De Nederlandse Bank
Afdekking renterisico door Nederlandse pensioenfondsen vereist adequaat
liquiditeitsbeheer
Datum 8 juni 2011
Renteontwikkelingen zijn belangrijk voor de financiële positie van
Nederlandse pensioenfondsen. Uit een rondvraag van De Nederlandsche
Bank (DNB) onder 27 pensioenfondsen blijkt dat deze fondsen effectief
het renterisico gedeeltelijk afdekken.
Vooral voor verplichtingen met looptijden langer dan 5 jaar dekken
fondsen zich beperkt in tegen een wijziging van de rente.
Renteveranderingen kunnen ook gevolgen hebben voor de
liquiditeitspositie van pensioenfondsen. Uit de rondvraag blijkt dat
pensioenfondsen niet in liquiditeitsproblemen hoeven te komen bij een
stijging van de rente; adequaat beheer van het liquiditeitsrisico
blijft echter van belang.
De financiële positie van pensioenfondsen is gevoelig voor
veranderingen in de (lange) rente. Door het verschil in looptijd tussen
de beleggingen (korter) en de verplichtingen (langer) is de
rentegevoeligheid van de beleggingen doorgaans lager dan die van de
verplichtingen. Hierdoor verslechtert de financiële positie van een
pensioenfonds bij een rentedaling. De renteverandering heeft immers een
veel grotere invloed op de waardering van de verplichtingen dan op de
waardering van de beleggingen. Pensioenfondsen kunnen zich op
verschillende manieren beschermen tegen renteontwikkelingen. Zo kunnen
fondsen langlopende obligaties aanschaffen of gebruik maken van
derivaten zoals renteswaps. In het geval van een renteswap ontvangt het
fonds periodiek een vaste rente in ruil voor het betalen van een
variabele (korte) rente (zie figuur 1).
Betaalstromen renteswap tussen pensioenfondsen en tegenpartij
Gemiddelde renteafdekking volledig voor korte looptijden, beperkt voor lange
looptijden
In de praktijk dekken pensioenfondsen het renterisico gedeeltelijk af.
Dit blijkt uit de rondvraag onder 27 pensioenfondsen, die gezamenlijk
goed zijn voor 79 procent van het belegde vermogen van de
pensioensector. Figuur 2 toont daartoe een geaggregeerd overzicht van
de inkomende kasstromen van de rentegevoelige beleggingen tegenover de
uitgaande kasstromen van de technische voorzieningen per looptijd. De
technische voorzieningen zijn de huidige waarde van de verwachte
pensioenuitkeringen door een fonds. Als de uitgaande en inkomende
kasstromen voor een bepaalde looptijd gelijk zijn dan is de
dekkingsgraad van een fonds niet gevoelig voor veranderingen van de
rente met deze looptijd. Uit de rondvraag blijkt dat pensioenfondsen de
gevoeligheid voor veranderingen van de korte rente (looptijden tot en
met 5 jaar) feitelijk volledig hebben afgedekt.
Tegenover de kasstromen van de technische voorzieningen in de eerste 5
jaar staat immers een min of meer gelijke hoeveelheid aan kasstromen
van de rentegevoelige bezittingen. Voor looptijden vanaf 5 jaar tot en
met 30 jaar neemt de renteafdekking geleidelijk af, terwijl er na een
looptijd van 30 jaar sprake is van relatief weinig renteafdekking.
Verder blijkt uit de rondvraag dat pensioenfondsen de afgelopen twee
jaar niet significant meer of minder renterisico zijn gaan afdekken.
Gemiddeld genomen bedroeg het percentage van renteafdekking ongeveer 35
à 40 procent.
Kasstroomoverzicht verplichtingen en rentegevoelige beleggingen
pensioenfondsen
Per saldo beschikken de pensioenfondsen voor lange looptijden dus over
minder rentegevoelige beleggingen dan verplichtingen. Hierdoor is de
dekkingsgraad van pensioenfondsen gevoelig voor bewegingen van de lange
rente. Dit blijkt ook uit een berekening van het effect van
renteveranderingen op de dekkingsgraad. Op 28 februari 2011 bedroeg de
gemiddelde dekkingsgraad van de 27 pensioenfondsen 109,1 procent. Door
een daling van de rentecurve met 100 basispunten zou de gemiddelde
dekkingsgraad ongeveer 10 procentpunten dalen tot 98,8 procent. Door
een stijging van de rente met 100 basispunten neemt de gemiddelde
dekkingsgraad echter met meer dan 13 procentpunten toe tot 122,4
procent. Overigens verschillen deze uitkomsten per pensioenfonds. De
financiële positie van fondsen die het renterisico nagenoeg volledig
hebben afgedekt, zijn uiteraard minder gevoelig voor schommelingen van
de rente. Het is in dit verband belangrijk om op te merken dat de vraag
of en in welke mate pensioenfondsen het renterisico willen afdekken ter
beoordeling is aan het fonds zelf. DNB beoordeelt vooral het integrale
beleggingsbeleid in relatie tot de hierover wettelijk vastgelegde
bepalingen.
Liquiditeitspositie bij rentestijging
Naast een effect op de dekkingsgraad hebben renteontwikkelingen ook
invloed op de liquiditeitspositie van pensioenfondsen. Bij een
rentestijging neemt de waarde van een renteswap voor een pensioenfonds
af. Om tegenpartijrisico te vermijden is het fonds dan vaak verplicht
om onderpand te leveren aan de tegenpartij. Daardoor kan een
liquiditeitsbehoefte ontstaan en is er sprake van liquiditeitsrisico
voor het pensioenfonds. Uit de rondvraag blijkt dat 20 van de 27
pensioenfondsen bij een rentestijging van 200 basispunten over
voldoende staatsobligaties met een AAA kredietwaardigheid beschikken om
aan de onderpandvereisten te kunnen voldoen.
Tegenover de waardedaling van de renteswaps (van 38 miljard euro)
beschikken deze fondsen in dit scenario nog steeds over voldoende
staatsobligaties met een AAA kredietwaardigheid (63 miljard euro).
Overigens betekent dit niet noodzakelijkerwijs dat de overige zeven
fondsen in een dergelijk scenario over onvoldoende geschikt onderpand
beschikken. Naast AAA staatspapier kan immers ook cash dienen als
onderpand. Daarnaast zijn de onderpandvereisten bij bilaterale
overeenkomsten doorgaans ruimer opgesteld, zodat ook obligaties met een
lagere kredietwaardigheid als onderpand worden geaccepteerd. Een
noodzakelijke voorwaarde is wel dat de pensioenfondsen de betreffende
obligaties die als onderpand kunnen dienen op dat moment niet hebben
uitgeleend. Het is en blijft dan ook belangrijk dat pensioenfondsen bij
het aangaan van renteswaps - en even zo goed bij de inzet van andere
derivaten - ook de bijbehorende liquiditeitsrisico's meewegen vanuit
een balansintegrale benadering.