Rijksoverheid


14 juni 2011

Antwoorden op vragen van de Vaste commissie voor SZW

Uw referentie 26448

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid naar aanleiding van de brief van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 15 april 2011 over de voortgang van het overleg met het UWV, VNG en Divosa over multiproblematiek (26 448, nr. 146). De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

P. de Krom



Vragen van de leden van de VVD-fractie


1. In de brief staat dat de dienstverlening van het UWV Werkbedrijf overwegend digitaal plaats zal vinden. Voor een beperkt deel van de cliënten blijft face to face contact mogelijk. De leden van de VVD-fractie vragen zich af of de groep mensen met multiproblematiek onderdeel is van deze kleine groep. Wordt er ook nagedacht over een één-loket-gedachte voor mensen met multiproblematiek? Antwoord De wijze waarop de digitale dienstverlening zal plaatsvinden bij het UWV Werkbedrijf is nog in ontwikkeling; de volledige invoering is voorzien in 2015. De digitale dienstverlening betreft alleen de WW-populatie en de intake van de WWB. Ongeveer 10% van de WW-populatie zal nog wel face-to-face dienstverlening ontvangen. Het grootste deel van de cliënten met multiproblematiek heeft geen WW-uitkering. De exacte afbakening van de groep WW-ers die beperkt face-toface contact krijgt, heeft nog niet plaatsgevonden. De beslissing om face-to-face contact in te zetten voor een cliënt is steeds een i ndividuele afweging, waarbij de aanwezigheid van multiproblematiek logischerwijs zal meewegen. Voor gedeeltelijk arbeidsgeschikten geldt de beperking van 10% face-to-face contact overigens niet. In antwoord op uw vraag over de één-loket-gedachte constateer ik dat de regierol van de gemeenten de uitvoerders in de sociale zekerheid de mogelijkheden verschaft om samenhangende dienstverlening op meerdere terreinen aan te bieden. Door de uitvoering van het regeerakkoord worden taken op het gebied van de WMO, de AWBZ-zorg, de Jeugdzorg en Werken naar Vermogen bij gemeenten ondergebracht, waardoor de mogelijkheden van gemeenten om de dienstverlening meer integraal te organiseren groter worden. 2. In de brief wordt gesproken over de Persoonsverkenner, een recent door het UWV ontwikkeld instrument dat op basis van harde en zachte kenmerken van de klant de kans op langdurige uitkeringsafhankelijkheid voorspelt. Dit instrument lijkt een goed middel. Kan de regering aangeven wanneer bekend is of dit instrument ingezet kan worden voor de groep mensen met multiproblematiek? En wanneer wordt de Persoonsverkenner daadwerkelijk geïmplementeerd? Antwoord De Persoonsverkenner schat op basis van een aantal kenmerken de kans in dat een werkzoekende binnen 12 maanden het werk hervat (of na 12 maanden nog een WW-uitkering heeft). Deze kenmerken zijn bijvoorbeeld: leeftijd, problemen met de Nederlandse taal, arbeidsverleden, de eigen visie op terugkeer naar werk en het werkvermogen. Het instrument is in eerste instantie niet ontwikkeld om multiproblematiek te herkennen, maar een lage score op de genoemde kenmerken kan een indicatie zijn voor de aanwezigheid van multiproblematiek. Nader onderzoek is dan noodzakelijk om multiproblematiek daadwerkelijk te kunnen vaststellen. Een prototype is beschikbaar. Begin 2011 heeft op drie vestigingen een pilot plaatsgevonden met de Persoonsverkenner. De persoonsverkenner zal naar verwachting in 2012 worden geïmplementeerd.

3. Het project Fit 4 Work is een initiatief van UWV, de sociale diensten en GGD-en in de G-4. Kan de regering aangeven hoe de aanpak van dit project eruit ziet? Welke maatregelen kunnen er worden genomen? Welk beleid wordt er gehanteerd? Is er sprake van integraal beleid? Verder vragen de leden van de VVD-fractie zich af wat er specifiek wordt bedoeld met evidence-based methodiek. Antwoord De VVD-fractie constateert terecht dat de verantwoordelijkheid voor het project Fit-4-Work ligt bij de diensten Werk en Inkomen en de GGD-en van de vier grote gemeenten en bij het UWV. SZW ondersteunt weliswaar dit project, maar heeft geen primaire inhoudelijke verantwoordelijkheid. Fit-4-Work richt zich op het ontwikkelen van interventie-instrumenten voor cliënten met meervoudige problematiek met een arbeidsongeschiktheidsuitkering of WWB-uitkering die psychische en sociale problemen hebben, vaak in combinatie met een negatieve gezondheidsbeleving. Deze klanten zullen via een integrale aanpak
-waarbij professionals uit meerdere domeinen samenwerkenbegeleid worden naar regulier werk; het streven is dat minimaal 50% uitstroomt naar regulier werk. In de methodische aanpak van Fit-4-Work, loopt het reintegratieproces parallel aan het aanpakken van de andere problemen. De integrale aanpak moet inzicht bieden welke interventie voor wie onder welke omstandigheden het beste resultaat -in termen van uitstroomkansen- oplevert. Het project zal tussentijds gemonitord worden en na afloop worden geëvalueerd. Hierbij wordt gewerkt met een controlegroep. Ook worden de maatschappelijke kosten en baten in beeld gebracht. Met evidence-based wordt verwezen naar een dergelijke systematische aanpak die ervoor zorgt dat instrumenten worden ingezet, die eerder in de praktijk hun waarde hebben bewezen. Ontwikkeling van en dergelijke methodiek is mogelijk omdat het project een looptijd kent tot en met 2014. De methodiek zal ook beschikbaar zijn voor andere gebruikers, o.a. voor andere gemeenten . 4. De VNG ondersteunt 12 pilotgemeenten met het WMO-project `De Kanteling', waarin een nieuwe manier van werken ontwikkeld wordt ten behoeve van mensen met een beperking. Kan de regering aangeven wanneer er resultaten bekend worden van dit WMO project? Antwoord De resultaten zijn naar verwachting eind 2011 bekend. 5. In de brief wordt de Participatieladder genoemd. Kan de regering aangeven wanneer er resultaten bekend worden van de verdere ontwikkeling van de Participatieladder? Antwoord Er zijn al enige resultaten bekend en vanaf verantwoording 2011 zal verslag worden gedaan van de participatieontwikkeling. Inmiddels is 80­90% van de bijstandspopulatie ingedeeld op één van de treden van de Participatieladder of een ander vergelijkbaar instrument. Divosa heeft recent een eerste onderzoek gepubliceerd over de Participatieladder (Participatie-ontwikkeling in perspectief; over de klanten van de sociale dienst, mei 2011).

In dit onderzoek is gekeken naar welke mensen (wanneer) een integratie- of participatievoorziening krijgen en welke ontwikkeling gemeentelijke klanten in 2010 hebben doorgemaakt op de Participatieladder. 6. De regering heeft het voornemen in gesprek te gaan met de VNG over welke concrete belemmeringen professionals ervaren in wet- en regelgeving. De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd wanneer zij de uitkomsten van deze gesprekken kunnen verwachten. Antwoord De VNG is op dit moment bezig met een inventarisatie. Ik zal u in het najaar nader informeren over de uitkomsten van dit traject. Vragen van de leden van de PvdA-fractie 7. Heeft de regering een helder beeld van de aard en grootte van de multiproblematiek? Is voldoende duidelijk om hoeveel mensen het gaat en wat de meest voorkomende problemen zijn waarmee zij te maken hebben? Wat zijn de oorzaken van de samenloop van deze problemen? Is bekend bij welke instanties zij wel of niet aankloppen voor hulp en of zij zelfstandig de weg kunnen vinden naar de juiste instantie? Hoeveel mensen blijven buiten zicht? Hoeveel mensen zitten in meerdere kaartenbakken tegelijkertijd? Antwoord Aangaande aard en grootte, oorzaken, aantallen en meest voorkomende problemen, geeft het rapport Multiproblematiek bij cliënten een helder beeld. In dat rapport, dat ik u op 22 november 2010 heb doen toekomen, wordt geschat dat 40 procent van het aantal uitkeringsgerechtigden (harde kern vangnetters ZW, WAJONG, WAO, WIA, WW en WWB) -naast langdurige werkloosheid- te maken heeft met tenminste twee andere geregistreerde problemen op andere leefgebieden. Dat zijn 360.000 uitkeringsgerechtigden. De oorzaken zijn veelal individueel bepaald. De groepen waar multiproblematiek het meest voorkomt zijn: laagopgeleiden, zieke vangnetters, licht verstandelijk gehandicapten, exgedetineerden en in mindere mate jongeren met weinig motivatie voor c.q. afkeer van de arbeidsmarkt. Bij multiprobleemcliënten is er veelal sprake van een dynamiek met een neerwaartse spiraal indien niet tijdig wordt geïntervenieerd. De onderliggende problemen, zoals een lage opleiding, psychische en lichamelijke beperkingen, leiden vaak tot het niet kunnen vinden c.q. behouden van werk. Dit kan weer leiden tot financiële problemen en sociale uitsluiting. Het gevolg daarvan kan zijn dat er psychosociale problemen ontstaan, die sociale uitsluiting versterken. Na verloop van tijd vormt psychosociale problematiek een primaire belemmering voor de overgang naar werk. Als mensen bij gemeentelijke instanties aankloppen voor hulp, al dan niet op doorverwijzing van professionals of dat zij zich zelfstandig melden, worden er vanaf de start van de hulpverlening uiteraard dossiers bijgehouden. Bij welke instanties cliënten zich melden is divers en ook afhankelijk van hun hulpvraag. Cijfers over mensen die buiten het zicht van de hulpverlening blijven, zijn niet bekend. In het kader van de wijkaanpak, is in verschillende projecten geëxperimenteerd met het o pzoeken en ondersteunen van niet-melders tot achter de voordeur. Deze methodiek vindt navolging bij verschillende gemeenten.

8. De brief blinkt niet uit in uitvoerige informatievoorziening; hoe wordt de overgang van `oogsten uit de experimenten' naar `borging in reguliere dienstverlening' vorm gegeven? Antwoord Dit dient op lokaal niveau plaats te vinden. Met de VNG en Divosa zijn afspraken gemaakt over het ondersteunen van de platformfunctie van deze twee instanties, met het oogmerk de kennisdeling en het gebruik van die kennis door en tussen gemeenten te faciliteren. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van door uitvoeringspartners en departementale programma's (1 gezin 1 plan, Achter de voordeur, Erop af, doen en delen, etc.) ontwikkelde bruikbare methodieken voor de aanpak van multiproblematiek bij diverse groepen. Het gaat erom dat gemeenten en andere uitvoerders nu meer dan in het verleden, de reeds aanwezige kennis en ervaringen over (bewezen) goed werkende methodieken of de elementen daaruit benutten, door ze duurzaam een plaats te geven (borgen) in de eigen uitvoeringspraktijk. Juist door gebrui k te maken van bestaande methodieken waarvan bekend is dat ze goed werken, kan geld, mankracht en tijd bespaard worden en kan ook in tijden waarin minder publiek geld beschikbaar is, de dienstverlening voor deze cliëntenpopulatie op peil blijven. 9. Er wordt melding gemaakt van een eventuele aanpassing van de Persoonsverkenner voor cliënten met een arbeidshandicap. Wanneer wordt duidelijk of dit kan en wat de voor- en nadelen zijn van het werken met de Persoonsverkenner voor deze groep? Op welke manier verschilt de Persoonsverkenner met een persoonlijk gesprek met een goed opgeleide casemanager? Wordt er ook gedacht over toepasbaarheid van een dergelijke Persoonsverkenner andere groepen? Antwoord Naar verwachting zal in het najaar meer bekend zijn over de mogelijkheden om de Persoonsverkenner te benutten voor deze of andere groepen. De Persoonsverkenner wordt digitaal beschikbaar gesteld. 10. De regering zal de VNG vragen welke concrete belemmeringen professionals ervaren in wet- en regelgeving. Is hier nooit eerder naar gevraagd? Krijgt de regering niet voldoende signalen van dergelijke belemmeringen? Zal bij deze inventarisatie ook worden gekeken naar de oorzaken van deze belemmeringen? Op welke manier wordt rekening gehouden met de voorgenomen beleidswijzigingen? Zal de regering hierbij alleen de belemmeringen in professionele sfeer inventariseren of wordt bijvoorbeeld ook gekeken naar belemmeringen in wet- en regelgeving die burgers tegenkomen? Wordt in dat kader bijvoorbeeld de Nationale Ombudsman betrokken in deze inventarisatie? Wanneer kan de Kamer de resultaten en conclusies van deze inventarisatie verwachten? Antwoord De VNG heeft een oproep aan haar leden gedaan via de VNG website. Ik ga in gesprek met de Nationale Ombudsman over zijn mogelijke betrokkenheid bij deze inventarisatie, waarbij uiteraard rekening gehouden moet worden met de onafhankelijke positie van de Nationale Ombudsman. Ik zal u informeren over het resultaat.

11. Wat wordt de toegevoegde waarde van het gebruik van MKBA's in dit werkveld? Is meer inzicht in kostenverdeling de doelstelling of wordt er ook gekeken naar de `kosten en baten' van multiproblematiek? Antwoord De meerwaarde ligt in het helder op een rij zetten van de (verwachte) kosten en uitdrukkelijk ook de (verwachte) baten. Niet in enge zin, maar in brede zin, door alle relevante maatschappelijke effecten mee te nemen. Vragen van de leden van de PVV-fractie 12. Over welke experimenten met de dienstverlening aan cliënten met multiproblematiek gaat het? Zijn er experimenten, die een succes kunnen worden genoemd? Zo ja, welke en waarom zijn ze een succes? Zijn ze succesvol genoeg om te kunnen worden uitgebreid en om ze te borgen in de reguliere dienstverlening? Zo ja, waarom? Antwoord In de volgende experimenten en departementale aanpakken is gewerkt aan de verbetering van de dienstverlening aan cliënten met multiproblematiek: de zeven experimenten in het kader van de wijkaan pak, waaronder het experiment `Achter de voordeur', waarin in diverse gemeenten gezocht is naar een vernieuwende manier van dienstverlening aan gezinnen met meervoudige problemen, de aanpak 1 gezin 1 plan, de aanpak voortijdig schoolverlaten, nazorg ex-gedetineerden en de cultuuromslag Wajong. Deze lijst is niet limitatief. Verder zijn in tal van gemeenten specifieke projecten ontwikkeld, gericht op de aanpak van multiprobleemcliënten en ­huishoudens. Succesvolle elementen zijn via publicaties en via bijeenkomsten beschikbaar voor andere gemeenten. Ik verwijs kortheidshalve naar het recent verschenen e-book `Aan de slag, achter de voordeur' dat te vinden is op de weblink van de rijksoverheid: www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/aandachtswijken/documenten-en-publicaties. 13. Gebeurde er tot hier toe iets substantieel met mensen met multiproblematiek, specifiek op hen gericht, of bleef het bij de genoemde experimenten? Antwoord Ik verwijs voor het antwoord op deze vraag naar het antwoo rd op vraag 12. De Inspectie Werk en Inkomen constateerde in haar rapport `Maatwerk bij meervoudigheid' dat, daar waar tot enkele jaren geleden de groep cliënten met meervoudige problematiek nog aangeduid werd als het zogenaamde `granieten bestand', of als zeer moeilijk tot onbemiddelbaar, de aandacht voor deze groep nu meer en meer is verplaatst naar participatiegerichte begeleiding. Door samen te werken met partners buiten het stelsel van werk en inkomen, bijvoorbeeld met professionals uit de GGZ-hoek en de wijkaanpak en onderwijs, zoekt de uitvoering meer dan voorheen naar oplossingen die gericht zijn op activering van mensen met meervoudige problemen.