: wettelijke verantwoordelijkheid voor gebiedsgerichte bescherming van erfgoed van nationale betekenis. Ondersteuning van medeoverheden: ontwikkeling en spreiding van kennis.
Rijksprioriteit, want:
De gebiedsgerichte monumentenzorg heeft zich, sinds de aanwijzing van het eerste beschermde stads- en dorpsgezicht in de jaren 60 van de vorige eeuw, gericht op gebieden die zijn ontworpen, ontwikkeld en ingericht vóór 1940. De tijd is nu gekomen om vast te stellen welke gebieden uit de Tweede Wereldoorlog en daaropvolgende Wederopbouwperiode (1940-1965), van dermate cultuurhistorisch belang zijn dat we op bijzonder zorgvuldige wijze mee om willen gaan. De ruimtelijke ontwikkelingen die hebben plaatsgevonden in deze turbulente periode van onze geschiedenis, hebben het karakter van Nederland behoorlijk veranderd. Oorlogsschade en herstel, massawoningbouw in de vroeg-naoorlogse periode en de systeemsprong in het agrarisch landgebruik, automobiliteit en massatoerisme, verzuiling en Koude oorlog, de Watersnoodramp en mede in reactie daarop de eerste Deltawerken. Bij ontwerp en inrichting van stedelijke en agrarische gebieden na de oorlog stonden standaardisering van het bouwproces, functiescheiding en een sterk geloof in maakbaarheid hoog in het vaandel. Dat maakt dat deze architectuur, stedenbouw en landschapsontwikkeling  hoewel nog maar relatief jong  al echt van een andere tijd zijn, wat ze als cultuurhistorisch fenomeen bijzonder interessant maakt. De waardering van de gebouwen en gebieden is niet altijd breed gedragen, al is de afgelopen jaren wel (publiek) draagvlak ontstaan voor de instandhouding van dit erfgoed. Doelstelling van het rijk is dat de periode 1940-1965 in de toekomstige inrichting van Nederland herkenbaar aanwezig blijft op gebiedsniveau. Ondanks  of misschien ook dankzij - de massale en soms nietsontziende ontwikkelingen, zijn er in deze periode veel ideeënrijke, innovatieve en ongekende ontwerpen gerealiseerd, zowel bij stedelijk herstel en uitbreiding als bij de herinrichting van het landelijk gebied en de aanwinst van nieuw land. De bijzondere eigenschappen van deze gebieden verdienen meer publieke aandacht en de meest bijzondere gebieden een publieke bescherming.
Instrument Regels Bestuurlijke Prestatieafspraken Financieel Kennis Uitwerking Monumentenwet voor beschermde objecten en complexen. Afspraken met betrokken overheden over juridisch-planologische bescherming van kernkwaliteiten van 30 gebieden van nationaal belang Onderzoeks- en plankostenbudget voor wederopbouwgebieden Cofinanciering van (pilot)projecten Kennisfunctie RCE
20
3.2 Realisatie
Financieel kader Het ministerie van OCW stelt binnen zijn begroting financiële middelen beschikbaar ten behoeve van een samenwerkingsprogramma erfgoed en ruimte dat zich richt op de vijf speerpunten uit deze visie. Met provincies, gemeenten en waterschappen worden zo nodig afspraken gemaakt over de gezamenlijke inzet van middelen. De beschikbare middelen zijn 0,5 mln. voor het jaar 2012 (opstartjaar) en 8 mln. per jaar voor de jaren 2013 t/m 2015 De inzet van middelen zal plaatsvinden in de vorm van toevoegingen aan provincie- en/ of gemeentefonds op basis van nadere bestuurlijke afspraken, en via het subsidie-instrumentarium. Kennis Een succesvolle gebiedsgerichte omgang met erfgoed vereist een landsdekkende kennisinfrastructuur, waarin overheden, planbureaus en onderzoekscentra, steunpunten en erfgoedhuizen, maatschappelijke organisaties en private partijen ieder hun eigen specifieke rol vervullen en naar vermogen hun bijdrage leveren. Binnen dit geheel vervult de RCE een kenniscentrumfunctie, met brede kennis over het cultureel erfgoed en dito expertise over behoud en duurzame ontwikkeling van erfgoed. De ontwikkeling en deling van kennis staat in samenhang met de uitvoering van wettelijke taken rondom selectie en aanwijzing van beschermd erfgoed, advisering en subsidies, en krijgt gestalte vanuit de kennisprogramma's van de RCE. De Visie erfgoed en ruimte vraagt, in aanvulling op wat de RCE en andere partijen nu al doen, om de ontwikkeling van een specifieke kennisagenda, die inzoomt op de opgaven en vragen die voortkomen uit de gebiedsgerichte benadering, de karakteristieken en de speerpunten uit deze visie. Het Rijk wil deze agenda, samen met andere partners binnen de totale kennisinfrastructuur op het snijvlak van erfgoed en ruimte, de komende tijd verder ontwikkelen en uitvoeren. Een gerichte samenwerkingsagenda Het rijk wil, in overeenstemming met bovenstaande verantwoordelijkheidsverdeling en op basis van zijn eigen prioriteiten zoals verwoord in hoofdstuk 3 van deze visie, tot een gerichte samenwerkingsagenda komen met andere overheden en particuliere organisaties. Die agenda zal bestaan uit bestuurlijke afspraken, gebieden/thema's voor gezamenlijke visieontwikkeling, cofinanciering van (pilot)projecten en kennisfaciliteiten. De interbestuurlijke afspraken worden gemaakt binnen de kaders van het bestuurakkoord en in samenhang met andere toekomstige afspraken over onder andere de verdeling van monumentengelden, kennisfuncties en ruimtelijke gebiedsagenda's. De gesprekken over de samenwerkingsagenda worden na de zomer van 2011 gestart. In 2012 volgt de definitie van het gezamenlijke programma en een aantal pilotprojecten. In 2013 start het daadwerkelijke programma.
21
Bijlage 1: Overzicht rijksrol en instrumenten
Rol Beheert wettelijk kader voor zorgvuldige en ontwikkelingsgerichte omgang met erfgoed in gebiedsprocessen
Instrumenten Monumentenwet Besluit ruimtelijke ordening Wabo Bouwregelgeving m.e.r.-regelgeving Monumentenwet Structuurvisie infrastructuur en ruimte en Amvb ruimte Amvb ruimte Monumentenwet Bestuurlijke afspraken betreffende gemeenten en provincies Wro, Bro, Tracewet, Wabo, Spelregelkader MIRT Rijksinpassingsplannen Protocol Cultureel Erfgoed Rijksoverheid Programmageld MoMo (incl BRIM) Kenniscentrumfunctie RCE Regionale steunpunten Overeenkomst inzake het Werelderfgoed Verdrag van Granada, Verdrag van Valletta, Verdrag van Florence (ELC)
Benoemt / wijst aan cultureel erfgoed van nationale betekenis Is verantwoordelijk voor werelderfgoed en stelt daartoe regels / maakt resultaatafspraken Draagt zorg voor gemotiveerde zorgvuldige omvang met cultureel erfgoed (van nationale, regionale en lokale betekenis) bij rijksbezit, rijksprojecten en (inpassings)plannen. Faciliteert instandhouding en ontwikkeling van cultureel erfgoed met geld en kennis Is partner in internationale verdragen
22
Bijlage 2: Kaarten Kaart Erfgoed (Structuurvisie infrastructuur en ruimte, Hoofdstuk 3 Van rijksdoelen naar nationale belangen, 3.3. Waarborgen kwaliteit leefomgeving, Cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten) Kaart UNESCO werelderfgoed Kaart Wederopbouwgebieden (Structuurvisie infrastructuur en ruimte, Bijlage 4 Nationale landschappen, UNESCO werelderfgoed en wederopbouwgebieden)
23
24
25
26
Bijlage 3: Karakteristieken van Wederopbouwgebieden Op basis van onderzoek van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed zijn 30 gebieden geselecteerd uit de periode 1940-1965 die van nationaal cultuurhistorisch belang zijn. De gebieden zijn beoordeeld op o.a. de kwaliteit van het oorspronkelijke plan c.q. ontwerp, de toenmalige ontwerpprincipes, de huidige stedenbouwkundige gaafheid en zeldzaamheid, de voorbeeldfunctie van ontwerp en uitvoering, het (inter) nationale belang en hun huidige cultuurhistorische waarde. Hierbij is onderscheid gemaakt naar drie typen gebieden: 1) de daadwerkelijk wederopgebouwde kernen / gebieden (herstel oorlogsschade), 2) naoorlogse woonwijken en 3) landelijk gebied (reconstructie na oorlogsschade, ruilverkavelingen en nieuw land) . In deze bijlage worden per gebied een aantal fysieke kwaliteiten genoemd die in de kern beschrijven van de kenmerken die het gebied van nationale betekenis maken. Deze beschrijvingen zijn indicatief en zullen in overleg met de betrokken gemeenten nader worden geduid en uitgewerkt.
1. Wederopgebouwde kernen / gebieden Rhenen (Rhenen) - karakteristieke stedenbouwkundige inrichting binnen de groenstructuur van de oorspronkelijke vestingwerken - kenmerkende hoogteverschillen door de ligging op de hoge steilrand - traditioneel vormgegeven bebouwing (herstelde oorlogsschade) Oostelijke binnenstad (Rotterdam) - deel van grootste wederopbouwgebied van Nederland, met monumentale hoofdstructuur van ruim opgezette wegen met groen en hoogbouw - Noordelijk deel: woonbuurt met strokenbebouwing aan groene hoven - Zuidelijk deel: gemengd wonen/werken, met typerende bedrijfsverzamelgebouwen rond expeditiehoven Strook Atlantikwall (`s Gravenhage) - verbindingszone tussen Ockenburg en de Scheveningsebosje op voormalige defensiestrook - opdeling in drie zones met eigen karakter (wonen in laagbouw, wonen hoogbouw en gemengd wonen en werken' - combinatie van wegenstructuur (parkway), water- en groenstructuur en monumentale bebouwing Strook Atlantikwall (Katwijk) - herbouwde vissersplaats met besloten bebouwing, - familiebadplaats aan boulevard - individuele en kleinschalig bebouwing in traditionele en sobere bouwstijl Binnenstad (Hengelo) - wederopbouwplan met vernieuwd, stedelijk karakter en ruimtelijke functieverdeling - variatie en samenhang in pandsgewijze bebouwing - geheel omgeven door groengordel Binnenstad (Nijmegen) - herstelplan met verbeterd verkeersplan - herstelde historische bouwwerken als identiteitsdragers - toegevoegde nieuwe gebouwtypen in moderne stijl Oostburg (Sluis) - vernieuwde en uitgebreide dorpskern - verbeterde verkeersstructuur en herstelde historische bouwwerken en vestingwerken voor toerisme - traditionele opbouw en architectuur
27
2. Woonwijken Westelijke Tuinsteden (Amsterdam) - karakteristieke herhaling van bouwblokken én de afwisseling van hoog- en laagbouw, volgens de stedenbouwkundig principes van CIAM - hiërarchische opzet van infrastructuur en groenstructuur met bijbehorende beplantingsprofielen - evenwichtige verhouding tussen bebouwd en onbebouwd Kerschoten (Apeldoorn) - stedenbouwkundig plan naar Scandinavisch voorbeeld - afwisseling van gebouwtypen en gebouwhoogten - bebouwing in groene setting binnen de hoofdwegenstructuur Uitbreidingsplan Heuvel (Breda) - combinatie van moderne en traditionele stedenbouw en architectuur - hoge kwaliteit van architectuur en inrichting openbare ruimte en groen - groepering van buurten rondom pleinen `t Hool (Eindhoven) - stedenbouwkundige architectuur, samenhangend ontwerp van woning en wijk, privé- en openbaar groen - robuuste en tegelijkertijd gedetailleerde verschijningsvorm en materiaaluitdrukking Emmermeer, Angelslo, Emmerhout (Emmen) - compositie van 3 wijken rond bos in voormalig veengebied - hiërarchisch stratenpatroon met centraal gelegen voorzieningenstroken - experimentele woningbouw en ruime groenvoorziening Mariahoeve (`s Gravenhage) - wijkverkaveling in vrije compositie - verdeling van de wijk in zes buurten door stelsel van hoofdwegen - vrijstaande gebouwen in het groen met afwisselende woningtypologie De Wijert Noord (Groningen) - herhaalbare module van de wooneenheid (stempel) als basis van de verkaveling - afwisseling tussen laag- en middelhoogbouw Vrieheide (Heerlen) - modernistische mijnwerkerskolonie - stratenbeloop geënt op de hoogteverschillen van het terrein - technologisch vernieuwende architectuur Klein Driene I en II (Hengelo) - stempelverkaveling in groene setting - combinatie van modernistische en traditionele architectuur en stedenbouw Plan Zuid, De Pettelaar (`s Hertogenbosch) - ruim opgezette middenstandswijk met zorgvuldige aanhechting aan de historische binnenstad - modern stedenbouwkundig plan met traditionele architectuur (Bossche School) - rijkere architectuur in diverse woningtypen met bijzondere detaillering De Heuvel en Prinsenhof (Leidschendam  Voorburg) - zeldzame grootschalige hovenverkaveling - op antropologische principes gebaseerde verhouding bebouwd-onbebouwd - bijzondere bebouwing/voorzieningen binnen de hoven Pottenberg (Maastricht) - een van de vier uitbreidingsschillen met een hiërarchische opzet met vier kwadranten - parochiewijk met mix van arbeiderswoningen en woningen voor beter gesitueerden
28
-
Voorzieningen centraal in de wijk op kruispunt van wegen
Nagele (Noordoostpolder) - structuur en bebouwing volgens de principes van het Nieuwe Bouwen - groepering van geclusterde bebouwing met platte daken rondom een centrale open groene ruimte, - omsluiting van het dorp door opgaande beplanting Ommoord (Rotterdam) - voorbeeld van woningproductie op toppunt van standaardisatie en industrialisatie - woonwijk volgens drie hoofdprincipes: infrastructuur, wooneenheden en groen - hoogbouwzone met grootschalige knikflats in parkachtige omgeving De Halve Maan (Utrecht) - naoorlogse invulling van vooroorlogs stedenbouwkundig plan - gevarieerde bebouwing in een traditionele stedenbouwkundige opzet met hoofdstructuren en zichtlijnen, - bijzondere functies in groene setting
3. Landelijk gebied De Groep e.o. (Veenendaal) - open en halfopen landschap met (indirecte) sporen van oorlogsschade en herstel tijdens WO II - vele boerderijen uit de vroege wederopbouw - samenhang en contrast met Grebbelinie Walcheren (Veere) - reconstructie van grootschalig geïnundeerd gebied, met centraal open gebied en perifere besloten zones - herstelde landgoederen en bospartijen, beplanting, deels met coulissekarakter - gemengd voorkomen van oude bebouwing en wederopbouw Beltrum I/II (Berkelland) - kleinschalig ruilverkavelingslandschap met weiden, bos, akkerlanden - gedeeltelijk behouden coulisselandschap met bochtige wegen - verspreid voorkomen van wederopbouw en oudere bebouwing De Scheeken (St. Oedenrode) - kleinschalig landschap met weiden, bos, akkerlanden en boomkwekerij - een door gevarieerde boomlinten verkamerd landschap - perifere zwermen van wederopbouw en oudere bebouwing Haskerveenpolder (Skasterlân) - zeer open veenweidegebied met convergerende strookverkaveling - dwars op kavels nieuwe ontsluitingswegen met jonge boerderijen - lineaire groenstructuren, eendenkooi, dijkjes, vaarten Maas en Waal - West (West Maas en Waal) - sterk gewijzigd, zeer open, grootschalig weide- en akkergebied - ingepaste eendenkooien, verspreide bosaanleg - quasi organische structuur van ontsluitingswegen, afwatering en boerderijlinten Vriezenveen (Twenterand) - ingrijpende ruilverkaveling met gedraaid en vergroot kavelpatroon en nog herkenbare hoogveenontginning - jonge boerderijlinten, deels met rijke groensingels - contrastrijk gebied: open/gesloten en oud/nieuw
29
Noordoostpolder (Noordoostpolder) - grootschalige droogmakerij met verspreide, rationeel geordende agrarische bebouwing en erven - ring van dorpen rond de hoofdkern Emmeloord - functioneel patroon van wegen en waterwegen met bijbehorende beplantingsprofielen
30
---- --